| |
| |
| |
Bericht.
Werken die niet vrachtvrij te Leuven of te Gent aankomen, worden teruggezonden of ten minste niet aangekondigd.
| |
Boekenkennis.
Rübsam (Taxis), Kirsch (Schisma), Dehaisnes (Bellegambe).
Drie uitheemsche geschiedkundige werken, hoogst belangrijk voor de Nederlanden, hebben ons op het einde van verleden jaar zeer aangenaam verrast.
Het eerste is in Duitschland verschenen, het tweede te Rome, het derde te Rijsel.
Het in Duitschland gedrukte boek is door doctor Joseph Rübsam uitgegeven, met den titel: Johann Baptista Taxis, ein Staatsman und Militar unter Philipp II, und Philipp III, 1540-1610 - Freiburg im Breisgau, Herder, 1889. in 8o.
Taxis, een Brusselaar, was zoon van Jan-Baptist Taxis, hoofdmeester der keizerlijke posten. Onder Philips II en Philips III, koningen van Spanje, toonde hij zich een wakkeren staatsman, als afgevaardigde in Frankrijk. Hij bewees grooten dienst aan zijne souvereinen gedurende zijn verblijf te Parijs, in zijne betrekking tot de hoofden der fransche Lige, bijzonder gedurende den twist over de troonsopvolging ten voordeele der Infante Isabella. Taxis was ook een merkwaardig schrijver en krijgsman, wel bekend door zijne Commentarii de tumultibus belgicis sui temporis, van 1559 tot 1598, door Heynrik van Papendrecht uitgegeven.
Over de staatkunde van Philips II in de Nederlanden had hij dezelfde gevoelens als de kardinaal Granvelle: de katholieke godsdienst moest de overhand hebben; de gehoorzaamheid aan den koning was naar zijne meening het eenigste middel om de twisten te dooven, den tegenstand te breken. Men moest zachtmoedigheid in plaats van geweld aanwenden; geene wraak tegen de opstandelingen mocht van 's Konings wege geoefend worden
| |
| |
alles moest krachtens de traktaten weder op den ouden voet gesteld worden.
Taxis inderdaad was geen vriend van Alba's handelwijze. ‘Albanus denuo,’ zegt hij in zijne Commentarii, ‘apud Belgas maximum conflavit odium, dubioque procul rebus regiis summopere nocuit, quo magis magisque in Albanum omnium animi incanderentur.’ ‘Alba heeft onder de Nederlanders den grootsten haat gestookt; hij heeft zonder twijfel aan de belangen des konings geschaad, waardoor de geesten algemeen meer en meer in woede tegen Alba's maatregelen zijn ontblaakt.’
Rübsam, wiens werk over de abdij van Fulda, wel bekend is, heeft over Taxis alle noodige gedrukte bronnen, waarvan hij eene volledige lijst opgeeft, geraadpleegd. Wij hebben geene onuitgegeven stukken gevonden, dan alleenlijk over de keizerlijke post, door Taxis' vader ingericht. Voor de geschiedenis van het postwezen zijn deze stukken hoogst belangrijk.
De tweede studie waarover wij te spreken hebben, is een artikel van J.P. Kirsch, onder den titel: Lütticher Schisma vom Jahre 1238. Romische Quartalschrift für Christliche Alterthumskunde und für Kirchengeschichte, door doctor de Waal uitgegeven en in aflev. 2 en 3 van 1889 verschenen,
Dit Schisma tusschen het pausdom en de Hohenstaufen is ons door de geschiedenis alreeds bekend; insgelijks zijn ons de geschillen tusschen den Paus en het kapittel van St. Lambrecht, te Luik niet vreemd. Gilles d'Orval geeft ons hierover de noodige inlichtingen, ter gelegenheid der keus van den nieuwen Luikschen bisschop, na den dood van Jan II. Een deel der kanunniken van genoemd kapittel, droeg Willem van Savoye, broeder van Thomas, graaf van Vlaanderen voor, anderen gaven hunne stemmen den proost van Maastricht en van Aken. De Heer Kirsch doet hierover zeer bemerkensweerdige mededeelingen. Hij heeft 19 pauselijke en tot nu toe onuitgegeven bullen laten overdrukken, van 18 november 1338, 23 januari, 29 mei, 1, 2, 3, 4 en 8 juni, 1, 7, 13 en 20 juli, 3 augustus 1239, 22 juni, 2 augustus 1240, en 5 januari 1245 medegedeeld.
