| |
| |
| |
Boekenkennis.
Romans.
Elise Pover, romantisch verhaal door J.F.G. Bredenberg (Pseudo: E.R.B.F. Grebden). Leiden, A.K. Adriani, 1890.
Schrijver en uitgever hebben eer van hun boek. Somtijds wekt de nuchterheid der karakters wel eens tot eenen glimlach, maar deze geldt dan ook evenzeer de waarheid der voorstelling. Verhalen, als dit, schoon uit het dagelijksche kantoorleven geput, stichten nut in eene maatschappij, in een tijdperk vol jacht naar het nieuwe en verrassende. Wij zijn nu eenmaal in die spoorwegbeweging en klapkoord-snelheid!
Laat ons de richting der geesten zoo goed mogelijk gebruiken tot edelen vooruitgang! Dat doet de heer Bredenberg! En zijne schepping is in 't geheel niet kunsteloos, zijne opmerkingsgave niet alledaagsch, zijn streven is edel, zijn stijl is gezond, zijne karakter-beschrijving op het leven afgezien. Heil! goed heil dus met dat fraaie boekdeel!
Molleke! Drij novellen, door Is. Teirlinck. 2e Drij: Molleke! Arme Vleermuis! Van Stekelke en Stekelinneke. Rotterdam, Drukkerij P.J. Verlooy, 1889.
Vlaamsche novellen, welke aan geene jonkvrouw in handen kunnen gegeven worden, uit vrees dat hare kieschheid of goede smaak daardoor worde gekwetst, zijn zeldzaam. Vraag daarentegen eens naar de voortbrengselen van La jeune Belgique!...
Een oog daarop is genoeg den franschen invloed op 't goede vlaamsche volk te doen verwenschen. Wij heeten den heer Teirlinck, die buitendien reeds genoeg gekend is, hartelijk welkom, en bevelen zijn zedig boekdeeltje oprechtelijk aan leesgezelschappen en andere lezers aan.
| |
| |
| |
Dichters, enz.
Da Costa's meesterwerken, voor 't onderwijs en tot zelfoefening, met inleiding en aanteekeningen, door R. Schelts van Kloosterhuis. I. Inleiding en tekst. II. Aanteekeningen. Leiden, A.W. Sijthoff. kl.-8o XXXII, 93 en 136 blz.
Wij vinden hier eene nuttige voorrede, waarin gewezen wordt op het gevaar der uitleggingen van eenen philoloog, die niet door overmaat van letterkundig en historisch oordeel schittert. Vervolgens wordt ons eene levensschets van den dichter gegeven, die volgens den uitgever ‘steeds Jood is gebleven in aanleg, karakter, neigingen en sympathieën’. Deze woorden moeten met eene goede portie grani salis worden opgevat. Het eerste deeltje bevat Vijf en twintig jaren, Aan Nederland in de lente van 1844, Hagar, Wachter! wat is er van den nacht, 1648 en 1848, De Chaos en het licht, De slag bij Nieuwpoort. De uitleggingen in het tweede deel vervat zijn meest van historischen en zinverklarenden aard, veelal uit Da Costa's schriften zelven geput. Dit is een belangrijk voordeel; voor het onderwijs zijn deze aanteekeningen bijzonder goed bruikbaar.
Kortom, Da Costa verdient zulk eene studie, zulk eene vulgarisatie. Hij is te weinig gekend, dewijl velen hem als leerling van Bilderdijk beschouwen, dien hij altijd zijnen Meester noemt.
De lezer vergelijke hierbij de esthetische beschouwing, welke de heer Norbert van Reuth in 1889 voor de Dietsche Warande heeft bewerkt.
Allen die Da Costa's schoonheden nader willen leeren kennen vinden daarin eene heerlijke studie, welke het belangrijk werk van Schelts van Kloosterhuis op merkwaardige wijze aanvult.
| |
Schilderkunst, enz.
Oud en nieuw op het gebied van kunst en kunstnijverheid in Holland en België, door C. Ed. Taurel, met medewerking van andere Nederlandsche kunstenaars en letterkundigen. Amsterdam, Frans Buffa en Zonen, 1889.
Dit werk bevat merkwaardige studiën over genealogie (de Berkheydens), schilder- en oudheidkunde (De koppelpoorten te Amersfoort en eene schilderij van Jan Weissenbruch (met plaat)), het vervolg eener studie over de St. Laurenskerk te Alkmaar, van C.W. Bruinvis (met plaat), een afbeeldsel der Vlucht naar Egypte van Pateniers, enz.
Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde in de 16e eeuw, oor G. Kalff. 2 deelen. Leiden, E.J. Brill, 1889.
| |
| |
Voorloopig wijzen wij alleen op dit belangrijk werk, wat eene schoone plaats bekleedt in onze ‘Kunstgeschiedenis’.
Voor de lezers der Dietsche Warande behoefden wij dit laatste woord niet tusschen aanhalingsteekens te schrijven. De ‘kunst van het woord’ is zoowel eene schoone kunst als die van den beitel, het penseel, de graveerstift, enz., gelijk de heer Kalff terecht doet gelden. ‘Vele voortbrengselen onzer literatuur worden hier voor het eerst aan eene uitvoerige beschouwing onderworpen.’
Het werk wordt reeds aanbevolen door de namen van den schrijver en den uitgever.
De beoordeeling is door de redactie der Dietsche Warande aan eene kundige hand toevertrouwd. Zij volgt in de tweede aflevering van 1890.
Red.
De werken van J. van den Vondel, uitgegeven door Mr. J. van Lennep, herzien en bijgewerkt door J.H.W. Unger, 1639-1640: De Gebroeders, Joseph in Dothan, Joseph in Egypten; 1641-1642, Peter en Pauwels, Heldinnebrieven. Gent. A. Siffer, 1889, 246 en 249 blz.
De uitgave is zeer aan te bevelen, wegens den lagen prijs niet alleen, maar ook wegens de zorg door den kundigen Unger eraan besteed. Zij zal veel bijdragen tot de algemeene bekendheid met onzen dichter.
| |
Schoolboeken, enz.
Nederland en Insulinde. School- en Handatlas in 16 bladen, voor hoogere inrichtingen van onderwijs, alsmede voor huiselijk en kantoorgebruik, door F. Bruins, leeraar aan de Rijks-kweekschool voor onderwijzers, te Groningen. Uitgave van P. Noordhoff, te Groningen, 1889.
De heer Noordhoft is eene groote specialiteit voor schoolwerken. Hij stelt zich niet tevreden met kleine boekjes op slecht papier, smaak en gevoel voor uiterlijke schoonheid bedervend, aan de jeugd in handen te geven. Wat zijn huis verlaat is fraai, werkt gunstig op het schoonheidsgevoel der leerlingen, dat in o zen tijd soms jammerlijk wordt gekwetst. Bovengenoemd werk is weder een bewijs van Noordhoffs zorg in dit opzicht.
Wij ontvangen hier eerst een overzicht der gronden: poider veen, duin, enz., vervolgens eene algemeene kaart van ‘Nederland en zijne naaste omgeving’, ‘Geologische kaart van Nederland’, ‘Hoogtekaart van idem’, ‘Uitwateringskaart’, ‘Bevolkingskaart’, ‘Landbouw en veeteelt-kaart’, ‘Nijverheidskaart’.
| |
| |
Daarna volgen de provinciën en de hoofdsteden met hare omstreken; ten slotte - Insulinde, Java, ‘De kaart der buiten bezittingen’ enz. Men ziet hoeveel nieuws ons hier (al is het op wat kleine schaal) wordt geboden. De kaarten voldoen volkomen voor schoolgebruik. De uitgever heeft eene nieuwe palm veroverd.
Leesboek en Rekenkunde, door N.L.W.A. Gravelaar, teeraar aan de rijks-kweekschool voor onderwijzers te Deventer, II. Groningen, P. Noordhoff, 1889, fl. 1,25 (fr. 2,60), 196 blz. op schoon papier, in duidelijken druk.
Een verstandig boek, niet voor de kinderwereld, maar wel naar de behoeften van den tegenwoordigen tijd ingericht.
De fouten van het eerste deel worden hier verbeterd. Een aantal tijdschriften hebben Gravelaars werk (is het te verwonderen?) hoog geprezen.
| |
Toonkunst.
De Reizangen van Vondel's Jozef in Dothan, op muziek gezet voor gemengd koor met orgel- of harmoniumbegeleiding, door W.P.H. Jansen, R.K. Priester en leeraar aan het seminarie Hageveld, te Voorhout. Leiden, J.W. Van Leeuwen, 1889, 24 blz. laag fo.
