Dietsche Warande. Nieuwe reeks 2. Jaargang 2
(1889)– [tijdschrift] Dietsche Warande– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 381]
| |||||||||||||||||
Nederlandsche en andere oudheden.
| |||||||||||||||||
[pagina 382]
| |||||||||||||||||
Zijn wapen was: in rood een zilveren schildhoofd, beladen met drie zwarte paardenkoppenGa naar voetnoot(1). Pieter Scheijff, stierf in 1506. Hij schijnt meermalen gehuwd te zijn geweest. Bij zijne vrouw Barbara van Wolput had hij een zoon Jan, die, nog minderjarig, hem opvolgde in de heerlijkheid van Niel, waarvan hij de verheffing deed den 30n September. ‘Van Janne Scheijf wijlen Peterszoon, die opten lesten dach van Septembre Ao XVe Zesse, dair bij waren als mannen van leene Willem Draeck, Lambrecht Spierinck, Jan Cluetinck ende andere, Ontfinck bij doode des voirs wijlen Peters Scheijff zijns vaders die hooge heerlicheijt van de dorpe van Nijele gelijc de selve wijlen Peter die opten lesten dach van Julio ao XVe ende vive bij overgevene ende opdrachten van Gielijse van Berchem ontfangen hadde ende de selve Gielijs die met zijnder heerlicheit van Schelle tegen onzen here den Coninck van Castillien zaliger memorien wettelic gecocht ende vercregen hadde; voer theergeweijde............ X cronen’. (B. 348 p. 429). Jan Scheijff werd ridder van Jerusalem en huwde met Johanna van Berchem, dochter van Egidius en Josina Meeuws. Twee kinderen zijn ons van hen bekend. 1. Jan, die volgt, en 2. Maria, echtgenoote van Carel Hannaert, Ridder, baanderheer van Liedekerke, enz. Heer van Niel, Schelle; met wien wij ons later meer uitvoerig zullen bezig houden. Jan Scheijff de Zoon werd Ridder en kanselier van Brabant (Patent van 18 Febr. 1557) en verbond zich in den echt met Genoveva van Hoogelande (B. 363. p. 95) (dochter van Caspar en Agatha van Nieuwerkerke) die in 1558 peet was van Genoveva Veusels, | |||||||||||||||||
[pagina 383]
| |||||||||||||||||
dochter van Philip en Emerentia Sterck; in 1545 was hij binnen burgemeester van Antwerpen, en in 1546 werd hem door Keizer Karel V een gezantschap naar Engeland opgedragen. Den 10n Juni 1564 verheft hij, door koop aan Willem van Croy, markies van Renty, Heer van Chièvres, enz. Ridder der orde van het Gulden vlies, de helft der heerlijkheid, St. Aechten-Rode, met de dorpen Rode te Nyeuwerpoorten, Clabbeke onder den Berch, Nethene en Ottenborch, met hoogere, middelbaar en lagere jurisdictie, en diens deel in de zoogenaamde goederen van Schoonvorst, zooals Willem van Croy een en ander in onverdeeldheid bezat met Maria van Gavere, vrouw van Lodewijk van Berlaymont, Ridder, Heer van Floyon (B. 358. p. 430). Laatstgenoemde verkocht het aandeel van zijne vrouw in de genoemde goederen aan Maarten van den Berghe, Raad en Commies van financiën (B. 358 p. 441), maar de Ridder Conrad van Gavere naastte deze helft en werd daarmede beleend, op 31 Augustus 1565 (ibid. p. 489). Den 21 Juni 1577 verheft Conrad van Gavere, proost van St. Maarten te Luik voor hem zelven en zijnen broeder Jo. Nicolaas, door den dood van Jan van Gavere, Heer van Eecloo, Diepenbeek, hunnen broeder, St. Aechtenrode, Clabbeke, Nethene en Ottenbosch en Jans' deel in de goederen van Schoonvorst ‘in alder voeghen ende manieren als dezelve heer Jan die toe zijn sterfdaeghe toe met heeren Jan Schijfve, ridder ende Cancellier van Brabant onverscheijden en ongedeijlt gehouden en gepossideert heeft gehadt’ (B. 361 p. 429). Van Jan Schijfve kennen wij drie kinderen: 1. Jor Eduard Schijfve, die 21 Januari 1586, na doode zijns vaders met de aan dezen toekomende helft van Aechtenrode, enz, beleend (B. 363. p. 93). | |||||||||||||||||
[pagina 384]
| |||||||||||||||||