Het derde boek wat wij willen bespreken, handelt over eene onzer oude schilders van het begin der 15e eeuw. Mgr Dehaisnes heeft hierover zeer volledig gehandeld, in zijne laatste uitgave: La vie et l'oeuvre de Bellejambe, Rijsel, 1889, in 8o.
De schrijver is zeer gekend door zijn: Histoire de l'art dans la Flandre, l'Artois, le Hainaut avant le XVe siècle, die voor eenige jaren in België en in Frankrijk zeer wel onthaald is geweest, zoowel door de geschiedkundigen als door de kunstliefhebbers.
Mgr Dehaisnes is archivaris en heeft vele jaren in 's lands archieven te Rijsel doorgebracht. Onvermoeid in het opsporen, is het hem gelukt vele bijzonderheden over Bellegambe, zijne familie, zijne afstamming en gewrochten te verzamelen.
| |
| |
Bellegambe is omtrent den jare 1470 te Douai, eene oude Waalsche stad in Fransch-Vlaanderen geboren, en is omtrent 1534 gestorven.
De schilderijen van Bellegambe waren Quiedriardini zeer we bekend. Deze schrijver noemde den kunstenaar ‘maistre des couleurs, le peintre éveillant’. Vasari in 1568 en Frans de Bar spreken insgelijks met lof over zijne gewrochten.
Bij welken meester leerde Bellegambe zijne kunst? Het is een raadsel, tot nu toe onopgelost.
Bellegambe was een kunstenaar die zich onder den invloed der Parijsche en Vlaamsche scholen aan het schilderen begeven heeft. Men voelt ook dat zijn penseel onder den invloed stond der scholen van Picardië, Vermandois en Amiens, en vooral van den trant van Simon Marmion te Valencyn, van Gabriel Clouet te Kamerijk, en van Prévost te Bergen in Henegouwen.
Zijne schilderijen zijn die van Anchin, te Douai: De onbevlekte ontvangenis, Le bain mystique, De drie Koningen, Christus onder de handen zijner beulen, Onze-Lieve Vrouw met het kind Jezus en De jongste dag, wat zich te Berlijn bevindt.
K. Piot.
P. Piel, Harmonie-Lehre. Unter besond. Berücksichtigung. d. Anforderungen f.d. Kirchl. Orgelspiel zunächst für Lehrer-Seminare bearbeitet. Düsseldorf. Verlag von L. Schwann; 282 p. gr. 8. Frs. 4,35.
Inhoud: Tonen. Maat. Tempo. Toonladders. Toonafstanden. Harmoniën. Septima-akkoorden. Omkeeringen. Dissonanten. Modulatie. Begeleiding v.h. duitsche kerklied. Pre- en Postludium v het geestel. volkslied. De Kerktonen en h. harmoniën. Begeleiding v.d. Gregor. Zang. Contrapunt. Kanon. Fuga.
Polyphonische zang. Uit deze korte inhoudsopgave zal de lezer verstaan, dat in deze Harmonieleer geheel het gebied der moderne muziek en der oude kerkmuziek is behandeld.
Er bestaat een opmerkelijk verschil tusschen dit bondige werk en andere handboeken van dezelfde soort, daar de bekwame en geleerde componist, Peter Piel, de kerkmuziek en vooral het orgelspel uit een nieuw oogpunt betracht. Men leze b.v. het hoofdstuk ‘Begeleiding v.d. Gregoriaanschen zang’, waar men vinden zal dat de schrijver zich geheel en al op het resultaat der diepzinnige studiën van Dom Pothier grondt, die omtrent het wezen van den Gregoriaanschen zang uiterst belangrijke ontdekkingen heeft gedaan.