Hier verschijnt voor 't eerst eene muziek op deze reizangen in hun geheel. De toonkunstenaar heeft overal den rythmus van den tekst met grooten eerbied behandeld; en te recht. Instrumentaal-muziek is vrij; muziek op tekst kan op geen ander leven aanspraak maken dan wat tot verheffing dient van alle geur en kleur der verzen gelijk de grieksche zang en onze liturgische zangen dit doen.
Hierin is de toondichter dan ook uitmuntend geslaagd. Doch de intentie des componisten kan eerst in hare geheele klaarheid verschijnen door zijne eigene directe. Eenige teekenen van versnelling, vertraging, enz., enz. waren daarom niet ongepast geweest.
Het is in elk geval eene schoone proeve van ongebonden zang. Dat de kennis der harmonieleer overal doorstraalt behoeven wij niet te zeggen.
Daarmede zij het werk bij alle toonhevende, letterkundige gezelschappen aanbevolen.
Oude Nederlandsche liederen; melodieën uit d. souterliedekens, uitgegeven met inleiding, aanteekeningen en klavierbegeleiding door Fl. van Duyse. Eerste deel. Gent. Anroot-Braeckman, 1889.
De maatschappij der Vlaamsche bibliophilen, onder wier leiding bovengenoemd werk verscheen, heeft daarmede weder eenen grooten dienst aan de letterkunde en aan de kennis der Volkstoonkunst onzer voorvaderen bewezen.
| |
| |
Niet alleen de oude teksten waren onder den druk van het kunst-aristocratisme der zoogenaamde Renaissance-eeuwen verbasterd, ook de muziek der melodieën van de 15e, 16e en 17e eeuw had onder dien invloed duchtig geleden.
Daar in die eeuwen oor en oog zich sloten voor de kunst zooals die leefde in den boezem en op de lippen des volks, en de liefhebber zich alleen tot datgene wendde wat door de hooge heerschappen beschermd werd, begon men al meer en meer den volkstoon te vergeten.
J.F. Willems, was een der eersten die in Nederland weder aan 't verzamelen ging. Sedert zijnen dood in 1846 stonden verschillende anderen op, die wij hier met dankbaarheid gedenken. Hoe meer die liederen en melodieën gedrukt worden, des te duidelijker zal 't eindelijks zijn, hoe ons goede volk gezongen heeft. Heden komt nog aan velen als de wáre toon voor wat door anderen (b.v. van Duyse tegenover Coussemaker en zijne genooten) monsterachtig, dat wil zeggen onnatuurlijk, onhistorisch, onesthetisch, ongerijmd wordt geacht (verg. Het daghet in den Oosten). Van Duyse heeft zich met de vlijt van eenen daartoe geroepene, en met de zorg van eenen waren kenner aan den arbei d begeven, en dien gelukkig ten einde gebracht.
Al verschilt men ook met hem op eenige punten in de schatting of beoordeeling van maat, caesuur, prosodie, enz. daarover kan men niet langer spreken dan deze bladzijden toelaten. Dat van Duyse streng te werk is gegaan dient hem alleszins tot lof. Hij heeft aanspraak op onze groote erkentelijkheid, zoowel als zijne lastgevers, en hun secretaris de heer Obrie.
Uit de Natuur, geillustreerde twee- en driestemmige liederen, met gemakkelijke begeleiding voor plano of harmonium, voor zangschool, school en huis; woorden van W.A. muziek van R.v. Bruggen, organist van de nieuwe kerk te Groningen. Eerste twaalftal. Groningen, P. Noordhoff, 1889, fl. 0,60, (fr. 1,20) in-8o op zwaar papier.
De heer Noordhoff houdt er bepaald een hoorn van overvloed op na, waaruit louter prettige schoolboeken neerstroomen. Nauwelijks hebben wij er een dozijn doorgebladerd - alweer nieuwe, en nog eens nieuwe.
Uitvoerigheid des titels van 't voor ons liggend werk is ons een gemak - want hij bevat zoo te zeggen een overzicht van het werk, zonder dat de lezer het behoeft in te zien, om de eerste gedachte te krijgen wat het woord Uit de natuur eigenlijk beduiden mag. Het beekjen en de vischjes (no 7) is eene der opwekkendste en oorspronkelijkste melodieen; daarneven noemen wij Woudconcert (no 10). Lof der schepping (no 12) is een waardig slot van den tweeden bundel. De teksten zijn eenvoudig, natuurlijk, ongekuns- | |
| |
teld, zijn gedeeltelijk aan het hoogduitsch ontleend, maar doen Heye en Goeverneur niet vergeten, evenmin als de melodieën Butzemann, Schaukellied en anderen van Tausig overschaduwen.