2. Margaretha, echtgenoote (huwelijks contract van 24 Februari 1559) van Christophore d'Assonville, Ridder, Heer van Haulteville, voorzitter van den bijzonderen raad en lid van den raad van State, thesaurier der Orde van het Gulden Vlies, die na den dood zijner vrouw, den 21n Januari 1586, volgens de bepaling van zijn huwelijks-contract en het testament zijner schoonouders, voor zijne kinderen de verheffing deed van eene erfrente van 600 gulden gehypothekeerd op de helft van St. Aechtenrode, enz. (B. 363. p. 95). Den 23n Juni 1592 werd Christophore d'Assonville, voor het leenhof van Brabant, door koop van Jacob van Boussu, Heer van Auxy, en zijne vrouw Maria Hannaert gezegd van Liedekerke, beleend met het kasteel en dorp Bouchout en andere goederen. (B. 364, p. 421). Hij noemde zich Baron van Bouchout. Hij was ook ambasadeur van Filips II en stierf 10 april 1606. Zijn devies was: ‘Suivez Dieu’. Zijn zoon Karel verhief Bouchout den 5n Januari 1609. Beide echtgenooten werden in de St. Gudula te Brussel begraven, met deze kwartieren:
d'AssonvilleGa naar voetnoot(1) Potier Desprets du Jardin Scheijfve Berchem Hoogelande NieuwerkerckeGa naar voetnoot(2).
3. Maria Scheijfve, vrouw van Jo. Simon Longin, Heer van Bigaerden en Lembeke, bij huwelijkscontract van 17 April 1574 verleden voor den notaris François le Febure; op denzelfden dag verbond hij als waarborg | |||||||||||||||||
[pagina 385]
| |||||||||||||||||
voor de nakoming van dit contract de heerlijkheid van Bigaerden (B. 361, p. 251).
Op denzelfden dag dat Jan Scheijfve, de vader, Niel verhief, nl. 30 September 1506, droeg hij deze heerlijkheid, met medewerking van zijne voogden, aan den vroegeren eigenaar Egidius van Berchem, over: ‘Van den voirs Gielijse van Berchem, die opten dach ende in 't jair voirscreven, dair bij waren als mannen van leene Meester Willem Drake, Lambrecht Spierinck, Jan Cluetinck, Peter Bussart ende andere, bij coope gedaen tegen den voirsz Janne Scheijff, bij consente ende willecoeren van Janne Schijf, desselfs Jans oem, meester Gielijs de Schermer ende Joannes Mannart als tutuers ende momboirs vanden selven Janne, daer tegenwoirdich zijnde, verclerende den vercoop van der heerlicheijt nagescreven geschiet te zijn ten meesten oirbere ende proffijte van den voirs Janne Scheijff, Ontfinck de voirsz hooghe heerlicheijt van den voirsz dorpe van Nijele zoe die bijden zelven Gielijs opten lesten dach Julio ao XVc vive vander voirsz hooge heerlicheijt van Schelle geschieden was ende nu wederom mitter selven vergadert is, voer thergeweijde. X cronen.’ (B. 348. p. 429.) Eenige jaren later treffen wij Egidius van Berchem aan als uitvoerder van den uitersten wil van Mr Egidius de Schermere, die bij vorenstaande beleening van 1506 als voogd van Jan Scheijfve voorkomt. Ook was hij voogd over diens kinderen bij Maria van Wissekercke verwekt, nl. ‘Frans, Nicolaas, Jacob en Jan de Schermere, voor welke hij 13 Juni 1510 de hoogere, middelbare en lagere heerlijkheid van Stabroeck, Zantvliet en Beirendrecht verheft, maar ook ten zelfden dage overdraagt aan Jan, Heer van Bergen | |||||||||||||||||
[pagina 386]
| |||||||||||||||||
op Zoom (B. 349 p. 217). Egidius van Berchem was binnen burgemeester der stad Antwerpen in de jaren 1497, 1510 en 1511, en buiten burgemeester 1502, 1504, 1515 en 1516 (Antw. Archievenblad 14 p. 196.) en komt dikwijls voor onder de leenmannen van Brabant. Zijne vrouw was Josina Meeuws (van Spaen, Gen. XVIII, zegt dat zij eene dochter is van Cornelis en Geertruida van der Thoelen; elders (Ch. Piot, maison de Straten) heet zij eene dochter van Adriaan, gend. van Nederveen en Mathilde de Draeck,) die in blaauw, drie zilveren vliegende meeuwen voerde. Op een glasraam in de kerk te Waasmunster, waarvan hierna zal gesproken worden, zijn het drie meerltjes, althans naar de teekening van Hellin. - Krachtens testament van haren man had zij het vruchtgebruik van de heerlijkheden Schelle en Niel, dat haar zoon Mr Roland van Berchem, 11 Mei 1517 voor haar verhief (Br. 350, p. 257). Egidius stierf 7 Maart 1516, en werd met zijne vrouw in de Clarissenkerk te Antwerpen bijgezet, met deze grafschriften: ‘Hier leet begraven Gillis van Berchem, die sterft int jaar 1516. 