Dietsche Warande. Nieuwe reeks 2. Jaargang 2
(1889)– [tijdschrift] Dietsche Warande– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 647]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Nederlandsche en andere oudheden.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 648]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Het volgende grafschrift, dat men voorheen in de St. Pauluskerk te Antwerpen zag, is blijkbaar dat van den eigenaar van Nielerbroeck: Hier leet begraven Het is aan de Inscriptions funéraires de la province d'Anvers ontleend, welk werk het wapenschild dat den grafzerk versierde, in blanco laat. Twee rouwborden in de slotkapel van Niel schijnen betrekking te hebben op twee dochters van Robert v. Haeften(?) Het eene (van 14 Maart 1681) is versierd. met een ruitschild, gedeeld, 1 in zilver een zwarte vuursteen van het gulden vlies, vergezeld van 3 meerltjes van hetzelfde, 2, Châtillon, het schildhoofd beladen met een roode barensteel (v. Haeften); het andere (van 22 Juni 1673) voert hetzelfde wapen, maar zonder barensteel.
Na Robert van Haeften vinden wij de familie Arnouts in het bezit van Nielerbroeck, naar het schijnt sedert 1588. Pieter Arnouts gaf in 1597 de visscherij in den Rupel, langs zijne goederen, in pacht aan Egidius van Lijsbette (sic); Jacob Arnouts verhuurde haar in 1605 aan een onbekende. Hij had den 15n Mei 1600 aan ‘Carel Cornelissen en Jan Pieterssen Bal verhuurd de visscherij, bij Nielerbroeck buijtens dijcxs in den Schelde, beginnende | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 649]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
van 't sluijsken van Willebeecke opvaerts tot den ouden veer tegens over Eijckenvliet.’ Den 3n Februari 1612 verhuurde hij dezelfde visscherij aan Pieter Verdonck, voor den tijd van 6 jaren. Zijn vischrecht werd betwist door Carel de Warnier, te Rupelmonde; maar een vonnis van 27 September 1613 besliste in zijn voordeel. Een zekere van Ingen, die eveneens de rechten van Jacob Arnouts bestreed, werd afgewezen, den 18n Mei 1627. Den 1n Juni 1620 bezwaarden Jacob en Jan Baptist Arnouts ten behoeve van Adrian van Nispen hun aandeel aan het huijs van plaisantie en de goederen van Nijelderbroeck, die zij van hunnen vader, hunnen broeder Peter en hunne zusters Agnes, Francisca en Suzanna geërfd hadden, met eene hypotheek van 478 pond 5 stuivers 1 gr. vl. (M 48, p. 259). Pieter Arnouts senior had Nielerbroeck zwaar verhypothekeerd nagelaten. Cornelis Meertmans verkreeg als voogd der kinderen van Jan Baptist van Eversdijck, te hunnen behoeve eene beleening met het goed, waarop de grootvader dier kinderen eene rente van 600 gulden had. De raadsheeren Willem de Ruijsschen en Jan Baptist de Visscher, Heer van Schiplaeken, hadden daarop ook renten van 100 en van 75 gulden. Meertmans procedeerde tegen Lucas Hennick, die het beheer van het goed had en op zijne beurt in verzet kwam tegen de in-beslagneming door den Heer van Schiplaeken. Het proces werd den 15n Mei 1638 beslist. (Processen bepleit voor het leenhof van Brab., 804-1958.)
Later werd Philip van Erp, secretaris en thesaurier van den grooten raad te Mechelen, eigenaar van het | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 650]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
kasteel. Hij trouwde 1o Françoise Houwis, die in 1631 stierf, en 2o Isabella Crabbe. Hij werd bij zijne eerste vrouw in de St Janskerk te Mechelen begraven. Hun grafschrift luidt: Icy gisent Zooals wij boven hebben gezien, verkocht zijne weduwe Isabella Crabbe het kasteel aan Jan Carel Smissaert.
Op den 29n Januari en den 26n Maart van 1650 verheft Jacob van den Kerckhove, koopman te Antwerpen, de Heerlijkheid Niel en het slot Nielerbroeck en nog een stuk land te Niel, voor Gerard Reijnst en zijne zuster Constantia, weduwe van Jan Carel Smissaert, die als erfgenamen van hunnen broeder Jan, ieder de helft van dat goed hadden verkregen. (M. 9. pag. 65 en 77.) Constantia hertrouwde kort daarna met Willem (Guillelmo) de Raadt (of Raedt); wáár en wanneer hebben wij niet kunnen ontdekken. Evenmin is het ons gelukt over dezen Willem de Raadt en zijne familie nadere bijzonderheden te vernemen. Uit de omstandigheid dat de naam in de beleeningsacten meestal ‘de Raadt’ met aa, en niet | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 651]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
ae geschreven is, en, zooals wij zullen zien, Willem de Raadt en zijne vrouw eene volmacht laten verlijden voor den magistraat der stad Amersfoort, laat zich opmaken, dat dit echtpaar in de Noordelijke Nederlanden woondeGa naar voetnoot(1). Jacob van den Kerckhove, als gemachtigde der bezitters, verkoopt den 7n Maart 1653 voor notaris le Rousseau te Antwerpen, aan Jor Martijn Ignatius de Hornes en zijne vrouw Suzanna de Groote, de heerlijkheid Niel, het slot Nielerbroeck met het daarbij behoorende kasteleinshuis, stalling, duiventil en andere getimmerten, en 74 bunders land, voor de som van 93,500 gulden, waarvan 63,500 ten dage der beleening aan Gerard Reijnst moesten betaald worden; de overige 30 duizend gulden in het volgende jaar met bijpassing van 3 procent voor rente. Deze laatste som moest ten behoeve van den jongen Jan Carel Smissaert, zoon uit het eerste huwelijk van Constantia, op soliede hypotheek belegd worden. Op den 21n Maart 1653 verleenen Willem de Raadt en zijne vrouw, voor den magistraat van Amersfoort, volmacht op van den Kerckhove om de koopers voor het leenhof van Mechelen in het bezit der goederen te stellen. Eene gelijke volmacht werd door Dr Gerard Reijnst, raad en gewezen schepen der stad Amsterdam, op den 26e van gemelde maand verleden voor den magistraat van den Haag, waarop den 17n Juni daarop volgende de beleening der koopers plaats heeft (M. 10, p. 147 vo.) In der tijd was verzuimd de ten behoeve van Antonia | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 652]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
van Canis, weduwe van Jan van Eversdijck en Hendrik 't Seraerts, ridder, heer van Millegem, en diens vrouw Maria de Herbais, op Nielerbroeck gevestigde renten bij het leenhof te laten boeken, wat volgens de wetten van het land van Mechelen noodig was. Dit verzuim werd 30 October 1655 hersteld en aan de rechthebbenden op de renten het kapitaal terugbetaald (M. 11, p. 30, 33, 36); den 28n April 1657 betaalden ook Gerard en Constantia Reijnst aan Jr Johan Antoon de Ruijsschen, heer van Elissem, zoon van bovenvermelden Willem, het kapitaal voor de van zijn vader geërfde rente, groot 100 gulden, op Nielerbroeck. (Ibid.) Dr Gerard Reijnst, raad en schepen der stad Amsterdam, stierf 29 Juni 1658. Bij zijne vrouw Anna Schuijt had hij deze kinderen:
Jan Carel Smissaert, zoon van Constantia Reijnst, was domheer te Utrecht, commandant van Montfoort en lid van de Staten van Utrecht. Hij trouwde 20 december 1674 Constantia Coijmans († 29 december 1723) en overleed 16 Januari 1708. Hij had vele nakomelingenGa naar voetnoot(1). | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 653]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Jor Martijn Ignatius de Hornes, de nieuwe heer van Niel, was ook heer van Rivieren en Geldrop; bij openen brief van 6 Augustus 1661 werd hij tot Schout van Mechelen benoemd. Hij was een zoon van Amand, edelman der aartshertogen Albert en Isabella, proviaat-meester (provedor) generaal der legers van de Nederlanden en van Bourgondië, en lid van den raad van oorlog, Heer van GeldropGa naar voetnoot(1), en van Isabella della Faille, dochter van | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 654]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Martijn, heer van de baronie van Nevele, van Heijdonck en Vichte, en van Sibylla Stecher; kleinzoon van dien vermaarden Amand de Hornes, heer van Geldrop, kapitein der infanterie, over wiens geboorte men zooveel geschreven heeft, en van Barbara de Jode of Jeude, vrouw van HardinxveldGa naar voetnoot(1), dochter van Arnout, heer van genoemde plaats, kastelein van Loevestein, en van Maria Boisot. Martijn Ignatius de Hornes, trouwde 1o Suzanna de Groote (in goud boven twee zwarte sterren en in den schildvoet een groen klaverbladGa naar voetnoot(2)), weduwe van Frans Meerts, dochter van Ferdinand en van Anna van Colen (dochter van Bartholomeus en van Susanna Tholincx), en kleindochter van Nicolaas de Groote en van Maria van BreuseghemGa naar voetnoot(3). | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 655]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Na den dood van Susanna, die op 22 Februari 1663 in het kraambed overleed, hertrouwde Martijn Ignatius de Hornes met Tita Johanna Marchant, vrouw van Marselaer, waarvan zij de helft verkreeg na den dood van haren vader Joachim, bij verheffing van 17 October 1668, terwijl zij de andere helft naastte van Cornelis van Reijnegom, ridder, heer van Buzet, Coensborcht, enz.Ga naar voetnoot(1). Deze helft was namelijk bezwaard met een kapitaal van 4500 gulden, naar 6 1/4% rente, ten behoeve van genoemden Cornelis van Reijnegom. Krachtens besluit van het leenhof werd het leen verkocht; de hypothecaire schuldeischer werd kooper voor 11600 gulden, en verhief het 10 October 1670; maar Tita Johanna Marchant liet op den 16e van dezelfde maand hare rechten op de heerlijkheid gelden ‘van bloedswegen’. Zij werd er mede beleend den 30e daaraan volgende, nadat zij van | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 656]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Reijnegom ten volle had afbetaald. (B. 377, p. 219 vo, - 223.) Martijn Ignatius testeerde met Susanna de Groote, 12 Januari 1663 (octrooi van 25 Juni 1657). Met zijne tweede vrouw vestigde hij, 9 Februari 1683 eene rente van 312 gulden 10 st. op de heerlijkheid Marselaer, ten behoeve van Igidius Dominicus de Pape, raad ordinaris in den raad van Brabant, en diens vrouw Anna Catherina Nocetti, welke rente werd afgelost 13 April 1686. Maar op denzelfden dag verhypothekeerden zij weder hun kasteel Marselaer met alle onderhoorigheden, voor 9500 gulden, ten behoeve van Jan Baptist Christijn, ridder, lid van den hoogen raad van Vlaanderen, van den raad van State en van den bijzonderen raad, hoofd-intendant van den krijgsraad, en zijne vrouw Catharina de Pretere. (B. 378 p. 78, 153, 156.) Op 21 Maart 1687 verheft Jor Martijn Ignatius voor hem zelven en zijne familieleden, die hem hunne aandeelen afstonden, door den dood van Catharina de Hornes, eene rente op een molen te Dieghem, genaamd Voortmolen, welke hij denzelfden dag overdraagt aan Jan Baptist Meeus, wijnhandelaar te Brussel en diens vrouw Eleonora Thoron. De verheffing had behooren te geschieden namens de zuster van Catharina, Maria de Hornes, die inmiddels was gestorven. De overige belanghebbenden waren Jor Johan Amand François de Hornes, Elisabeth, Maria, Maria Anna, Françoise Julienne, Johan François, Helena de Hornes, Johan van de Venne, erfgenaam van Augustinus Daniel de Hornes, geestelijke, Machteld en Maria Barbara de Hornes. (B. 378 p. 172.) Den 16n Januari 1687, laat Jor Martijn Ignatius de Hornes, Schout van Mechelen, Heer van Niel en | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 657]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Geldrop, enz. door George van den Driessche (bij procuratie van 28 December 1686 verleden voor Schepenen van Geldrop) ten behoeve van Jacob du Mont, alias Brialmont, voor een kapitaal van 4300 gulden eene rente van 268 gulden 15 st. op Nielerbroeck vestigen. (M. 15 p. 207.) Op 28 Februari 1688 doet hij voor notaris Croon, aan zijne vier dochters uit het eerste huwelijk, opgaaf van het haar, in verband van het met hare moeder gemaakte testament, toekomende wettelijke erfdeel, en machtigt hij van den Driessche, voor het leenhof het noodige te doen. Dit geschiedde 13 Maart. (M. 15 p. 268.) Op 11 Juni 1691 verheft Tita Johanna de HornesGa naar voetnoot(1) voor haar zelven en hare drie zusters, tot zekerheidstelling van haar erfdeel, twee derden in een huis met ongeveer 40 bunders land te Niel (Nielerbroeck), waarop zij als ‘sterfvrouw’ wordt ingeschreven. Jor Amand Adriaan de Hornes, zoon van Jan Frans, legt den eed voor haar af. (M. 16.) Jor Martijn Ignatius de Hornes en Susanne de Groote hadden 13 kinderen, die, behalve de onder 11 genoemde, allen te Antwerpen in de St-Jacobskerk gedoopt werden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 658]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 659]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 660]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Daar Martijn Ignatius de Hornes, de vader, een groot liefhebber van paarden was (amantissimus), richtte hij volgens getuigenis van een tijdgenoot, de Baron Jacob le Roy, op zijn goed eene stoeterij op. De berichtgever voegt er nog bij: et locus ille percommodus ob vicina ei pascua, in quce amaenus e domo prospectus, dum armenta in pabula aguntur (March. p. 269). Martijn Ignatius de Hornes, die dikwijls onder de leenmannen van het land van Mechelen voorkomt, stierf 30 Juni 1691, en werd bij zijne eerste vrouw in de kerk te Niel begraven onder een fraaie graftombe. Het opschrift luidt: | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 661]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
‘D.O.M. Men ziet uit het begonnen jaartal, dat de Hornes, als zijn sterfjaar op dit monument liet zetten, dat hij niet verwachtte de 18e eeuw te zullen beleven. Hij moet dus op hoogen ouderdom gestorven zijn.Ga naar voetnoot(1) Boven het grafschrift zijn twee wapenschilden. a) de Hornes: gevierendeeld, 1 en 4 in goud drie roode met zilver beslagene jagdhoorns (Hornes), 2 en 3 Châtillon, het schildhoofd beladen met een zwarte meerl (de Jode). b) de Groote: zooals boven omschreven. De eenige helm draagt het helmteeken van de Hornes: | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 662]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
een hermelijnen muts. Schildhouders: twee wildemannen die in de vrije hand eene op den schouder rustende knots dragen.