Het ware beter geweest de latijnsche namen der toonfiguren van het Koraal ook in 't duitsch aan te geven, voor diegenen welke het latijn niet machtig zijn. De figuur, die in 't latijn Climacus genoemd wordt, zou men b.v. met de uitdrukking Trappenfiguur kunnen vertalen, enz.
| |
| |
De begeleiding v. het duitsche kerklied, diens Pre- en Postludiën en de benoodigde vaardigheid die van den scholier verlangd wordt, hebben wij nog nooit in soortgelijke werken zoo grondig zien verklaaren. Daarbij is de stijl vloeiend en klaar en de waarde van het werk nog door salrijke voorbeelden en vraagstukken verhoogd. Kortom het boek weze aan alle Organisten en bestierders van Gregorius-vereenigingen hertelijk aanbevolen.
W. Baeumker.
Madelghys' Kintsheit. Al de gekende fragmenten critisch uitgegeven en vergeleken met het duitsche handschrift door Jhr. Mr Napoleon de Pauw, werkend lid der Koninklijke Vlaamsche Academie. Gent, A. Siffer, 1889.
In dezen titel ligt reeds uitgedrukt, wat wij in dit nieuwe boekdeel des vlijtigen werkers in de Vlaamsche Academie te zoeken hebben.
De taak die de uitgever zich voorschrijft heeft hij met zorg vervuld. Uitleggingen, of vergelijkingen te geven schijnt niet in zijn plan te hebben gelegen. De beschrijving van het Heidelbergsche handschrift is getrokken uit de Geschichte der deutschen Dichtung van Gervinus. Ter vergelijking is de uitgave van Simrock gebezigd. Drukfouten zijn zeldzaam, papier en druk uitmuntend.
Jozef Maria Pignatelli. Eene schets van de uitdrijving en de opheffing der Societeit Jezus, door W. Van Nieuwenhoff, S.J. Tweede vermeerderde druk. Leiden, J.W. Van Leeuwen, 1889. 326 blz. in-8o.
Reeds in het jaar 1870 verscheen de eerste druk van dit belangrijk werk. Behalve de studien van Boëro, Bouffier, Crétineau-Jolly, De Ravignan, enz. bezigde de schrijver voor de tweede uitgave ook nog Gagarin, Les Jésuites de Russie en Stanislas Zalinski, Les Jésuites de la Russie blanche.
In der tijd was deze monographie van Pignatelli reeds een zoo welkomen gast in onze reeks van nieuwere geschiedwerken, dat het bijna niet noodig is er nog hoog van op te halen.
Wij ontvangen hier een beeld van gelaten lijden, en moedige vlijt, gelijk er weinige bestaan. De verdrijving uit vele staten was eene groote beproeving voor de orde. En al heeft H. Loyola ook gezegd dat een kwartier bidden vóór het H. Sacrament hem zelfs over de smart der opheffing van de orde zou kunnen heen helpen - dergelijke vrome zielen, komen niet alle dagen voor.
Merkwaardig blijft het ook ten allen tijde dat de toenmalige onhachelijke beheerschers van Rusland en Pruisen in de Jezuietenorde, welke uit katholieke landen werd verdreven, een middel zagen tot handhaving der orde in hunne staten.
Kommandant Rollier. Eene episode uit den Boerenkrijg. Drama in vier bedrijven door Lambert van Ryswyck. Gent, A. Siffer, 1889.
| |
| |
Rollier was een geduchte ‘patriot’ uit Klein Willebroeck Zijn hoofd werd door de Franschen op prijs gesteld.
Het stuk is eene boeiende voorstelling van eene belangrijke gebeurtenis in onze geschiedenis. De verwikkeling is niet zoo ineengeknoopt dat zij de zinnen verbijsterd, en het slot wekt niet tot wanhoop en geeft geenen zelfmoord te zien. Het einde van het stuk is de uitroep: ‘Weg met Frankrijk!’ met hopend oog op de toekomst. Het geheel is gezond van kleur en taal.
