Dietsche Warande. Nieuwe reeks 2. Jaargang 3
(1890)– [tijdschrift] Dietsche Warande– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 107]
| |
[pagina 108]
| |
De bijzonderheden die hierna medegedeeld worden nopens den stamboom van Laureys van Papenbroeck, evenals over zijne rijmwedstrijden en zijn huisboek, zijn alle aan onuitgegevene bronnen ontleendGa naar voetnoot(1). Het eerste hoofdstuk zal den lezer de waarachtige afkomst van den beroemden Bollandist, Daniel Papebrochius doen kennen. Het tweede is eene bijlage voor de geschiedenis der antwerpsche rederijkers van het eerste vierde der XVIIe eeuw en bevat nauwkeurigheden die men nergens in gedrukte boeken aantreft. Wat het gerijmd familieboek van Laureys van Papenbroeck aangaat, het is wel zeker het eerste van dien aard dat uitgegeven wordt. Er bestonden in Antwerpen twee onderscheidene familiën van Papenbroeck in de XVIe en de XVIIe eeuw. De eene, oorspronkelijk uit Aken, was zoo schatrijk dat er haar wellicht nooit geene andere in onze koophandelstad overtrof. Ons dunkens was Marten van Papenbroeck, koopman, de eerste van dezen stam die zich aldaar vestigdeGa naar voetnoot(2). Hij stierf den 23en juni 1613, in de hoogen ouderdom van 92 jaren, zeven jaren na | |
[pagina 109]
| |
den dood van Margriet Luycx, zijne echtgenoote. Beiden waren van edele afkomst, gelijk men het eertijds bestatigen kon op hunnen gemeenen zerksteen die buiten de Sint-Lucaskapel in de cathedrale kerk lag. Dat deze van Papenbroecks ook in kristelijke deugden uitschenen, blijkt daaruit dat Jan, die van hunne vier kinderen welke den familienaam voortzette, en drie dochters met twee zoons achterliet, den eenen, Frans, priester, en den anderen, Adriaan, Jezuiet zag wordenGa naar voetnoot(1). Nederiger was de oorsprong der andere van Papenbroecks. Dezen ook uit Duitschland afkomstig, moesten, dank aan eenen der grootste Bollandisten hunnen naam vereeuwigen, terwijl hunne rijke naamgenooten door uitsterven in vergetelheid geraaktenGa naar voetnoot(2). | |
[pagina 110]
| |
In de levensschets van Pater Daniël van Papenbroeck door P. Conrad Janning opgesteld, lezen wij dat zijns vaders grootvader (avus paternus) eerst te Hamburg gevestigd was. Zoodanig was deze aan de katholijke leer vastgekleefd, dat hij in zijne geboortestad niet blijven wou, om rede het gevaar dat zijn eigen, en tengevolge, zijner nakomelingen geloof daar zou ontmoet hebben. Hamburg was immers in Katholieken en Ketters verdeeld. Hij verkocht dus al wat hij bezat en kwam te Antwerpen aanlandenGa naar voetnoot(1). In het opzoeken van den naam van dien man die zoo katholiek in merg en been was, zijn wij tot de overtuiging gekomen dat Daniël's levensbeschrijver hier onwetens eenen misgreep heeft begaan. 't Was zijns vaders grootvader niet, maar wel dezes overgrootvader die zich 't eerst in Antwerpen kwam vestigen. Tot bewijs halen wij hier het volgende aan. Er bestaat in het antwerpsch archief eene kopij van een handschrift, waarvan het oorspronkelijk stuk in het staatsarchief van Brussel bewaard wordt. De titel daarvan is deze: ‘Ontfanck van nuwen poorters die bynnen den tyde deser rekeningen poerters zyn geworden ende die poerterie van Antwerpen aengenomen hebben.’ Nu, in deze rekeningen, die de jaren 1503-1504 betrekken, komt de naam van een Jan van Papenbroec voor; deze, zoo men zien zal, was waarachtig de overgrootvader van Daniel's grootvader. Was deze Jan van Papenbroeck met vrouw en | |
[pagina 111]
| |