Jor Imbert (of Embert) de Hornes, verhief 25 Augustus 1691 de heerlijkheid Niel, zijn aandeel in Nielerbroeck en een halven bunder land te Niel (M. 16). Hij verkreeg ook Geldrop. Op aanzoek van Jan-Baptist Christijn, baanderheer van Meerbeke, werd de heerlijkheid Marselaer in openbaren verkoop gebracht, ingevolge besluit van het leenhoi van 16 October 1694; kooper werd Martinus Frambach, die de verheffing deed op 23 December daaraan volgende. (B. 379, p. 160.) Hij was 9 April 1652 in de St. Jacobskerk te Antwerpen gedoopt, en had zich bij huwelijkscontract op 31 Januari 1688, verleden voor den notaris Christiaan Harts te Lier, in den echt verbonden met Cornelia Manriquez. Zij komt ook voor met de voornamen Cornelia Elisabeth (of Isabella), en was dochter van Jor Alphonse, griffier van Buggenhoudt, Maldere, Liesele en LippelooGa naar voetnoot(1) en van Susanna Bogaerts, dochter van Jan Bogaerts notaris, drost en ontvanger van Rumpst, enz., en van Maria de NielisGa naar voetnoot(2). Omdat Imbert bij het huwelijkscontract van geen zijner familieleden vergezeld | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 663]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
was, houden wij het er voor, dat zij met die verbintenis niet ingenomen waren. De meerderjarige bruid werd bij die gelegenheid vergezeld door haren oom Jan van der Cammen, licentiaat in de rechten. Er wordt gemeenschap van goederen tusschen de aanstaande echtgenooten bepaald, met uitzondering van den aanbreng der bruid en van hetgeen zij later door erfenis zoude kunnen verkrijgen. De inkomsten en winsten zullen gemeen zijn. Wanneer de bruidegom het eerst zonder achterlating van kinderen komt te overlijden, dan zal de bruid de meubelen, juweelen, gereed geld en effecten verkrijgen, en, uit den boedel van haren man 12,000 gulden, alsmede het vruchtgebruik van zijn geheele vermogen, onder den last van de schulden te betalen. Maar, wanneer er kinderen zijn, dan zal de bruid de meubelen, juweelen en het vruchtgebruik van het vermogen van den man verkrijgen en de helft van de winst, maar niets van de door hem ten huwelijk aangebrachte gereede gelden en effecten. Zij zal de kinderen volgens stand laten opvoeden en bij hunne meerderjarigheid eene uitzet medegeven. Mochten de kinderen zonder testament voor de moeder sterven, zoo zal deze alle voordeelen genieten, alsof er geene kinderen geweest waren. Wanneer de bruidegom de langst levende mocht zijn, dan zal hij alle meubelen en alle gereed geld hebben, alsmede het vruchtgebruik van het vermogen zijner vrouw, onder den last van de schulden, en voorts de kinderen naar stand opvoeden en uitzet gevenGa naar voetnoot(1). Ten gevolge van een octrooi van den raad van Brabant van 14 September 1680, testeerde Susanna Bogaerts, | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 664]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
weduwe van Jor Alphonse Manriquez, op 23 Mei 1712 voor notaris van Caster te Mechelen, op den grondslag van een mutueel testament, dat zij op 2 November 1668 met haren man had gemaakt voor den notaris van der Elst te Londerzeel. Zij bepaalt dat zij in St. Janskerk te Mechelen begraven wil worden, beschikt brood voor de armen en stelt een groot aantal missen vast, en beveelt voorts dat hare jongste twee dochters, Cornelia Manriquez, vrouw van Niel, en Petronella, behouden zullen de goederen, die haar bij de voorloopige verdeeling, voor notaris Verhulst, 1 Augustus 1690, waren toegewezen, en evenzoo haar zoon Frans Ignatius en hare dochter Maria Theresia. De overige goederen worden gelijk onder de kinderen verdeeld. Van de onroerende goederen moet Petronella hebben een ‘eesterbosch’ genaamd ‘de Diepmeurter’ groot 1 bunder, gelegen te Op-Hombeek; Frans Ignatius twee stukken land te Rumpst, genaamd ‘de Misselblocken’ en een huisje in het ‘leckeruijstratien’ te Mechelen; en Maria Theresia het aldaar door de erflateres bewoondehuis in de Blockstraet. De gezamenlijke goederen van Frans Ignatius worden met fidei-commis belast, en moeten bij zijn kinderloos overlijden aan de jongste twee zusters of hare nakomelingen komen; ook moeten de goederen van de oudste dochter, na haren dood, aan de jongste twee zusters of hare nakomelingen, ten deel vallen. Mochten de oudste twee kinderen dit testament niet binnen acht dagen, na den dood hunner moeder schriftelijk bekrachtigen, dan zullen zij niets meer dan de legitime portie hebben. De schulden moeten door de kinderen gemeenschappelijk worden gedragen en de meubelen aan den meestbiedende der kinderen worden toegedeeld. De opbrengst wordt voor vroome giften en begrafeniskosten bestemd. Tot uitvoerder van | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 665]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
den uitersten wil wordt benoemd de pastoor der parochie van St. Jan te Mechelen, die voor zijne bemoeiingen 15 pattacons zal genieten. Getuigen zijn Jan O'Donnoghue en Jan Frans Quellinus. (M. 23. p. 324)Ga naar voetnoot(1). Jor Imbert de Hornes, zijne vrouw Cornelia Manriquez en zijne zusters Susanna en Tita, ongehuwd, en Francisca, met Jan Frans Quellinus, haren man, en zijn broeder Jor Martijn Ignatius de Hornes, nemen van Alexander de Bay, generaal majoor (markies bij diploma, d.d. Madrid, 23 Juli 1704) en zijne vrouw Cecilia van Wissenkercke, een kapitaal van 18000 gulden op, waarvoor zij hun eene rente op de heerlijkheid Niel en Nielerbroeck verleenen. Nicolaas van den Bergh, | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 666]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Schout van de heerlijkheid van Laere, dient de acte bij het leenhof in, den 9 Januari 1700 (M. 17). Imbert de Hornes testeerde met zijne vrouw te Niel, den 1 Februari 1703 en stierf aldaar 30 Juli van dat jaar. Cornelia Manriquez bezat het vruchtgebruik der heerlijkheden Niel en Geldrop en overleefde haren man tot 23 Mei 1744. Van Imbert de Hornes en Cornelia Manriquez zijn ons deze kinderen bekend, allen gedoopt te Niel.
Op 22 November 1703 verheft Joost Frans Engrand, voor Jor Jan Carel de Hornes, wegens de dood zijns vaders Imbert, de heerlijkheid Niel en zijn aandeel in het slot Nielerbroeck (M. 18, 2e deel, 125). Jor Jan Carel de Hornes was Hoofdman van de Gilde van St. Sebastiaan te NielGa naar voetnoot(1). 19 April 1710 stond hij met medewerking van andere vertegenwoordigers van die gilde, het Schuttershoff te Niel af aan | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 667]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Jan Lenie en Adriana Verreijcken, onder den last dat zij er een huis moesten bouwen ten dienste van de gilde, en het overblijvend terrein aanleggen tot tuin, en om er te plaatsen twee doelen omme de Guldebroeders daer op te schieten naer hun gelieven, terwijlen de eerste comparanten verclaeren te hebben hun plaetse ende wip op de heijde, daer sij gewoon sijn den vogel te schieten als van ouder tijden. De verkrijgers zullen aan het broederschap moeten betalen eene jaarlijksche schuldphchtigheid van tien guldenGa naar voetnoot(1). Op 20 Juni 1705 wordt Maria de Hornes, non, als erfgename van Imbert, beleend met een leen van 1/2 bunder te Niel. Cornelia Manriquez, vrouw van Niel, weduwe van Jor Imbert de Hornes, Heer van Niel, Geldrop, enz. naastte de door hare schoonzusters Tita Johanna en Francisca Xaveria de Hornes aan Pieter Boeij verkochte stukken land, en liet, 2 April 1708, hare kinderen Jor. Jan Carel en Maria Johanna Constantia de Hornes, als bezitters inboeken. Verder verkreeg zij van de erfgenamen van haar schoonvader, die Nicolaas van den Bergh, Schout van Laere, tot uitvoerder van zijnen uitersten wil had benoemd, voor 4300 gulden, die tot gedeeltelijke aflossing der schuld aan den markies de Bay dienen moesten, onderscheidene landerijen, belast met eene jaarlijksche schuldplichtigheid van 15 mocken rogge, en 1 gulden 15 st. ten voordeele der kerk te Niel. (Verheff., 5 Mei 1708; M. 20, p. 18, 32.) Op grond van een octrooi van den Raad van Brabant, van 8 Februari 1707, neemt Cornelia, met goedkeuring van Hieronymus Haerts, pastoor te Borch, | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 668]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
als voogd van hare kinderen, van Mr Jacob Gerhard Knijff, schepen van Antwerpen, en diens vrouwe Maria Agnes Verbiest, 19,000 gulden op, gedeeltelijk ter aflossing der schuld aan den markies de Bay, gedeeltelijk om aan Pieter Boeij zijne koopsommen terug te geven. Het echtpaar Knijff verkreeg daarvoor eene rente van 1187 gulden. Deze 19,000 gulden werden als hypotheek ingeschreven op Nielerbroeck en andere landerijen te Niel, op een goed te Boel (of Bael) bij Aerschot, leenroerig van den Hertog van Aerschot, hetwelk Mr JanBogaerts en zijne vrouw Maria de Nielis in 1644 verhieven, en nog andere daar gelegene goederen. Deze Aerschotsche leenen had Suzanna Bogaerts, de moeder der Vrouw van Niel, vroeger verkregen. Op 12 Mei 1708 werd deze door hare moeder gemachtigd, die goederen tot zekerheid der leening te verbinden (M. 20, p. 42.)Ga naar voetnoot(1). Cornelia Manriquez maakte den 20n September 1743 op het kasteel van Niel een nieuw testament, voor notaris Quarteer te Boom. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 669]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Na bekrachtiging eener schenking aan hare kleindochter Johanna Cornelia O'Donnoghue gemaakt, in Februari 1733, geeft zij den wensch te kennen om in de kerk van Niel begraven te worden bij haren overleden man, en bespreekt zij missen aan de Jezuiëten te Mechelen, en aan de iersche Minderbroeders te Leuven. Tot universeele erfgenaam, stelt zij in hare dochter Maria Johanna de Hornes, douairière O'Donnoghue, en bij haar vooroverlijden, hare vier kinderen Johanna Cornelia, Robert, Jacob en Maria Francisca O'Donnoghue.