Het neemt eene goede plaats in naast het bekroonde werk van Hector Plancquaert:
Karel de Goede, graaf van Vlaanderen, drama in vijf bedrijven. (zelfde uitgever).
Eere wie eere toekomt! Alweder een recht nationaal en edel stuk.
De hoofdopsteller der Dietsche Warande heeft reeds bij zoovele gelegenheden in 't openbaar zijne meening over dit werk geuit, dat het onnoodig is daarop terug te komen. Wil men nog een enkele bijzonderheid? Welnu, vooral het tafereel bevattende de samenspraak van Deda met haren broeder is boven mate schoon, fijn gevoeld en krachtig geschilderd.
Notes sur le bréviaire Grimani et les manuscrits à minia tures du commencement du XVIe siècle, par Edgar Baes, lauréat de l'Académie de Belgique, de la Société des Beaux-Arts de Gand, etc. Bruxelles, impr. de Ve Jul. Baertsoen, succr de Bols-Wittouck, 1889.
De schrijver geeft een aantal geestige veronderstellingen over het beroemde brevier van kardinaal Grimani ten beste. De studie van dit brevier bewijst de kunde van den heer Baes in dergelijke onderwerpen. Hij vergelijkt achtereenvolgens alle gebedenboeken, welke met het brevier in eenige betrekking schijnen te staan, en er eene gedeeltelijke nabootsing van zijn. Hij beslist na vele uren studie, dat in elk geval de miniaturen door meer dan eene hand bewerkt zijn.
De geschiedenis der miniatuurschildering in de kloosters moet nog geheel en al geschreven worden.
Thans nu de oude kronijken, levensbeschrijvingen enz. door nieuwe uitgaven zoo gemakkelijk bereikbaar zijn geworden, is het de moeite waard die allen eens door te lezen uitsluitelijk met het oog op de kunstontwikkeling. Steph. Beissel heeft daarvan in de Dietsche Warande reeds een voorbeeld gegeven. (Zie 1888, 1e aflevering, bl. 1 vlgg.); moge dit door velen gevolgd worden.
La chasteté dans le christianisme. Encore, un mot à propos d'un médaillon artistique du XVIe siècle, symbolisant la chasteté dans le christianisme et l'impudicité dans le paganisme, par le Cte Maurin de Nahuis. (Extrait.)
De onvermoeide werker geeft alweder eene nieuwe vrucht zijner bekwame pen, ter gelegenheid van eenen boekband voorhanden te Roeaan, en voorstellend den kindermoord van Bethlehem
| |
| |
en Maria-Ontvangenis, met den eenhoorn en de geestelijke jacht.
De schrijver wijst op het verschil dezer laatste voorstelling met den pronkpenning vroeger door hem besproken, waarop hetzelfde onderwerp is afgebeeld dat menigmaal in ivoor en tapijtwerk is teruggegeven.
Jean Gossart de Maubeuge et le groupe Wallon de son époque, par Edg. Baes, laur. de l'Ac. des sc., lett. et beaux-arts de Belg., de la Soc. des b.-arts et de la litt. de Gand, etc. Brux. Julien Baertsoen, 1889. (Extrait.)
In 1495 vertoont zich de heidensche of renaissance-strekking in de versiering van het hotel Van Rode, te Leuven, en in de werken van Gossart en zijne medestanders. Zij vertoonen een mengelmoes van fijne bewerking der heiligen-figuren met zeer ongewijde naaktheid; van uitgedachte kleeding en versiering nevens overleveringen van gothischen aard, die meer als overblijfsels eener vroegere mode werden aangenomen, dan dat de kunstenaars-overtuiging daaraan waarde hechtte.