7. dagh in meerte. Hier leet begraven Jouffe Josijne Meeus Gillis van Berchem wijff was sterft Ano 1528 den 18. Feb., ende was heer van Laere, Schille ende Nijele sterff burgmr van Antwerpen den 7 dach van Meerte int jaer ons heeren 1516. Aert van Berchem haerder beyden sone sterft ano... sonder oir. Mr Roelant van Berchem haerder bijder sone sterft Ao 1534, den 29 Octob.’ (C.G. Mss. 1511 p. 435). Egidius van Berchem en Josina Meeuws hadden de volgende acht kinderen:
| |||||||||||||||||
[pagina 387]
| |||||||||||||||||
Zij werden begraven in het klooster van St. Margareten Daal te Antwerpen, onder dit opschrift: | |||||||||||||||||
[pagina 388]
| |||||||||||||||||
‘Hier leet begraeven Heer Joos Hoons Eene dochter van dit echtpaar, Clara Hoens (of Hoons) werd de vrouw van heer Frans van der Straten, (st. 19 December 1559), begraven te Termonde. Haar grafsteen was versierd met deze acht kwartieren:
8. Lucie van Berchem, geestelijke te Antwerpen.
M. Roeland van Berchem, J.U.D., werd 11 en 12 Mei 1517 als erfgenaam van zijnen vader, beleend met de heerlijkheden Schelle en Niel (B. 350, p. 257) en Laere (C. 17838). Hij was raadsheer in den grooten raad te Mecbelen. In 1541 was hij dood. Hij verbond zich in den echt met Philippote Laurin, † 1542, dochter van Hieronymus, ridder, Heer van Poortvliet, Klinkerland, Waterland, Watervliet, thesaurier generaal en hofmeester van koning Filips van Castilie, en van Jacqueline Pedart, († 4 Mei 1502) dochter van Mathieu, heer van Hames. Zij hadden twee kinderen.
| |||||||||||||||||
[pagina 389]
| |||||||||||||||||
Door den dood van haren neef verhief Marie van Berchem, den 22n Maart 1558 het goed en de heerlijkheid Laere. Haar echtgenoot legde voor haar den eed af. (M. 2 p. 75 en 48, p. 25).
Den 20n Februari 1558 kocht M'her Carel Hannaert, baanderheer van Liedekerke, Leeuw, (Denderleeuw) Lombeek, enz. van den Koning de hooge, middelbare en lagere heerlijkheid van het dorp Niel en verhief die voor het | |||||||||||||||||
[pagina 390]
| |||||||||||||||||
leenhof aan het land van Mechelen, 4 Januari 1560. De koopprijs bedroeg 3510 pond, 15 schellingen, voor welke som de koning zich het recht van wederinkoop voorbehield. (M. II 94.) De heerlijkheid Lombeek had hij in 1553 van Diederik van der Coenen verkregen. (E, B I 423.)Ga naar voetnoot(1) Hij was een zoon van Jan Hannaert, Ridder en Commandeur der orde van den Heiligen Jacob de Spata, en van Margaretha Vilain, baronesse van Liedekerke, burggravin van LombeekGa naar voetnoot(2) Deze Jan kocht bij contract, verleden 20 April 1537 op het slot Bouchout, voor den priester en notaris Adriaan van Emichoven, van Robert, graaf van der Marck en tot Arenberg, het burggraafschap van Brussel, waarbij de verkooper zich echter de heerlijkheid Oerle in het Luiksche uitbedong (B. 354 p. 231). Nadat Jan reeds verscheidene kapitalen, waarmede de goederen bezwaard waren, had afgelost aan Jan van Busleijden en diens moeder Adriana van Gondeval, weduwe van Gilles van Busleijden, aan Jan de Haene, zoon van wijlen Mr Hendrik en van Christine Van der Voirt, en aan Elisabeth du Quesnoy. (B. 354, p. 237, 242, 270, 254), werd zijne nieuwe bezitting hem nog weder betwist door Floris van Egmont, graaf van Buren, als grootvader en voogd van den jongen Robert, graaf van der Marck, heer van Eggremont, en Cuno, graaf van Virnenburg en Neuenahr, heer van Saffenberch, | |||||||||||||||||
[pagina 391]
| |||||||||||||||||