Nadat Jan Carel de Hornes, Heer van Niel, 27 Augustus 1715 ongehuwd aldaar was gestorven, verhief den 27e van de volgende maand, zijn zwager Jor Jan O'Donnoghue, advocaat bij den grooten raad van Mechelen, die zich Heer van Niel en Geldrop noemt, voor zijne gemalin, Maria Johanna Constantia, de heerlijkheid Niel, een leen van 6 bunder aldaar, alsmede het aandeel des erflaters in het slot Nielerbroeck (M. 22 p. 453). Maria Johanna Constantia de Hornes, geboren te Niel, sterft aldaar 28 Mei 1746, trouwde, ook te Niel, 1 December 1714, met Jan O'Donnoghue, Heer van Brackhuijs (in groen, een met de punt naar boven gericht zilveren zwaard, met gouden gevest, waarom zich eene slang windt van natuurlijke kleur, de kop naar links, ter weerszijden vergezeld van een aanziende gouden wolf; zilveren schildzoom), uit een iersch geslacht geboren te Cork 1678; hij werd in 1698 te Leuven licentiaat in de rechten, 27 Juli 1717 door Keizer Karel VI genaturaliseerd, vervolgens advocaat, en bij openen brief van 20 Februari 1724 ter vervanging van | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 670]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Norbert van Voorspoel, raad en request-meester bij den Grooten Raad te Mechelen, (Arch. Gén.; Cart. et Manuscr., 860 A). Hij was een zoon van Conor O'Donnoghue de Gansfleske, Heer van Halou, en van Maria Sinnigh de Thoaff, dochter van David en Julia O'Keeff kleinzoon van Owen O'Donnoghue, Heer van Kilpernum en Kilkern, en van Margaretha O'Houlaghan, vrouw van Kilkern, dochter van Thomas en van Margaretha O'Mahony. (Annuaire de la Nobl. Belge.) Op 21 Maart 1718 verheft O'Donnoghue, voor zijne vrouw, als erfgename van haren broeder Jan Carel de Hornes, onderscheidene landerijen te Niel; tevens dient hij bij het leenhof een verzoekschrift in voor zijne schoonmoeder Cornelia Manriquez, vruchtgebruikster van Niel en Geldrop, en Petronella Manriquez, ten einde registratie te erlangen van het fideicommissair-testament van Susanna Bogaerts (M. 23, p. 324). Jan O'Donnoghue komt meermalen voor onder de leenmannen van het land van Mechelen. Bij zijne genoemde vrouw had hij deze vier kinderen: 1. Cornelia Maria Johanna († te Mechelen, 1 Juli 1774), trouwt, in 1733, Joseph Theodoor de Richterich, raad in den Grooten Raad van Mechelen. 2. Jan Robert Joseph, heer van Geldrop, raadspensionaris van Brugge, geboren te Niel 17 September 1717, trouwt, 1747, Maria Jacoba Porter, van eene engelsche familie. 25 Januari 1738 wordt Jan O'Donnoghue, oudste zoon van den heer van Niel en Geldrop, door koop van Philip Willem Malinez, met een deel der goederen te Niel en een aandeel in Nielerbroeck beleend, welke laatstgenoemde geërfd had van Tita Johanna de Hornes; het overige van die goederen was op den 21 van dezelfde | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 671]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
maand verheven door Engelbert de Witte, officiaal ter secretarie van den Raad van Brabant (M. 26, p. 414). 3. Jacob Alexander Carel, heer van Niel, volgt. 4. Maria Francisca Ursula, volgt: Jan O'Donnoghue, † 26 of 27 Januari 1742. 18 September 1745 werd zijne weduwe als erfgename van hare in Mei 1744 gestorvene moeder, met 7 bunders broeck-land te Niel beleend. (M. 27, p. 345).
Nadat zijne moeder, den 28n Mei 1746, gestorven was, verhief Jor Jacob Alexander (Carel) O'Donnoghue, op 24 September van dat jaar de heerlijkheid Niel (M. 27, p. 369) en op 7 December 1748, voor hem zelven en zijne broeder en zusters, pro indiviso, hun aandeel in het slot Nielerbroeck, en de daarbij behoorende 40 bunders land, alsmede vijf andere leenen te Niel. Verder werd hij 5 Juni 1754 als erfgenaam zijns vaders met de helft van een huis met schuur aldaar, genaamd ‘het Sant’ beleend. (M. 29, p. 381). Op 29 Augustus 1767 verklaart Gerhard Peeters voor het leenhof, dat hij voor Jor Jacob Alexander (Carel) O'Donnoghue, heer van Niel, raad in den Raad van Vlaanderen, onderscheidene landerijen te Niel heeft aankocht, en dat de 4 Maart plaats gehad hebbende beleening op naam van dezen behoort te geschieden. Ten zelfden dage draagt O'Donnoghue eenige te Niel gelegene leenen over aan zijnen zwager, den heer Jan Baptist Papejans de Morchoven, eerste secretaris der Schepenen van Gent (M. 31, p. 164, 167). Jacob Alexander Carel O'Donnoghue, Heer van Niel en Hellegat, was in December 1718 te Mechelen geboren. Hij stierf ongehuwd, 18 Augustus 1793, als werkelijke | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 672]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
heer van Niel, en werd in het familiegraf der de Hornes, in de Kerk aldaar, bijgezetGa naar voetnoot(1).
Maria Francisca Ursula O'Donnoghue, volle zuster van Jacob Alexander Carel, geboren te Mechelen, 21 October 1723, overleden te Gent 16 Juni 1784, en te Niel begraven, trouwde in de St Michielskerk te Gent, 19 Maart 1750, met Jan Baptist Papejans de Morchoven gezegd van der StrepenGa naar voetnoot(2), (geboren te Gent 7 Juni 1722, sterft te Brugge, 11 Mei 1795), eerst Schepen, later eerste Secretaris van den gedeele te Gent, zoon van Emanuel Joseph, Ridder (bij open brief van 1717), opper-Schepen van het land van Waes, en van Maria Theresia Goethals (dochter van Adriaan en van Johanna Maria Soenens), en kleinzoon van Jan Baptist Papejans, griffier van Wetteren, vervolgens auditeur bij de Rekenkamer van Brabant, en van Anna Adriana Tanghe.
