Dietsche Warande. Nieuwe reeks 2. Jaargang 3(1890)– [tijdschrift] Dietsche Warande– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 224] [p. 224] De zang des Gevangenen. Naar het Fransch van Monseigneur Dr A. Van Weddingen. DE lucht is rein; ginds in de groene weiden Merk ik de kudden grazen hoogverblijd, De vogel zich in 't malsche mosch vermeiden, Terwijl hij zingt aan 't bosch den lentetijd. Ik lig voor mijne zwarte traliestangen; Ik voel het lenteweertje zoel en teer; Ik zucht: hier zit ik, arme, droef gevangen! Misschien krijg ik eens mijne vrijheid weer. De lente bloeit; de warme zonnestralen Verspreiden overal en glans en vreugd; De bronne ruischt in 't riet, vloeit door de dalen; De herder zingt zijn lied, 't gemoed verheugt! En rond den eik, gekroond met bloemenkransen, Daar komen kindren saam in deugd en eer; Ik zucht, terwijl ik zie hun vroolijk dansen: o Vrijheid! Vrijheid lief! kom weer, kom weer! Ja. vroeger in mijn dorpjen, lief gelegen, Kende ik, als knaap, ook dagen van geluk! Bij avondfeesten, spel en moederzegen.. Ach, daaraan denken vult mijn oog. met druk. Wie geeft mij weer de kussen mijner moeder, Een engel, rein gedaald uit hooger sfeer! Wie geeft ons huije weer, een deugdbehoeder, Wie geeft mij vrienden, werk en vrijheid weer? [pagina 225] [p. 225] Ver van die streek, vol zoete erinneringen, Gebannen, eenzaam, waak ik droefgezind, Mijn moeder kan heur smerte niet bedwingen, Ach, nimmer ziet zij heur rampzalig kind! 't Is koud en duister, tusschen kille muren, Lijd ik op dezen harden steen zoo zeer... Komt soms de zon hier schamper op mij gluren, Dan roep ik weenend: Vrijheid keert, ge weer? Maar eensklaps klinkt het klokje der kapelle, Die hemelstem laat mijn gemoed niet koel... O, Angelus, gij golft als balsemwelle In 't lijdend hart, vol weemoed en gevoel! 'k Leg 't bleeke voorhoofd biddend op de steenen, 'k Ben plichtig, 'k buk gedwee en boetend neer: O, Engel Gods verhoor mijn smeekend weenen... Geef d'armen lijder, ach, zijn onschuld weer! Vorige Volgende