kinderen naar Antwerpen afgekomen? Of was hij toen reeds weduwnaar? Het aangehaalde uit Daniël's levensschets zou dit laatste doen gelooven. Wat er van zij, dat hij te Antwerpen in echt trad met Mechteld Kerstiaens, en dat zij te zamen aldaar twee zoons wonnen: Kerstiaan en Jacob, is zeker. Het blijkt uit eene akte van 19 october 1562, waarin het volgende voorkomt, ‘Kerstiaen van Papenbroeck, Janssone wijlen, timmerman en Barbara Beers, we lest van Jacob van Papenbroeck’ kavelden alsdan de nalatenschap van Jacob van Papenbroeck. De meubelen werden uitterhand verdeeld. Kerstiaan kreeg: ‘½ huys waervan hij de wederhelft van te voren bezat in de Vlierstege... en alnog, mits 16 ℔ brabts of 64 gls eens te betalen: ½ huys in de St Antoniusstraet tuschen het Cromhout en d'Lammeken.’ De weduwe kreeg ‘d'ander helft’. Dit was waarschijnlijk 't huisje waar Kerstiaans broeder stierf in 't jaar 1562. De stiel waarmede Jan van Papenbroeck zich geneerde, zal wellicht dezelfde zijn geweest dien Kerstiaen, zijn zoon, oefende. Eene akte van 1598 laat ons zien dat Jan van Papenbroeck in 1520 reeds gestorven was. Daarin is spraak van ‘1 camer oft huys en woninge met hofken in de Vliersteeg, door Mechteld Kerstiaens we Jans van Papenbroec den 21 januari 1520 der Peteraen Peters in geerfd is.’ De loodgieter Peter Peters was eigenaar van verschillige kleine woningen van denzelfden aard in de Vliersteeg. Het was ‘eene camere metten hofken’, van eene waarde van 25 schellingen rente, die Jans weduwe aangekocht had, den 8 Januari 1520/1. Dus, geene weelde! Kerstiaan van Papenbroeck, timmerman, trouwde met Anna Laureys, geboortig van Balen en had | |
[pagina 112]
| |
twee kinderen: eenen zoon met name Laureys, die den stiel van zijn vader voortzette, en eene dochter, Clara genaamd, die in echt ging met Sebastiaan van den Eynde, metser. Deze laatsten moeten nog al welhebbende burgers geworden zijn. vermits zij zich eenen zerksteen konden betalen in de abtelijke kerk van St MichielGa naar voetnoot(1). Wat Kerstiaan aangaat, wiens fortuino zoo wij hierboven zagen, zeer gering was, hij groeide door zijne werkzaamheid stillekens aan, en kon zich reeds in 1540 een beter huis verschaffen. Op datum van 17 Juni 1540, lezen wij immers dat ‘Kerstiane van Papenbroeck, timmerman’ en ‘Anna Laureys’, een huis met hofken kochten van Henri Clonenberch. Deze woning was in de Predikerenstraat gelegen en droeg den naam ‘De Herpe’. De koopsom bestond in 21 guldens rent, 't zij 336 guldens kapitaal. Dit was wel zeker nog geen paleis! En wat de schatting van zijne woning nog verminderde, was dat de Herpe met eene rente bezet was. Deze werd alleen 40 jaar later, na den dood van Anna Laureys, Kerstiaans' echtgenoote, afgezet. Het volgende strekke hiervan tot bewijs: ‘Kerstiane van Papenbroeck, timmerman, pro se et pro Laureyse en Clara, zijne en wijlen Anna Laureys huysvrouw wettekinderen. In voldoening van tgene zij het sterfhuys schuldig zyn van Elisab. Ruelens ter sake van verloop van 5 gls rent bezet op het huys de Herpe, Predikerenstraat, gaven aan do Elisab. over 11 sch. 2 penn. brabts enz.’ Bij gebrek van doodsboek doet de akte die volgt verstaan dat Kerstiaan te Antwerpen stierf in 1598, waarschijnlijk in de maand April: | |
[pagina 113]
| |