Het echtpaar Papejans-O'Donnoghue had eenen zoon en drie dochters, waarvan de jongste, Catharina Josephine Maria Theresia, geboren werd te Gent, den 20 April 1760, en den volgenden dag in St. Bavo's kerk gedoopt (zij sterft te Niel, 1 Juni 1808). Zij trouwde 1[...] September 1799 met Jan Marie Joseph Wirix van | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 673]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Kessel, geboren te Mechelen, 1 Augustus 1759 (sterft te Niel, 23 April 1843), zoon van Ignatius Joseph, ridder, heer van Kessel, Wolfshaeghen, Tenbroecke, advocaat-fiscaal en raad bij den Grooten Raad van Mechelen, en van Clara Johanna Constantia Justina Domis de Semerpont, vrouwe van Tercam, dochter van Frans Nicolaas Joseph, heer van Tercam, die eerst advocaat was bij den Grooten Raad van Mechelen, daarna gegradueerd domheer van de aartsbisschoppelijke kerk van St. Rombout en officiaal van het aartsbisdom van MechelenGa naar voetnoot(1), en van Anna Maria Florentia de Coriache. De heer Wirix werd licentiaat in de rechten te Leuven, 23 April 1782 en was daarna achtereenvolgens secretaris van den Grooten Raad te Mechelen, civiel-commissaris bij het Oostenrijksche leger, en na den val van het Keizerrijk, lid van het permanent raad- | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 674]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
gevend comité der Beide-Nethen, en afgevaardigde ter vergadering tot organisatie van België; eindelijk werd hij gekozen tot lid van de Staten der provincie Antwerpen. Hij schijnt bij voorkeur op het kasteel van Niel gewoond te hebben, dat met de overige daar gelegene goederen der de Hornes, aan zijne vrouw was toegescheiden.
Wij kennen van dit echtpaar slechts eene dochter, Clara Josephine Ghislaine Maria Wirix, die erfgename der goederen te Niel werd. Zij was op het kasteel van Niel geboren 27 October 1800 (sterft te Brussel in 1858) en trouwde te Niel, 29 Januari 1822 met Jacob Hubert Joseph de Roye van Wichen, geboren te Gheel 27 October 1800 (Sylvaeducensis)Ga naar voetnoot(1), zoon van Martijn Jan, majoor in dienst van de Vereenigde Nederlanden, en van Maria Anna Josepha Montens (dochter van Hubert Jacob Joseph en van Colette Barbara Ooms, vrouw van Oosterwijk-Houtvenne), en kleinzoon van Bernard Jacob, kolonel der genie en directeur-generaal der fortificatiën der Vereenigde Nederlanden, en van Christina Johanna Maria van Wichen.
Het kasteel en de goederen te Niel gingen over op den oudsten zoon van het echtpaar de Roije van Wichen-Wirix: Richard Hubert Jan Joseph Ghislain, geboren te Gheel 29 December 1822 (sterft te Niel, | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 675]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
27 Juni 1874),Ga naar voetnoot(1) die op 25 Augustus 1857 te Herenthout zich in den echt verbond met Eulalia Maria Ghislaine, barones van Reijnegom van Buzet, (weduwe van Ferdinand Marie Ghislain Otto de Mentock), geboren te Herenthout 10 October 1829, dochter van den baron Ferdinand Joseph Ghislain en van Albertine Maria Josepha Geelhand (dochter van Hendrik Joseph, heer van Merxem en Dambrugge, en van Catharina Regina Constantia Josephine Mols) en kleindochter van Theodoor Jan Joseph baron van Reijnegom van Buzet, lid van de ridderschap en de provinciale Staten van Zuid Brabant en van Maria Johanna Catharina Henriette Louise de Wilde. In 1869 erfden de echtgenooten de Roije-van Reijnegom van den laatsten mannelijken afstammeling van den oudsten tak, Franciscus Johannes Everardus baron de Roije van Wichen, die na eene schitterende militaire loopbaan in de fransche en nederlandsche legers, van de nederlandsche regeering in 1839 den titel van baron ontving, overgaande op zijne wettige nakomelingen bij eerstgeboorte.
De zoon van genoemde echtgenooten de Roije van Wichen- van Reijnegom, Albert Floris Marie Ghislain, | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 676]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
geboren te Brussel, is de tegenwoordige eigenaar van het kasteel van Niel en aanhoorigheden. Hij trouwde 26 Juni 1888 op het kasteel van Basel, bij Niel, met Helena Isabella Maria Theresia, burggravin Vilain XIIII, geboren te Brussel, 20 November 1864, dochter van burggraaf Stanislaus Marie Joseph, senator en burgemeester van Basel, en van zijne nicht, Maria Theresia Astérie de Kerchove van Denterghem (dochter van Prosper Joseph Eugenius Jan Frans Ghislain, Lid van de kamer der volksvertegenwoordigers, en van Emma Frederica Elisabeth Vilain XIIII), en kleindochter van Alfred Lodewijk en van Antoinette Adelaïde Victoria Isabella Laura d'Espiennes. De 16 kwartieren van de tegenwoordige eigenaren van het kasteel van Niel zijn:
Volgens de op het kasteel van Niel bewaarde aanteekeningen, bestond in de 13e eeuw in dat dorp eene huizinge, waarschijnlijk dagteekenend uit eene vroegere eeuw, en die wij onderstellen het verblijf te zijn geweest van de familie Berthout, vroegere eigenaren van Niel. Ondanks alle door ons gedane nasporingen, is het ons niet gegeven geweest, eenig bericht omtrent | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 677]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
de oude eigenaren van dit heerlijk verblijf te ontdekken. Bij gebrek van bescheiden heerscht eene volslagen duisternis over dit gedeelte der geschiedenis van Niel. Het schijnt echter dat Adriaan Sanders, bij den verkoop van het broeck aan Egidius Vranckx, het kasteel aan den ingang des polders gelegen, aan zich heeft gehouden, - indien ten minste dit kasteel aan hem heeft toebehoord. Want de acte van 1483, waarbij Vranckx het broeck aan Schoof overdraagt, maakt geene melding van het kasteel, als begrepen onder de goederen, die van Sanders waren verkregen, maar constateert dat laatstgenoemde andere goederen bij het broeck had behouden. Onder de gerechtigdheden die Vranckx met het broeck aan Schoof overdraagt, komt ook werkelijk voor het recht van zijnen wtwegen over Joncker Adriaen Sanders erve aldaer bij gelegen. Moet men daaruit besluiten, dat het kasteel eigendom van Sanders bleef?Ga naar voetnoot(1) Evenmin als van Schoof, werd van Hoone (of Hoens) in de acten gezegd dat hij een kasteel te Niel heeft. Anders is het met Jan Lengrand (of le Grand, enz.). De acte van 1524, waarbij Gerard Sterck het broeck en andere goederen verkoopt aan den ridder Micault, maakt melding van een steenen huijs metter hoeven, lande ende huijsingen, een en ander aangekocht van Jan Lengrand, enz. De bewoordingen van dit stuk, dat uitdrukkelijk constateert, dat Nijelderbroeck (32 bunders) een leen is van het land van Mechelen, en dat een ander perceel land te leen gehouden wordt van het hof van Stovers, laten het vermoeden toe, dat | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 678]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
het kasteel destijds een allodiaal eigendom was. De acte van 1534, rakende de overdracht door Micault aan den ridder de Taxis, spreekt niet van het kasteel, zooals volkomen begrijpelijk is. Verleden voor het leenhof van Mechelen, moest die acte ook geene goederen behelzen, die niet van dat hof leenroerig waren. Het document van 1560, waarbij de erven de Taxis hunne goederen onder Niel laten overdragen aan Robert van Haeften en waarvan wij helaas! slechts twee zeer gebrekkige fransche vertalingen bezitten, vermeldt niettemin de heerenhuizinge, tous les biens ci-dessus détaillés étant tenus en plein fief de noire gracieux seigneur et Roi dans sa cour féodale de Malines. Eene van die vertalingen noemt deze huizinge de métairie; de andere zegt château; de eerste voegt er bij: avec une maison neuve y construite; de tweede: avec une maison y batie à neuf. Het feit, dat hier werkelijk het kasteel van het broeck bedoeld wordt, blijkt uit de aanduiding der ligging: ‘sise et situé au bout de l'allée, qui conduit de l'église de Niele à la prédite maison.’ De tweede vertaling zegt: ‘au bout de l'alleé par où l'on va de l'église de Niele vers la maison nouvellement bâtie.’ De aangehaalde acte stelt een belangrijk feit vast: de herbouwing van het kasteel in het broek. Het is onbetwistbaar zeker, dat die herbouwing het werk was van de familie de Taxis, waarschijnlijk van Jan Baptist, den vader, want, indien zij vroeger had plaats gehad, d.w.z. vóór 1534, dan zoude er geene reden geweest zijn, om er bijzondere melding van te maken. Aanteekeningen door ons op het kasteel van Niel gevonden, zijn overigens beslissend op dit punt. Zij zeggen dat het een Jan Baptist de Taxis was, die het kasteel, dat reeds in de XIIIe eeuw bestond, liet her | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 679]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
