Een schoon getuigschrift, waardoor het publiek zoowel zich zelven als den componist vereert.
De toonkunstenaar Bernhard Zweers, zoon van eenen vader welke zich reeds voor eene halve eeuw door zijn stijlvol orgelspel, zijne smaakvolle voordracht van ernstige zangmuziek en de beminnelijkheid van zijn karakter onderscheidde, heeft een werk geleverd wat hem eene schoone toekomst voorspelt. Hij verdeelde het in vier deelen, zonder zich angstig te houden aan de proportiën, welke gewoonlijk aan eene symphonie gegeven worden; hetgeen ook volstrekt niet noodzakelijk is. De titels dier deelen zijn No 1 ‘In Neerlands wouden,’ No 2 ‘Op het land,’ No 3 ‘Aan het strand en op zee,’ No 4 ‘In de stad.’
Het is moeielijk te zeggen welk dezer deelen als muzikaal geheel het voortreffelijkst is, en welk deel het meest aan het gegeven opschrift beantwoordt. Mijns inziens zou men in 't algemeen voor het eerste deel moeten stemmen, ofschoon toegegeven moet worden, dat het laatste deel meer rijpheid van studie en gemak van bewerking verraadt.
De toonkunstenaar bezit ontegenzeggelijk eenen frisschen, oorspronkelijken geest, die zich echter meer vertoont in de vinding der melodieën dan in de algemeene conceptie. Daarom is het genot der onderdeelen vaak grooter dan de algemeene indruk. De indruk van een samenhangend geheel werd ons weder het meest door het eerste en laatste deel gegeven; door het eerste nog bijzonder, dewijl de indrukken van het woud, met zijn ruischen, zijne diepe lanen, zijne eenzaamheid, zijne hooge beuken en linden meer algemeen zijn dan die van de stad, waarin persoonlijke stemming veelal de indrukken wijzigt.
Zoo kon men ook (muzikaal genomen) geenen grooten afstand vinden tusschen het Land en de Zee. Dat ligt aan den hoorder. Deze deelen hebben eene grootere overeenstemming met elkaar dan de indrukken die ons veld en zee plegen te maken. De titels der stukken kwamen ons daarom eenigszins overbodig voor; den indruk, dien zij ons voorspelden, konden wij niet altoos deelen.
Maar smaakvol en zwierig zijn de thema's, zij vloeien natuurlijk in en uit elkaâr. Menige daarvan zijn zoo ongezocht en natuurlijk, dat zij weldra geheel populair zullen worden.
Zoo is er dan ook in dit werk geen jacht op (gelijk men pleegt te zeggen) effecten à la Wagner. Zweers gaat geheel zijnen eigenen weg, zijne inspiratie is altoos natuurlijk, en edel bovendien.