Sombreffe, als gemaal van Josina, zuster van Robert, beide kinderen van den verkooper. Hij wist echter de goederen in bezit te houden, door die aanspraken met geld af te koopen. (B. 354, p. 350, 352, 379). Hij was een bekwaam man, die, alle rangen der administratieve hierarchie doorloopende, fortuin maakte. Eerst was hij sekretaris van den bijzonderen Raad, vervolgens lid van dien raad, en werd meermalen als gezant naar Frankrijk gezonden (1532, 1536). Hij was ook kastelein en opperbaljuw van Ninove. Zijn zoon Karel was een groot voorstander van de nationale zaak: de Staten stelden hem aan tot gouverneur van Antwerpen, in 1577, ter vervanging van den heer van Champigny (don Frederico Perrenot van Granvelle, baron van Renaix, enz. broeder van den vermaarden kardinaal)Ga naar voetnoot(1). Hij en Willem Martini, griffier der stad Antwerpen, overreedden Pontus van Noyelles, heer van Bours, een jong en dapper edelman, die in die stad het bevel voerde over eene der compagniën van het garnizoen der citadel, om zich van deze meester te maken in naam der Staten, en tevens den kapitein Treslong, een aanhanger van Don Jan van Oostenrijk, gevangen te nemen. Deze onderneming slaagde na een vrij hevig gevecht Bij het slechten der citadel aan de stadszijde sloeg Hannaert zelf mede de handen aan het werk (E.B. III 323). Carel Hannaert, Ridder, baanderheer van Liedekerke, burggraaf van Brussel, Lombeek, enz., verhief den 14n Mei 1575, het burggraafschap van Brussel, waarvoor Jan van den Dijcke, rekenmeester van Brabant, den eed had afgelegd, den 26n Januari 1539 (B. 361, 315). Hij was getrouwd met Maria Schijfve, zuster van | |||||||||||||||||
[pagina 392]
| |||||||||||||||||
den kanselier van Brabant Jan Schijfve, die door hare moeder Johanna van Berchem van de oude heeren van Niel en Schelle afstamde, en wier vader Jan Schijfve ook korten tijd de heerlijkheid Niel had bezeten. Jan Hannaert voerde: gedeeld, a Redinghen: in goud een blaauwe dwarsbalk, van boven vergezeld van een blaauw genagelden en getongden rooden leeuw, opkomende van den balk, b in goud een zwarte adelaar, en een rood St. Andrieskruis over alles heen. Behalve Karel, die de oudste was, kennen wij van hem een zoon Gerard, die schout was van Lokeren, Dackenam, Elversele, en door den heer van Cruningen gedood werd (C.G. Mss. Voet), en eene dochter Maria, overleden in 1588, gemalin van Jean de Failly, ridder, heer van Bernissart, opperbaljuw van Doornik en van het land van Doornik († 1587)Ga naar voetnoot(1). Het wapen van Karel Hannaert was gevierendeeld, 1 en 4, gedeeld, a Redinghen, b Gent: in zwart een zilveren schildhoofd, beladen, regt met een schildje van goud met blaauwe dwarsbalk, met een rood St. Andrieskruis over alles heen; 2 en 3 Liedekerke, in rood drie gouden leeuwen, getongd, genageld en gekroond van blaauw; hartschild: in goud een zwarte adelaar en een rood St. Andrieskruis over alles heen. Helmteeken; een uitkomende roode leeuw, genageld en getongd van blaauw tusschen een vlugt van goud (Vgl. C.G. Voet, no 738). Dit wapen kwam voor op een glasraam van de kerk te Waesmunster. Het was vergezeld van een ruitschild, gedeeld a Hannaert, (als boven omschreven) | |||||||||||||||||
[pagina 393]
| |||||||||||||||||
b Schijfve. Daaronder waren een ridder en eene vrouw afgebeeld; lager stond te lezen: ‘M'her Charles Hannaert Banderheer Ter weerzijden waren de kwartieren van deze echtgenooten afgebeeld, te weten:
1. Redeghem, in goud en blaauwe dwarsbalk met een roode leeuw, genageld en getongd van blaauw, uitkomende van de dwaarsbalk; 2. in zilver 3 roode meerltjes; 3. gevierendeeld, 1 en 4 Villain met de brisure als boven vermeld, 2 en 3 Liedekerke; 4. in rood twee schuinsgekruiste zilveren degens, met gevest van goud; 5. als boven omschreven; 6. gedeeld van rood en zilver, het 1e met een zilveren leeuw, het 2e met een omgewenden rooden leeuw; 7. de drie palen en het vrij kwartier Block-Schoenmaecker; 8. in blaauw 3 zilveren meerltjes (!). (Verzameling van grafschriften van Hellin, C.G. no 1522). Deze kwartieren berusten op de volgende afstamming: | |||||||||||||||||
[pagina 394]
| |||||||||||||||||
(1) Zie: Paul Cte du Chastel, op cit.