bouwen. Van dat kasteel bestond toen niets meer dan de slottoren en eene ingangspoort in rondboog, romaansche stijl, overdekt met ribwerk, steunende op menschen koppen. Gebeeldhouwde balkversieringen (culs-de-lampe) van het oude kasteel werden gebruikt om de balken te steunen in het nieuwe gebouw. Sedert dien tijd onderging het kasteel talrijke min of meer belangrijke veranderingen. De meest volledige werd in 1860 aangebracht door Baron Hubert de Roije van Wichen, de vader van den tegenwoordigen eigenaar, die aan het gebouw den nu bestaanden vorm gaf. Onder de zandsteenen vloeren, van de toen afgebroken groote trap, vond men de dakpannen van het oorspronkelijk kasteel terug. Ook zijn er eene menigte stukken van dakpannen, van buitengewoon fijne aarde gebakken, in de oude gedempte grachten van het kasteel. Dit, bestaande uit een hoofdgebouw met twee vleugels, rechthoekig tegen den achtergevel, vertoont een facade van ongeveer 28 meters breedte. Zij bevat twee verdiepingen, door een hoog dak bekroond, dat versierd is met twee zoogenaamde vlaamsche dakvensters. In het midden van het gebouw is een vooruitspringend gedeelte, bevattende de twee verdiepingen en een spitstoeloopende gevelmuur van kunstig bewerkte vorm, en bekroond met een topsieraad van gesmeed ijzer. Daarboven een spits, die een windwijzer draagt, versierd met drie opengewerkte jagdhoorns, heraldieke stukken der de Hornes. Het voorgebouw, waarvan wij zoo even gesproken hebben, heeft op den beganen grond de hoofdingang, boven begrensd door een cirkelboog en overdekt door een balcon, waaromheen een gesmeede ijzeren leuning, die de initialen O.D.Ga naar voetnoot(1) | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 680]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
vertoont. Ter weerszijden van den ingang bevindt zich een venster, omlijst door pilasters, die uitloopen op den puntgevel, en op welke de muurband van de eerste verdieping en de kroonlijst van het gebouw profileeren. Op de eerste verdieping heeft het voorgebouw drie vensters, en ter hoogte van het gebouw heeft de puntgevel een venster, overdekt door een cirkelvormig fronton, waarboven in zandbeeldwerk de wapens van den hersteller van het gebouw en zijne echtgenoote. Er is een ovaal schild, gedeeld, 1 de Roije, met van Wichen over alles heen, 2 van Reijnegom, dat is, in blauw drie gouden leliën, met afgesneden voet. Dit schild is gedekt met eene kroon en gehouden door twee ridders in volle wapenrusting, ieder een banier houdende. De linker vleugel aan de hoofdgevel heeft op elke verdieping vier vensters zonder versieringen, in den rechten vleugel zijn er slechts drie. Een park van ongeveer vier hectaren omgeeft het kasteel.
De oude kerk, die, zooals men gezien heeft, reeds in 1560 tegenover het kasteel stond, werd in den aanvang der 18e eeuw afgebroken. De nieuwe, die ongeveer ter zelfder plaatse werd opgetrokken, dagteekent, blijkens een steen boven den ingang, van het jaar 1703. Men bewaart in die kerk nog eene monstrans, met het wapen van de Hornes. Eene opmerkenswaardige bijzonderheid is, dat dit gebouw staat buiten de as van de laan, die naar het kasteel leidt, wat een eenigszins onaangenamen indruk maakt. Dit onregelmatig en met voordacht zoo geplaatst gebouw, heeft zijne geschiedenis; zekere redenen houden ons er echter van terug, om dat hier mede te deelen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 681]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
De laatste hersteller, of beter gezegd, herbouwer van het kasteel, liet de richting van de laan iets wijzigen en verbreedde haar; toch hadden die pogingen niet het gevolg, dat de ingang der kerk in de as van de laan kwam. Die pogingen zijn ongetwijfeld ook de oorzaak geweest, dat de linker vleugel van het kasteel vier, en de rechter slechts drie vensters heeft.
De oudste kerkregisters van Niel dagteekenen van het begin der 17e eeuw. De eerste doop is ingeschreven op 17 Augustus 1609, het eerste huwelijk op 26 October 1610 en het eerste overlijden op 10 November 1628.
In de verzamelingen op het kasteel van Niel zijn nog eenige stukken ijzerwerk, die blijkbaar van het oude slot afkomstig zijn. In het vestibule van de eerste verdieping en in de slotkapel, die in den rechter vleugel van het gebouw is, ziet men een tiental rouwborden van vroegere eigenaren en van eenige andere personen. Onder de talrijke oude schilderijen, waarvan het meerendeel van de familie van Reijnegom afkomstig schijnt te zijn, merkt men een portret op van een der de Hornes in wapenrusting; het is een stuk van een paneel van zeer groote afmetingen, waarop die persoon te paard was afgebeeld. In de muren der slotkapel zijn twee grafzerken der geslachten de Hornes en O'Donnoghue ingemetseld. De bibliotheek bevat belangrijke archieven en correspondentiën, welke de Heer Baron Albert de Roye van Wichen, met de meeste welwillendheid, ter onzer beschikking stelde. Wij vonden er geene documenten | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 682]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
ouder dan de 15e eeuw. De inventarisatie van die talrijke stukken, na voorafgaande rangschikking, zal zonder twijfel nog meer dan een voor de geschiedenis van Niel en andere gemeenten belangrijk document doen ontdekken.
De heeren van Niel bezaten in het dorp een woonhuis, waarvan baron Jacob le Roy ons, in zijne werken eene afbeelding heeft nagelaten, en dat deze geschiedschrijver noemt het Praetorium de Niele. Volgens de gravures is het een kasteel bestaande uit een hoofdgebouw van eene verdieping, rechts eindigende in een vooruitspringend gedeelte met trapgevel en links in eenen toren met spits. Het gebouw boezemt niet veel belang in: het heeft kruisvensters; het dak versierd met dakvensters van baksteen geeft het iets karakteristieks, doch overigens heeft het kasteel, zonder grachten, een bescheiden voorkomen; het is eerder eene rijke boerderij. Tegenwoordig is alleen het hoofdgebouw nog overgebleven, met een nabijstaand gebouw, dat een deel is van de vroegere dienstbodenvertrekken. Het oude raetorium, herschapen in arbeiderswoningen, staat aan het plein van het dorp, en behoort thans aan den Heer Aug. Willockx, lid van den gemeenteraad, wiens vader het in 1824 kocht van zekeren E. Van Camp-Peeters, te Rumpst, door tusschenkomst van den notaris Claessens, te Contich. In den rechter zijgevel ziet men in lichtkleurigen baksteen het jaartal 1763, in welk jaar de gedaante-verandering van het oude gebouw plaats had. Wij zijn geneigd het er voor te houden dat dit woonhuis gebouwd is ter plaatse waar het groote en | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 683]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
fraaie lusthuis stond dat in 1559 door de familie de Taxis aan Robert van Haeften verkocht werd. Volgens getuigenis van Baron le Roy, was het zijn tijdgenoot Martijn Ignatius de Hornes, de vader, die het kasteel in het dorp herbouwde en aanmerkelijk vergrootte en verfraaide, dat toen het Kasteel van Niel genoemd werd, blijkbaar omdat dit, en niet het kasteel aan den ingang van het broek, den heer tot verblijf diende.