Kleedingstukken, gravuren en andere voorbeelden gingen van de eene kunstwerkplaats naar de andere om nagebootst te worden, en onderhielden eene kunst-conventie, welke aan eene hooge en vrije vlucht in den weg stond.
De heer Baes heeft dit alles zeer geestig opgemerkt en geknoopt aan wezenlijk zekere namen en dagteekeningen.
Le tombeau de Jacob van Maerlant à Damme, par le Bon Jean Bethune-de Villers. (Extrait.) Brux., Julien Baertsoen, 1889.
Een belangrijk verslag ligt hier voor ons over de mogelijkheid en de wenschelijkheid te Damme een grafteeken voor Maerlant op te richten, welke aldaar begraven ligt ‘onder de clocke’ De heer Bethune heeft aanspraak op al onze dankbaarheid voor dit schriftje. Wij hopen van harte op een goed gevolg.
Onderwerp en behandeling zouden bijzonder in de Dietsche Warande gepast hebben.
Dat de heer Bethune op 't woord vader der dietscher dichtren drukt, willen wij niet afkeuren. De schrijver weet toch wel te goed dat Maerlant niet een tijdperk der nederlandsche dichtkunst opende, maar een grootsch tijdvak sloot. Trouwens Maerlant zegt het zelf.
Führer durch die Orgel-Litteratur, bearbeitet von B. Kothe und Th. Forchhammer, Leipzig, Verlag von F.E.C. Leuckart (Constantin Sander), 1890.
Aan een dergelijk werk bestond wezenlijke behoefte, daarom moge het allen beoefenaars van het orgelspel en velen anderen kunstminnaars welkom wezen. Men vindt hier niet alleen eene rij van stukken voor orgel opgenoemd, maar ook alle bestaande werken, waarin het orgel eene hoofdpartij vervuld, zoowel met andere instrumenten, als met de menschelijke stem in koor of solo, vereenigd alsmede de theoretische schriften over het orgelspel worden opgesomd.
| |
| |
Het boekje geeft ook aanwijzing over de moeilijkheden en zelfs over de schoonheden der compositien, wat voor den jongen kunstenaar nuttig kan zijn. Veelal worden ook de toonaarden aangegeven, doch niet regelmatig. Overigens hebben wij geene onnauwkeurigheden kunnen ontdekken, en zij de uitgave warm aanbevolen.
Ueber die Anfänge des Bundes der Adelichen und der Bilderstürmer. Inaugural-Dissertation zur Erlangung der Doctorwürde, enz. von Joseph Kaufmann. Bonn, Hauptmann, 1889, 67 blz.
De schrijver geeft eene rij namen van mannen die met de beeldstormerij in betrekking staan, en komt tot de gevolgtrekking dat de storm drieërlei oorzaak had: 1o hetgeen te St. Truiden daarover in 't algemeen was gesproken; 2o de bandelooze woede des volks; 3o de persoonlijke invloed van eenige gezagvoerders.
Men weet hoe Marnix zich over de beeldstormerij uitsprak: ‘Men hadde de beelden moeten wegnemen zonder storm’.
The Times. Handleiding tot het verstaan van de hedendaagsche Engelsche taal, zooals die in het dagelijksch leven gesproken en geschreven wordt. Naar de Duitsche uitgave van Dr. Friedrich Landmann voor Nederlanders bewerkt en aangevuld, door E. Rittner Bos., met een woord van aanbeveling van C. Grondhoud, leeraar aan de hoogere burgerschool te Amsterdam. Amsterdam, M.M. Olivier, 1889.
De titel van dit werk geeft reeds een heel overzicht van den inhoud: uittreksels van het dagblad The Times over allerlei practische onderwerpen, nieuwtjes, advertentien enz.
Het zijn 255 blz. in-4o, in twee kolommen, op fraai papier gedrukt. De prijs is f 1,90 (fr. 4,00).