(2) Ibidem. (3) Adriaan Vilain was een zoon van Colard van Gent, gezegd Vilain, heer van Liedekerke, burggraaf van Lombeek en van Margareta van Ghistelles, kleinzoon van Adriaan en van Jozina van Praat van Moerkerken, en achterkleinzoon van Jan, heer van St Janssteen en van Margareta van Gavere, vrouw van Liedekerke, dochter van Arnout heer van Liedekerke en Rassinghem en van Margareta van Bergen-op-Zoom. - Deze afstamming, die wij waard vonden om medegedeeld te worden, is uit verschillende oude handschriften des Kon. Bibl. geput. Het bewijs voor de juistheid kunnen wij dus niet leveren, doch kunnen niet nalaten op te merken, dat volgens de Schoutheete, Op. cit. de vrcuw van Jan Hannaert, eene dochter schijnt te zijn van Adriaan Vilain, die een zoon van ‘Mer Mertens’ Vilain was!!! (pag. 304). Over de baronie Liedekerke zie: Flandria illustrata sive descriptio comitatus istius ab Antonio Sandero, en Phil. de l'Espinoa, Recherches des antiquitez, et noblesse de Flandres. | |||||||||||||||||
[pagina 395]
| |||||||||||||||||
Karel Hannaert en Maria Schijfve hadden alleen twee dochters: 1. Maria Hannaert, burggravin van Brussel en Lombeek, barones van Liedekerke, en (volgens du Chastel) vrouw van Maelstede, Capelle, Nijlen (Niel), Ittervoorden, enz. overleden in den Haag 1608, huwde in 1570 met Jacob van Boussu, Ridder, heer van Haussy of Auxy, enz. Zoon van Jan, Ridder van het gulden vlies, en van Anna van Bourgogne, weduwe van Jacob, Graaf van Hornes. Na haren dood hertrouwde hij met Jacqueline Cottrel. Den 30n April 1579 verheft Jacob van Boussu, heer van Houssy, baron van Liedekerke, burggraaf van Lombeek, als man van Maria Hannaert, vrouw van Liedekerke, de Kasteleinij of het burggraafschap van Brussel, door den dood van haren vader, Karel, Ridder, baron van Liedekerke, burggraaf van Brussel (B. 361 p. 508). Philips II verhief hem tot markies van Veere en Vlissingen. In 1578 werd Jacob van Boussu opperbaljuw van Aalst en eindelijk grootmeester der wateren en bosschen van Henegouwen. Gedurende den oorlog streed hij in het Spaansche leger. Bij uitspraak van den procureur generaal van Brabant, van 7 Januari 1583 werden zijne goederen verbeurd verklaard, en volgde zijn zwager van den Tympel hem op als Kastelein van Brussel. (E.B.) Later stonden Jacob van Boussu en zijne vrouw Maria van Liedekerke(!) het kasteel en dorp van Bouchout met nog andere goederen af aan Christopher d'Assonleville, Ridder, heer van Haulteville, lid van den staatsraad en van den bijzonderen raad, thesaurier der orde van het gulden vlies; welke daarvan de verheffing deed den 23 Juni 1592 (B. 364 p. 421). Het wapen van Jacob van Boussu was in rood | |||||||||||||||||
[pagina 396]
| |||||||||||||||||
een gouden schuinbalk. Zijn achterkleinzoon was Thomas Philippe de Hennin, dit d'Alsace, van Boussu, aartsbisschop van Mechelen (Hellin, St. Bavon à Gand I, p. 369). 