Niel had sedert onheuchelijke tijden eene kapel, die onder de kerk van Contich behoorde. Deze plaats, - Condacum Castrum - met de villa van Dieseghem werd in 660 door de H. Renildis aan de abdij van Lobbes geschonken, met alles wat er van afhing, juist zooals graaf Widger, haar vader, hetzelve bezeten had. Later zien wij het bisdom van Kamerijk in het bezit der kerk van Contich, maar in 1049 stond bisschop Nicolaas haar weder af aan de abdij van Lobbes. Het daarop betrekking hebbende charter is afgedrukt in J.B. Stockmans, Geschiedenis der gemeente Mortsel, enz. De bisschop zegt daarin: ‘ad petitionem dilecti filii nostri Lamberti abbatis et pro salute anime mee et predecessorum meorum episcoporum, nec non parentum meorum, dedi ecclesie Sancti Petri Laobiensis, ecclesiam de Contheca, cum appendentiis suis Waerlos, Hemingsham, Niela, liberam et sine persona, salvo tamen iure episcopali et ministrorum episcopi.’ (blz. 463.) De groote afstanden, die de geestelijke van Contich moest afleggen bij de vervulling van zijne priesterlijke plichten en de toeneming der bevolking maakten het noodzakelijk, dat te Waerloos, Hemixem en Niel hulp- | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 684]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
kerken werden opgericht, waar, zooals het ons voorkomt, vroeger reeds kapellen bestonden; eindelijk op het laatst der XIIe eeuw, werden die hulpkerken tot parochiekerken verheven. Uit de stukken van het proces, dat de pastoor van Niel in de XVIe eeuw gevoerd had tegen de tiendheffers van het dorp blijkt: quod ecclesia de Niel fuerit quarta capella parochiae de Conticq, et ob multitudinem inhabitantium in parochiam erecta. De parochiekerken, die uit vroegere hulpkerken der kerk van Contich ontstaan waren, moesten eene schuldplichtigheid betalen aan de kapel van St Martinus, aldaar. Volgens den Kerkenligger van 1538 betaalde ‘die parochiaenschap van Nijle,’ aan die fundatie ‘ij St. iij den. brab.’ Bij akte van 9 Meert 1550, verleden voor notaris Koenraad Vlaminck, tusschen heeren Jan Gonnet, erfprochiaan van Contich, en Jan de Neve, erfprochiaan van Niel, staat de eerste al zijn recht en jurisdictie op het vlek Hellegate (geleghen twe grote hueren ghaens van Conticke) aan den tweeden af, mits een jaarlijksche cijns van 14 stuivers erfelijk. Nadat het bisdom van Antwerpen voor goed was ingericht (1571), werden de parochiën van Niel (3e klasse), Aertselaer (3e kl.) en Hemixem (2e kl.) bediend door den pastoor de Wit. Sedert 1573 bezaten de graven van Cantecrode, door opvolging van den kardinaal van Granvelle in de abdij van Lobbes, te Niel, even als in de talrijke naburige gemeenten (Mortsel, Hove, Contich, Aertselaer, Hemixem, Boom, Reeth, Waerloos) het patronaatsrecht, met de collatie der kapelleniën, der geestelijken en kosters. In 1616 gingen die rechten over op Jan Maes, die | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 685]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
het graafschap gekocht had - zonder den titel van graaf - en van 1627 tot 1655 bleven zij in het geslacht Godines. Door het huwelijk van eene dochter uit dit huis met Carel Ghislain van Fiennes, gingen zij in deze familie over. Den 22en Maart 1720 werd eene dading aangegaan tusschen den abt van Lobbes, Frans Goffart, eischer, en Philippus Marcus van Fiennes, graaf van Chaumont, burggraaf van Fruges, heer van Cantecrode, verweerder, waarbij gezegde verweerder en zijne opvolgers, erfgenamen en rechtverkrijgenden voor altijd zouden behouden het patronaatsrecht der parochiën van Mortsel, Hove, Boom, Niel en Hemixem met de collatie der kapelleniën, der geestelijken en kosters, en van alle binnen de grenzen der genoemde parochiën gestichte prebenden. De eischer en zijn klooster behielden dezelfde rechten in de parochiën van Contich, Waarloos, Aertselaer en Reeth. Bij zijn testament van 31 Maart 1738, legateerde de heer van Cantecrode, Philippus Marcus van Fiennes aan de kerk van Niel 200 gulden mits een eeuwigdurend lezend jaargetijde.
Behalve het klooster van Lobbes, hadden de abdijen van Roosendael, van St Bernardus en andere, aanzienlijke bezittingen te Niel. Die van St Bernardus werden op den 1 December 1794, in de herberg in de half maen te Niel, publiek verkocht.
Nog eene merkwaardigheid. Eene klok, die voor de kerk van Niel gegoten was, werd in 1814 door het dorp Berlaer overgenomen. Niel was in dat jaar door | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 686]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
de Franschen zoo zeer geplunderd, dat het niet bij machte was, om bij de aflevering de klok te betalen. De ingegoten namen van den pastoor en de kerkmeesters werden vervangen door dit opschrift: S. Anna ora pro nobisGa naar voetnoot(1).
Niel had vroeger geen korenmolen. De inwoners waren verplicht hun koren te laten malen op de windmolen (ventimola) te Schelle, ‘op den heerwege die men heet Molenstraete’, en waarvan de eerstbekende eigenaar was Jan Berthout, gezegd van Berlaer. Deze verkocht haar aan zijnen neef Floris Berthout, heer van Mechelen en ‘Saterdachs nae S. Simon en Jude dach,’ 1323, droeg deze hem weder over aan ‘Gielis van Rusbroec, poorter in Brussel, onsen lieven Cnape’. Deze overdracht bevatte alle aanhoorigheden van den molen, ‘mette gracht en de berghe daerse op staet’. Floris beval aan ‘alle onse liede van de prochie van Scelle, Nijele en Hellegate en van onse andere dorpen, die ter voorsz. molen hier voortijde gemaelen hebben mogen’, om op geene andere molens dan dezen te laten malen. Den verkrijger werd vergund den molen te vervreemden of te verwandelen indien hij dat verkoos. Later zien wij de abdij van St Bernard in het bezit van die molen. Bij acte van 12 October 1472 vergunde Karel de Stoute aan den tijdelijken abt om haar te verplaatsen naar Niel op het terrein genaamd | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 687]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
‘op den Cattenberch’, een eigendom van den Hertog, dat deze aan genoemden prelaat afstondGa naar voetnoot(1).
Het wapen van de gemeente Niel is thans nog dat van van Berchem: in zilver drie roode palen; het schild is getopt met eene N., de aanvangsletter van den naam van het dorp. Daar dit bijvoegsel geheel in strijd is met de regels der wapenkunde, uiten wij den wensch van het spoedig uit het gemeente-zegel te zien verdwijnen.
Volgens decreet van 25 Pluviose, an X (14 Februari 1802) was Niel eene der gemeenten die het kanton Boom uitmaakten, later werd dit dorp gevoegd bij het kanton Contich; eindelijk in 1873 werd het opnieuw in het kanton BOOM begrepenGa naar voetnoot(2).
De naam der gemeente werd eertijds geschreven: Nielne, Nielen, Niele, Nijle, Nijele, enz. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 688]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Bijlagen.I.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 689]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
hebben in eeniger manieren, sonder argelist ende behoudelick den heere sijnen rechte. In kennissen van dezen lettren bezegelt met onsen segelen. Gegeven int jaer ons heeren als men screef MCCCCC ende vierentwintich, tweentwintich dagen in meerte. Vander Rijt.