‘Het boek valt binnen het bereik van allen die zich eene meer uitgebreide kennis willen verwerven van het practische Engelsche volksleven, dan uit gewone leerboeken te verkrijgen valt; eene kennis welke, behalve voor practische doeleinden, vaak noodzakelijk is tot recht verstand van vele literarische werken. Het is dus uitsluitend bestemd voor meer gevorderde leerlingen, zooals bij voorbeeld die in de hoogste klassen van hoogere burgerscholen en gymnasiën, collegiën en athenaea. Overtuigd van de voortreffelijkheid van dit boek, aarzel ik niet om het, bij collega's en andere belangstellenden in te leiden, in de hoop dat het moge bijdragen tot de vermeerdering van veler kennis omtrent werkelijke, Engelsche toestanden.’
C.G.
Griechische Mährchen von dankbaren Tieren und Verwandtes, von August Marx. Stuttgart, Verlag von W. Kohlhammer, 1889, 150 bl. 8o.
Een hoogst belangrijk boekje, opgevuld van jaren lang verzamelde dier-mythen, dier-fabelen, enz. enz. Hier is stof voor een veel uitgebreider werk, en de schrijver zou dit zeker met goeden uitslag in 't licht geven.
| |
| |
Merkwaardig is bij voorbeeld het zinnebeeld wat in de slang werd gezocht, wiens naam heden nog door ongedoopte kinderen (δράϰος) wordt gedragen.
Ook de behandeling des eenhoorns ware belangrijk geweest; doch deze komt in Griekenland niet voor.
Nevens Cassels Schwan neemt deze studie eene schoone plaats in.
Eleanor. Histoire d'une âme, par une dame hollandaise. Ouvrage publiée par J.A. de Ryck, pr. Leide, J.W. Van Leeuwen, 1889, 338 blz. Over dit werk zijn reeds uitvoerige beoordeelingen geschreven. Wilden wij daaraan nieuwe bedenkingen knoopen en die met redeneering toelichten, wij zouden de ruimte verre overschrijden die ons ter beschikking staat. Hierin stemmen alle beoordeelaars overeen: 1o De naam des uitgevers is een waarborg voor den adel en de reinheid des inhouds. 2o Het is een werk dat aan alle jonge dochters kan in handen gegeven worden, zonder dat men behoeft te vreezen, dat de hartstocht er te zeer door wordt geprikkeld; evenmin als men door de beschouwing van een harmonisch gekleurd landschap aanleiding tot eene der hoofdzonden vindt.
Wil men eene enkele opmerking hooren? Welnu, Eleanor is wat al te ideaal. Het werk is geschreven door eene edele ziel, die op de wereld niet anders ziet dan engelen, of halve engelen en schurken, gelijk onze brave onderwijzer, in onze jeugd, op de school, de Romeinsche keizers verdeelde in ‘goede’ keizers en ‘slechte’ keizers Menschen waarvan Reintje de Vos het voorbeeld is kent la dame hollandaise niet; dat is: diplomaatjes, menschen van de opportuuité, slimmers, die altijd op de grens van de ondeugd wandelen, om hun doel te bereiken, of van den anderen kant zulken die ‘braaf’ zijn uit eigenbaat. Kortom, menschen gelijk de meesten zijn. De schrijfster schetst uitzonderingen.
Wij wenschen aan het verhaal eene snelle en groote verspreiding. 't Is verdiend!
Het volgende werk:
Phantasmagoriën, Kijkjes in en om ons door Maurits Smit, Cremer en C0, 's Gravenhage, 1889, 189 blz. kl. octavo (Prijs: onbekend) is geen werk voor jonge dochters, maar toch leerrijk en boeiend, al neemt men ook de daarin voorgedragen denkbeelden niet aan. De ophelderende nota's komen aan velen wel te pas, ofschoon wel eenige bepaalde wetenschappelijke kennis daaraan dient gepaard te gaan. Wij hebben hier gesprekken over opvoeding en onderwijs, die hun nut kunnen hebben; over de waarde van het stof en van den geest.... maar uitloopende in den volzin: ‘Wij wachten met groot verlangen het rijzen van den nieuwen dageraad’.
|
|