2. Claudina HannaertGa naar voetnoot(1) trouwde in eerste huwelijk met Karel van Arkel, heer van Waardenburg, zoon van Walrave Ridder, heer van Heukelum, Waardenburg, Amelrode, enz. en van Catharina, natuurlijke dochter van Hertog Karel van GelderGa naar voetnoot(2); hij werd als student te Leuven ingeschreven in Maart 1557 als Werdenburgensis nobilis. Na den dood van dezen haren man hertrouwde zij met den vermaarden Olivier van den Tympel, Ridder, heer van Corbeek, gouverneur van Brussel (in zwart een gouden leeuw met een zilveren schuinbalk, beladen met 3 roode lindebladeren - of harten - over alles heen) zoon van Jan, Ridder, heer van Corbeek, burgemeester van Leuven, aldaar overleden 1 Januari 1576, en van Johanna de Mol ('s Mols) († 13 Mei 1565) dochter van Jan en van Maria van Wesemael, kleinzoon van Wouter van den Tympel en van eene Jonkvr. van Diest. Haar wapen was gevierendeeld: 1 en 4 Redinghen 2 en 3 Gent. Op den 5n Februari 1567 verheft Olivier van den Tympel, bij doode zijns vaders, den Ridder Jan, de hooge, middelbare en lage justitie van het dorp Corbeek over de Dyle, in het kwartier van Herent, en voor hem zelven met zijnen broeder Dionysius, verschillende cijnsen (B. 359 p. 98). | |||||||||||||||||
[pagina 397]
| |||||||||||||||||
6 April 1610 verheft Claudina van Liedekerke weduwe van Olivier van den Tempele (!) in hare hoedanigheid van voornaamste schuldeischeres en curatrice van zijne nalatenschap, krachtens acte van het Hof van Holland, van den 17 Maart, eene heerlijke erfcijns in de stad Leuven, bestaande in 15 kapoenen, 19 stuivers 6 duiten Leuvensch, 27 stuivers ‘paijements’ en 4 ‘hoijdagen’; de heerlijkheid van Corbeek over de Dijle, een erfcijns in dit dorp, en de helft van twee derden der tienden van de gemeente Perck, welk laatste leen vroeger had toebehoord aan heer Karel de Fourneau, heer van Cruijckenborg (B. 370 p. 395). Op 6 November 1586 verheffen Maria en Claudina Hannaert, bij doode van haren vader, 16 bunders bosch te Wambeek, genaamd ‘het bosch van Crainhem’ de helft van 32 bunders, waarvan de wederhelft toekwam aan het kapittel van Ninove (B. 363 p. 259).
Na den dood van Karel Hannaert, verkochten zijne weduwe en kinderen de heerlijkheid van Niel aan Flaminio Garnier, heer van Schelde, secretaris van den staatsraad. Vrouw Maria Schijfve (‘edele vrouwe, vrouw Marie Scheijff’), Maria van Liedekercke (sic!) met haren echtgenoot Jacob van Boussu, Ridder, heer van Auchy, baron van Liedekerke, Leeuwe enz., en Claudina van Liedekerke (!) met haren man Olivier van den Tympel (Temple) Ridder, heer van Corbeek, gaven bij acten verleden voor schepenen van Liedekerke-Leeuw, den 23n September 1587 en voor den magistraat van Aken, den 18n Augustus bevorens, volmacht aan Mr Godfried Snijers, om hunne belangen waar te nemen. De zaakgelastigde van Garnier was Jan van Hebeke, doctor in | |||||||||||||||||
[pagina 398]
| |||||||||||||||||
de rechten en stadhouder van het burggraafschap van Antwerpen. De koopacte werd verleden voor schepenen van Antwerpen, den 15n September van hetzelfde jaar. Den 29n October daaraan volgende machtigde de nieuwe heer van Niel, in tegenwoordigheid van den notaris Melijn, Mr Claudius de Croy, om de heerlijkheid voor hem te verheffen, wat deze deed, 7 Februari 1588 (M. II, 2e deel p. 22). Flaminio Garnier werd benoemd tot secretaris van den staatsraad en van den bijzonderen raad bij patent van 15 Juni 1581. Hij was ook secretaris van de Duitsche ambassade. Zijne jaarwedde beliep 848 pond, 12 st. 6 den. (C. 45872 p. 66). Bij patent, gegeven te Madrid, 31 October 1583, verleende de koning hem een pension van 600 pond 's jaars: ‘en considération des bons, agréables et diligens services quil a cydevant rendu, pendant qu'il a servy de secrétaire ès ambassades ordinaires qui de la part de Sa Majesté ont résidé en Allemaigne, tant devers feu l'empereur Maximilien le second que aussy lempereur moderne Rodolphe, où il a quelque temps satisfait seul aux affaires de la dite charge, à raison de quoy lui auroit convenu faire plus grandz fraiz et dépens, mesmes pour lui donner moyen à mieulx et plus commodément sentertenir au service de Sa Majesté, et pour récompense de ses services passés et autres plus grandz, quil fera à l'advenir, oultre tous autres traittemens et bienfaitz quil tient et perçoit d'icelle...’