(Origin. op perkament; de zegels zijn weg; archieven op het kasteel van Niel). | |||||||||||||||||||||||||||||||||
II.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 690]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
met eenen halme in onsen handen als in handen van den heere geheelijck ende al opdraegen ende overgeven soude tot behoef des voersz. heeren Baptiste de Taxis, bekennende hem noch zijne erfgenamen ende nacomelingen nemmermeer naemaels egheen recht meer daer aene te hebbene noch te behoudene, met eenen halme daer op soude werpen ende verthijen met geloften van waerscape alsoe dat na des voersz. hoofs recht behoirde ende schuldich waere te geschiedene, dwelck de voersz. heer Jan Micault, gelijck vonnisse der voersz. mannen van leene gewijst hadde, volcomelijck ende al dede, ende dat gedaen zijnde, beleenden wij in den name ende als stadthoudere voergenoemd ende droegen weder op bij vonnisse der voersz. mannen van leene 't voersz. broeck met allen zijnder toebehoirten voersz. den voersz. heeren Baptisten, die tselve van ons te leene ontfinck ende dede ons in den name van onsen voersz. genadich heere manscap met hulde van eeren ende eede van trouwen ende allen anderen heerlijcken rechten ende gewoenlijcke diensten na des voersz. hoofs recht, die daer toe behoiren ende schuldich waeren te geschiedene, ende wij inden name ende als stadthoudere voersz. ontfingen hem alsoe daer af in manscapen ons voersz. genadich heeren, behoudelijck den selven onsen genadich heere zijnder heerlicheijt ende eenen iegelijcken zijnen rechte ende geschieden hier inne alle poincten ende articulen van rechte, die na den costumen ende rechten des voersz. hoofs daer inne behoirden ende schuldich waeren te geschiedene, niet daer inne vergheten noch achtergelaten, alle argelist daer inne vuijtgescheijden, ende des t'oirconden hebben wij Jan van Diest als stadthou dere voergenoemd onsen zegel hier aen gehangen ende voert versocht den voersz. mannen van leene, die hier mede oevere ende bij zijn geweest, dat zij huere zegelen bij den onsen hier mede aen hingen, dwelck wij Aerdt van Diest, Claes Schooff, ridders, Jan Kerman ende Michiel Daniels, want wij als mannen van leene ons voersz. genadich heeren des keijsers daer mede bij oevere ende aen zijn geweest, daer de saicken, gelijck die voerscreven staen, geschiet zijn, ten versoecke des voersz. stadthouders ende in getuijgenisse der dingen voerscreven gheerne gedaen hebben. Gegeven op ten thiensten dach in septembri int jaer ons heeren duijsent vijfhondert ende vierendertich. (Origin. op perkament; van de vijf zegels is alleen het laatste overgebleven, in rood was. Het schild vertoont twee dwarsbalken, en eene schuinbalk, beladen met drie..... over alles heen; helm en helmteeken onkenbaar; omschrift S. Machiel Daneels) (diam. 23 m.M.)Ga naar voetnoot(1). | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 691]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
III.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 692]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
demoiselle Reine, ladite substitution aiant été passée devant Jean de Leeuwe, le 28 mars dernier; tous enfants légitimes de feu Jean Baptiste, chevalier et directeur général des postes de Sa Majesté impériale, et de Dame Christine de Waghtendonck, leur mère: le susdit Jean de Fraije, en sa dite qualité, reconnaissant d'avoir bien et légalement vendu pour une somme de deniers dont il déclare être entièrement payé, à son contentement, à Robert van Haeften et à ses successeurs, pour en jouir duement et héréditairement, de plein droit, une belle et grande maison de plaisance, bâtie en pierresGa naar voetnoot(1), avec les jardins, vergers et deux gloriettes en plantis de chêne, une cense avec tous ses bâtimens, grange, écuries pour chevaux, écuries pour vaches, écuries pour moutons, ainsi que toutes ses autres dépendances avec douze bonniers de terres à culture et trois bonniers de prairiesGa naar voetnoot(2) y annexées, sur le pied et comme Augustin Verbert tient depuis quelque tems en louage la susdite cense: item encore un chateauGa naar voetnoot(3) avec une maison y bâtie à neuf avec etc. (sic!), les fonds et appendances ultérieures qui se trouvent situés au bout de l'allée par où l'on va de l'église de Niele vers la maison nouvellement bâtieGa naar voetnoot(4); item encore un bois joignant ladite Allée près de l'Eglise, planté d'arbres de chêne montans; item encore une belle pièce de prairies nommée le Nielderbroek avec ies fonds et dépendances telle quelle se trouve à présent avec les digues et leurs alluvions y telatifs, terminé du côté des terres par une barrière, nommée Valveken et à la digue par une barrière tournante, item la pêche des étangs dans ladite pièce des prairies et le droit de pêche et dans l'Escaut, qui compète aussi aux dites prairies, avec le droit de chasse aux oiseaux, qui leur compète également; item encore un bois de jeunes chênes, avec une prairie y attenante etc. etc. (sic)!, telles que se trouvent les dites parties et biens vendus, tant par rapport à leur situation qu'à leur grandeur, sans oser garantir aucune mesure précise et déterminer tous les biens ci-dessus détaillés étant tenus en plein fief de notre gracieux seigneur et Roi dans sa cour féodaie de Malines etc. (sic)! sur le pied et de la même manière que les susdits messieurs Léonard, Jean Baptiste, Louis, demoiselle. Adelaïde, dame Marguerite, demoiselle Marie, demoiselle Elègre et demoiselle Reine de Taxis les ont possédés, et qu'ils leur sont adjugés au brûler de la bougie, et leur sont advenus en partie et succédés du chef de décès de | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 693]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
monsieur Jean Baptiste de Taxis, leur père, dans son tems chevalier et directeur des postes de Sa dite Majesté impériale, et enpartie par cession et transport faits par dame Christine van Wachtendonck, leur mère et épouse du susdit seigneur Jean Baptiste de Taxis, en date du 25 octobre 1559 et en conformité de lettres-patentes dudit Seigneur et Roi, qui en existent et aussi comme les dits seigneur Jean Baptiste de Taxis et Christine van Wachtendonck, leur père et mère, les ont acquis et acheptés en partie de feu monsieur Jean de Mickhoudt et en partie d'autres personnes, suivant les documens qui en existent et que le souvent dit Jean de Fraije transmet à l'acquéreur; et aussi sur le pied et de la façon comme ledit Robert van Haeften en est resté achepteur et dernier enchérisseur au brûler de la bougie le 18 octobre 1559 dans le village de Schelle etc. (sic!), tellement que ledit Jean Baptiste de Fraije en sa qualité de vendeur ci-dessus cède tous droits et actions sur lesdits fonds et biens et qu'il les transmet et transporte avec les titres y afférans, et dont il est fait mention ci-dessus, à Robert et à ses descendans pour en jouir en pleine propriété etc. (sic!) et d'après tout ce que dessus et les proclamations accoutumées, ledit Robert y a été adhérité et investi sans dol ni fraude. En foi de quoi, nous échevins de Niele avons fait apposer notre scel, ainsi que nous hommes de fief y avons fait apposer celui de notre cour féodale et nos cachets particuliers aux présentes lettres, en l'an de notre Seigneur mil cinq cents soixante, le premier jour d'août: était signé G. van Hogenbossche, avec paraphe. Pour extrait conforme Anvers le 27 vendémiaire an onze, signé Ch.J. Janssens, notaire; enregistré à Anvers le 29 vendémiaire an XI; reçu un franc et dix centimes etc. (sic!), signé Jouvencourt. Pour translat fidèle et conforme, Malines le 3 frimaire an onze.
Marci, traducteur admis.
(Copij op het kasteel van Niel.) |
|