Idem. Uit de natuur. In klein formaat, zonder begeleiding, als koorstem in kl. 4o 48 blz. Prijs: 35 (fr. 70); zeer aanbevelenswaardig, en ten deele ook reeds vrij algemeen gekend en vooral geschat. Dit deeltje bevat reeds twee twaalftallen. No 22 is sprekend van tekst en muziek.
Sommige herhalingen komen ons te veelvuldig voor. Ook zagen wij gaarne uitdrukkingen als jij bent vermeden; liever hooren we: ‘ge zijt.’
Vogelenzang. Kinderliederen voor twee stemmen, door S. Van Milligen, Groningen, P. Noordhoff,, 1889, fl. - 40 (fr. - 80). 64 blz. kl. 4o (Conscience-formaat).
Op keurige gedichtjes van Gouverneur, De Raaff, De Rop en anderen geschreven, zullen deze liedjes ingang vinden. Zij verdienen het wegens hunne eenvoudigheid, die geene navolging is.
De naam des uitgevers waarborgt het uiterlijk sieraad.
Zangoefeningen naar Daniël de Lange's Zangschool. Handleiding volgens de grondbeginselen van Galin-Paris-Chevé, bijeengeschikt voor schoolgebruik door W.H. de Groot Wz. Hoofd eener lagere school te Amsterdam. Tweede serie. Eerste stukje, Groningen, Noordhoff, 1889. 25 cents (50 centiemen), 44 blz.
Aan hen die de cijfermuziek kennen wijst zich hier de weg van zelf. Wij hebben bij den titel der 44 bladzijdjes niets te voegen, dan dat de opeenvolging practisch is gesteld voor jonge leerlingen. Over de methode van dit onderwijs willen wij hier niet twisten; het heeft in geheel Engeland en elders reeds zeer goede uitkomst opgeleverd; maar de eischen waren in 't algemeen niet hoog.
La musique congratulatoire en 1454, de Dijon à Ratisbonne, par Edmond vander Straeten, Bruxelles, Schott, frères, 1889.
N.B. Wij verwachten de toezending van dit werk.
L'Omelette, opérette en un acte, à l'usage des maisons d'éducation et des pensionnats; paroles de G. Stanislaus, musique de Charles Miry. Namur, librairie de Ad. Wesmael-Charlier.
Dit werk, ofschoon in 1883 uitgegeven, is ons nu eerst toegezonden. De pers heeft zich bijna algemeen gunstig daarover uitgesproken; de zwakke zijde is bekend. Uit achting voor eenen der beste toondichters van België in de 19e eeuw, roepen wij er nog eens de aandacht op. De uitgave in kl. fo is net en smakelijk, gelijk de spijs waarvan de titel spreekt. Wij zouden het haast eene Omelette aux fines herbes kunnen noemen.
| |
| |
Katholisches Leben im Mittelalter. En Auszug aus Kenelm Henry Digby's Mores catholici, or Ages of Faith, von Andreas Koeler, S.J. Vierter Band, X-XI Buch. Innsbruck, Druck und Verlag der Vereinsbuchhandlung und Buchdruckerei, 1889. Mk 9.60 (fr. 12),
Wij hebhen over het gewichtig werk, waarvan hier het vierde deel wordt uitgegeven, reeds in de 6e aflevering van 1889 geschreven, en kunnen slechts den aldaar uitgesproken lof herhalen.
Het is een boekdeel van 940 blz. op fijn papier in sierlijken druk, bevattende een overzicht der geschiedenis van het kloosterleven, b.v. dat der Cistersiensen in de 12e eeuw; eene beschrijving van gebouwen en inrichting, oorkonden, goud, zilver, oudheden, de kloostertucht, de studiën, het leven der kloosterlingen, enz., enz.
Wij treffen in een aantal hoofdstukken bijzonderheden omtrent de vervolging der christenen, waarover in het 9e boek uitvoerig wordt gehandeld. Kobler leverde een nuttig werk te meer, waarin zelfs vele bronnen worden aangegeven en wat, om deze redenen, den jongen leergierigen hartelijk wordt aanbevolen.
|
|