. (ibidem). Op den 2n April 1586 deed de procureur generaal Christophe Godin hem de som van 1200 pond uitbetalen, voor de eerste twee jaren van dat pensioen, van 31 Oct. 1583 tot 31 Oct. 1585. Flaminio Garnier liet de heerlijkheid Schelle verheffen, den Sept. 1585, door Balthasar van Lookenborch, krachtens koopacte verleden voor den magistraat van Antwerpen, den 28 September 1582 (M. II, 2e deel, p. 2). | |||||||||||||||||
[pagina 399]
| |||||||||||||||||
Zijn wapen is: doorsneden, 1 in goud een roode dubbele adelaar, 2 in blaauw een zilveren paaschlam, (Hellin, Mss. in fol. Tom. IV geneal. van Brouchoven). Het schijnt dat hij in de laatste jaren zijns levens tot de waardigheid van Ridder verheven is. Hij stierf in 1592. In de maand Mei 1593 gaf zijne weduwe eene kwijting voor 850 pond. 19 stuiv. voor ‘une année de crue de ses gaiges (het pensioen van wijlen haren man) commencée le VIIIe jour dejuing 1591 et finie le septiesme de juing en suivant 92, compris le jour de bissexte’ (C. 45872 p. 66). Hij was getrouwd met Barbara de Reversé (of Reverset) vrouw van Novion, la Tour-en-Acheville, wier wapen was in goud een roode dwarsbalk met een uitgeschulpte rand van hetzelfde, dochter van Hercules, Heer van de genoemde plaatsen, raad des konings in het baljuwschap van St Omer, en van Marie de Bomele, dochter van Jacob en van Leonora de Bersaque, kleindochter van Jan, Heer van la Tour-en-Acheville, en van Anna de Roeux, dochter van Vincenten van Johanna Rigolet (oud handschrift, B.R.). Op den 16n September 1592 verhief Jacob van Wissenborch, schout en rentmeester der heerlijkheden van Schelle en Niel, de hooge, middelbare en lage justitie der heerlijkheden van Schelle en Niel voor de kinderen van wijlen den ridder Flaminio Garnier, met namen: Oudart, Pierre, Ernest, Jeanne, Marie en Anne. Oudart de oudste werd ingeschreven als ‘sterfman’ van die leenen. Hij telde toen ongeveer zes jaren (M. II, 2e deel, p. 57 vo). Barbara de Reversé, vruchtgebruikster van Schelle en Niel, hertrouwde met Jacob van Enghien, Ridder, Heer van Kestergat en Wambroeck, gezworene van Doornik in 1591/92 (weduwenaar van Johanna van der Moten, vrouw van Bruijlles, Neufville, enz. gestorven 10 Mei 1585), met wien zij drie kinderen had: 1 Willem van Enghien, Heer van Kestergat, burggraaf van Santa-Cruz en van la Pandry, | |||||||||||||||||
[pagina 400]
| |||||||||||||||||
die bij Beatrice Theresia van Boisschot. met wie hij gehuwd was bij contract van 27 April 1646, eene eenige dochter had, Isabelle Anne Françoise, vrouw van den Ridder Henri de Haro: 2 Jacqueline, geestelijke Zuster te Beaupré bij Gerardsbergen: 3. Barbara, stichtsdame te Denain (du Chastel, Op. cit.) Uit naam van zijne tweede vrouw en de kinderen van deze, verzocht de Ridder Jacob van Enghien, Heer van Kestergate, van de Aartshertogen Albert en Isabella, machtiging om boomen te planten langs de openbare wegen en op de woeste gronden van het grondgebied