Dietsche Warande. Nieuwe reeks 2. Jaargang 3
(1890)– [tijdschrift] Dietsche Warande– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 304]
| |
Schilder-, etskunst, enz.
| |
[pagina 305]
| |
Wij leeren hier eene menigte buitenlanders kennen wier naam slechts zelden in onze catalogussen voorkomt. Lenbach schittert door de portretten van mannen die ons allen belangstelling inboezemen: Leo XIII, Bismarck, Döllinger, Strossmayer, Moltke, Gladstone, Liszt, enz. Vormen deze portretten reeds eene tegenstelling onder elkander, zij steken bovendien af bij de werken van Makart (graaf Zichy), Liezenmayer (kardinaal Simor), den Belgischen Lonsing (Mirabeau), Munkacsy (kardinaal von Haynald en Liszt), Navez (het gezin de Hemptinne), Wappers (baron Osy), Pieneman (kon. Willem I), E Wauters (Goffinet), enz., enz., allen ‘des gens très étonnés de se trouver ensemble’. Het is ons een waar genoegen in den catalogus, ter Inleiding, van antithèse piquante te zien spreken, omdat de César Corse van Paul Delaroche niet ver van Saint-Just, van Prud'hon, hangt, en daartegenover, Malou en Frère-Orban elkander aanzien, enz. ‘Les contrastes se heurtent, l'art les réunit tous.’ De opmerking is gelukkig, en voorzeker zijn deze tegenstellingen niet zoo geweldig als de verschrikkelijke, stootende contrasten, welke in gewone (!) tentoonstellingen voorkomen, waarvan men zelden zeggen kan: ‘De ware kunst vereenigt hen allen.’ Want er bestaan (Erbarmen daarmede!) nog geheel andere aanleidingen gevoel en verstand der toeschouwers uit een te rijten dan door het verschil der natuur van het afgebeelde voorwerp. Ja, men verkwikt zich hier, nu men slechts meesterwerken ziet, die tegelijk den kunstzin en de historische herinneringen bevredigen. En alle bonte, door en door bonte tentoonstellingen mogen verdwijnen, wanneer wij ook de kans liepen uitsluitelijk eenen Lenbach, een De la Roche, of Stevens of Wauters in eene afgesloten ruimte | |
[pagina 306]
| |
te zien te krijgen. Dan ware er zelfs een dúbbele reden om uit te roepen: ‘L'art les concilie (leurs tableaux)’ Want de gezamenlijke werken eens meesters maken noodzakelijk eenen harmonischen indruk: daar 's meesters ziel spreekt door de ziel van elk afgebeeld voorwerp. Lof zij daarom bij deze gelegenheid ook gebracht aan de Cercles artistiques te Brussel en te Antwerpen, welke aan onze Belgische meesters zoo dikwerf gelegenheid geven, hunne werken bijeen te plaatsen, om ze niet te hangen op eene ‘driejaarlijksche’, tusschen die van Jan, Piet en Klaas, die nog veel verwonderder kijken dan Leo XIII naast Döllinger. Eere zij daarom ook aan de ondernemers die de tentoonstelling van portretten van Mej. Thérèse Schwarze te Amsterdam (in het panorama-gebouw) in het leven riepen. Deze talentvolle schilderes verdient het ten volle, want waarheidszin, liefde, echt talent, krachtig koloriet en meestal zuivere teekening, karaktervolle opvatting, zedigheid van penseel, ernst van uitvoering in 't algemeen, leiden hare hand, hetzij zij den krachtigen kop van den ouden Westerman (1879), het merkwaardig gelaat van Frederik Muller, den uitdrukkingsvollen blik van den burgemeester van Thienhoven, den goedhartigen jubilaris W.C.A. Toewater, de geniale schets van het kind (Pensive 79), de sprekende portretten van den heer en mevrouw Labouchère (37 en 38), den vriendelijk lachenden heer G.A. Frank, haar eigen beeltenis, of zoovele uitmuntende kinderportretten op het doek werpt. Wij zeggen ‘op het doek werpt’; want mej. Schwarze schildert met groote gemakkelijkheid, wat haar wel eens verleid alle nevenzaken, zelfs de handen nalatig te bewerken. Hierin verschilt soms onze opvatting van die der kunstenares. | |
[pagina 307]
| |
Op haar eigen portret (78) zijn kop, arm en hand wel verzorgd; doch wanneer deze afgewerkt schijnen dienen strikken en kleed zulks ook wel te zijn, wil men den indruk maken van een geheel. Eenen enkelen kop te schilderen, zonder andere pretentie, heeft natuurlijk zijn raison d'être, doch daartoe is de voorstelling te groot, te grootsch. Blijkbaar zijn de stoffen opzettelijk veronachtzaamd. Zoo maken deze dan den indruk op grooteren afstand gezien te zijn dan het gelaat, wat in de natuur het geval niet kan zijn. 't Is alsof mej. Schwarze in dit opzicht eenigszins aan het zoogenaamd impressionnisme offert. De impressionnisten zijn in zoover logischer dan de hooger begaafde kunstenares, wanneer genen ook de gelaatstrekken met grenzenloos à-peu-près-stelsel behandelen. De oudere werken der schilderes vertoonen dit verschil van bewerking van hetzelfde beeld niet. Jammer dat vele harer uitmuntende werken op deze tentoonstelling niet konden verschijnen. Ditzelfde hebben wij ook, om nog eens daarop terug te komen, bij de Portraits du siècle te betreuren. Zoo ontbreken ons b.v.G. Guffens, de beide de Vriendt, J. Janssens en hoe vele buitenlanders niet! Bij voorbeeld het portret van Windthorst, door Sinkel geschilderd, de werken van vader Schwarze, enz. Verheugen wij ons in het gegevene, en doen wij er ons nut mede, de kleurrijkheid en pracht der Oostenrijkers te vergelijken bij de meer zedige en ernstige voordracht der Noordduitschers, den franschen zwier en het classicisme van het begin dezer eeuw, bij het haastige wat uit de werken van de jongere school (den tijd der telephons, sneltreinen en electrische stroomen) spreekt, en danken wij hartelijk de commissie voor de | |
[pagina 308]
| |
groote moeite welke zij zich gaf, om ons dit heerlijk kunstgenot te verschaffen, wat ons slechts bij groote uitzondering, en ten gevolge van ware en aanhoudende inspanning kan geschonken worden. En om nu nog van eenige begaafde belgische kunstenaars te gewagen... Hoe zouden wij het portret van baron Goethals, door den voortreffelijken meester J. de Lalaing niet bewonderen!... Niet spreken van Agneessens, Cluysenaer, Herbo, Portaels, Robert, Slingeneyer, de Winne, die gerust met vele fransche en andere meesters kunnen wedijveren, al leverde Bonnat ook den voortreffelijken beeldhouwer Barye, en de rijk beperelde baronesse James de Rotschild (kardinaal Lavigerie ontbreekt). En Alma Tadema, die het merkwaardige portret van Washington zond! enz. Allen meesters van groote vermaardheid. Wij moeten ons overzicht bekrimpen.....Ga naar voetnoot(1) Alb. Th. |
|