1598, 4 mei. Laureys van Papenbroeck, timmerman en zijne zuster Clara, echtgenoote van Sebastiaan van Eynde, metser, deelen de nalatenschappen hunner ouders Christiaen van Papenbroeck en Anna Laureys. ‘Laureys krygt huis met hofke de Herpe, Predikeren strate (bij St-Michielsklooster), gekregen door vader en moeder in 1540. Clara krijgt 1 camer oft huys en woninge met hofken, in de lange Vliersteeg (St Andreas kwartier), daer Mechtelt Kerstiaens we Jans van Papenbroeck den 21 januari 1520 Peteren Peters in geerfd is.’ Zoo men het bemerkt, was door het werken van Kristiaan de fortuin zijner familie sedert eene eeuw niet aanzienlijk vermeerderd geworden. Laureys van Papenbroeck. Kerstiaans zoon, was daarentusschen getrouwd, maar de naam zijner vrouw heeft aan alle opzoekingen ontsnapt. Van eenvoudigen timmerman, werd hij door zijnen vlijt en zijne eerbaarheid, uit achting zijner medeburgers, met den titel van deken van het timmerliedenambacht vereerd. In 1586, was hij met zijne medewerkgezellen werkzaam in het Kasteel van Antwerpen. Dit doet ons het volgende kennen: 1602, 18 december. ‘Laureys van Papenbroeck, timmerman, out deken en nu ouderling en gezworen van der timmerlieden ambacht alhier te Antwerpen, juravit dat hij met zijn mede werckgesellen in 1586 heeft gewrocht aen de huysen en andere edificien binnen den casteel alhier, gelijk inhoudende is de rekening die hij getrouwelijk gecopieerd heeft uyt den memoriaelboeck by hem daarover geschreven en gehouden.’ Alsdan werden er hem eerst 612 guldens betaald op de som van 1080 gl. 10 ½ s. die men aan 't ambacht schuldig was, en later nog 400 gulden. Eenige jaren nadien, den 11 juli en den 16 mei 1607 | |
[pagina 114]
| |
ontvingen Laureys van Papenbroeck en Marc van den Doolagen, Dekens van 't timmerliedenambacht, eene rente in den naam hunner gezellen. Deze werkzaamheid heeft betrek op het heropbouwen, ten koste van de stad, van de binnenfronts der citadel, die door de borgers van Antwerpen, onder Marnix, in 1577, geslecht waren geweest en welke, na de overgaaf van Antwerpen aan de Spaanschen, door Farnèse hersteld werden. Laureys van Papenbroeck won met zijne vrouw drie kinderen, Laureys, Jossina en Margriet. Laureys werd in 't jaar 1585 geboren. Deze moest de vader van den beroemden Bollandist, Daniël, zijn. Hij moet van jongs af groote genegenheid tot het leeren aan den dag gelegd hebben, vermits hij van zijns vaders ambt afzag en, zonder twijfel de latijnsche studiën bij de Jezuieten van Antwerpen voltrok. Daniëls levensschrijver zegt zelfs dat Laureys zich ernstiglijk beraadde of hij het kloosterleven niet aanvaarden moest. In 1609, den 8n mei, zien wij dat Deken Laureys het huis De Herpe verkocht. Laureys, zijn zoon, was dan 24 jaren oud, en het is te vermoeden dat die verkoop gedaan werd om aan dezen het ambt van gezworen klerk van 't oudkleerkoopersambacht te verschaffen. Er bestonden te dien tijde tot tien zulke ambtenaars. Dit officie werd gewoonlijk aan de stad en tevens aan den voorganger afgekocht. In de XVIe eeuw, gold het 600 guldens van de eene en 800 guldens van de andere zijdeGa naar voetnoot(1). De gezworen oudkleerkoopers waren belast met de openbare verkooping en het schatten van roe- | |
[pagina 115]
| |
rende en onroerende meubelen; zij werden bijgestaan door gezworen klerken, een soort van greffiers die veel geld wonnen. Vruchteloos hebben wij trachten te achterhalen waar klerk Laureys van Papenbroeck alsdan woonde, omdat daar, hoogst waarschijnlijk, later Daniël van Papenbroeck ter wereld kwam. Wij denken dat hij zich om reden zijns ambts met zijn vader en Jossina en Margriet zijne zusters, in de nabijheid van de vrijdagmarkt gevestigd heeft. Deken Laureys leefde nog in 1610, maar hij moet korte jaren nadien gestorven zijn, want zijn naam komt sedert niet meer voor in de archieven. Het bewijs dat er eene verkaveling geschiedde tusschen Laureys, den klerk, en zijne twee zusters ontbreekt op 't archief, hetgeen doet vermoeden dat hun vader noch onroerend goed noch onderpandige renten achterliet. (Wordt vervolgd.) | |
[pagina 116]
| |
|