der heerlijkheden van Schelle en Niel; als beweegreden tot dit verzoek voerde hij aan, dat de goederen der familie Garnier ‘door de desolatie vanden quartier aldaer grootelijcx zijn verargert ende bedorven, zijnde de straten verwildert ende mit houdt bewassen’. De vorsten gaven, eene gunstige beschikking op het verzoekschrift, den 15 December 1609, jegens een jaerl. cijns v. 2 ponden v. 40 gr. vl. De goederen der familie Garnier in dit stuk vermeld, zijn: 't hof te Niel mette twee hoeven ende noch sekere stede aldaer gelegen in den Swaelen hoeck en versch stukken land en boschonder Schelle. (C. 143, p. 134). Oudart Garnier, Heer van Novion, Schelle, Niel, enz. begaf zich in den echt met Allegonda van Brouchoven (in blaauw 3 gouden molenijzers) dochter van Rogier, Heer van Vechel en Erp. († 16 Februari 1656) en van Johanna van Hoorenbeke dochter van Arnout en van Helena de Wolf, kleindochter van Hendrik van Brouchoven, eersten schepen van 's Hertogenbosch, en vervolgens Raad, ontvanger generaal der beden in het kwartier van 's Hertogenbosch, en van Johanna de Weerdt, gezegd van der Steghen, dochter van Christiaan en van Sophia van den Oever. - Allegonda van Brouchoven, hertrouwde na den dood van haren man met François de Berty, Heer van Berthem, enz. | |||||||||||||||||
[pagina 401]
| |||||||||||||||||
Oudart Garnier liet slechts eene dochter na: Lambertine Ernestine, vrouw van Novion, die de vrouw werd van haren bloedverwant Eduard van Brouchoven, gezegd van Berty, Heer van Erp, burgemeester van Antwerpen, die zijn wapen vierendeelde met dat van Berty, als hartschild daaraan toevoegende het wapen van Gertaldo. Hij was een zoon van Christiaan van Brouchoven, Heer van Vechel en Erp, schepen en vervolgens eerste pensionaris van Antwerpen en van Dorothea van Berty, kleinzoon van bovengenoemden Rogier.
Bij patent van 15 Augustus 1626 verpandde de schatkist op nieuw de heerlijkheden Schelle en Niel, voor 6700 en 7200 ponden aan Jo. Rogier Clarisse; deze, die schepen van Antwerpen was, gaf in die stad op 9 September 1632, ten overstaan van Jan Carel della Faille, Heer van Rijmenam, en Mr Cornelis de Schott, leenmannen van het leenhof van Mechelen, aan Jan van der Hoffstadt, procureur te Mechelen, volmacht om beide heerlijkheden voor hem te verheffen (M. VI. p. 154). De lasthebber kweet zich van deze opdracht, den 25n September van hetzelfde jaar (ibid. p. 160). Rogier Clarisse, was een zoon van Rogier, koopman te Antwerpen, geboren te Rijsel. en van Sara Breyl (in zilver drie blaauwe palen, met een vrij kwartier, effen rood) stichters van het Capucijnenklooster te Lier (zie, Théatre Sacré II pars 2a p. 173 en Butkens II Supp. 377). Ten einde aan zijne kinderen, behalve de goederen die God hem geschonken had na te laten ‘un commencement de quelque degré d'honneur,’ verzoekt Rogier Clarisse, de vader, de aartshertogen Albert en Isabella, om hem een wapen te verleenen, met gesloten helm | |||||||||||||||||
[pagina 402]
| |||||||||||||||||
(avec un timbre fermé). Hij zette uiteen, dat hij afstamde ‘d'honnêtes parents’ (men zegt dat Lodewijk Clarisse en Marie le Batteur zijne ouders waren); dat hij altijd een voorbeeldig leven had geleid ten opzichte van zijn Vorst, van God en de Kerk, en dat hij aan de Capucijnen groote sommen geschonken had voor den bouw van een klooster. Bij patent gegeven te Brussel, 30 Augustus 1614, verleenden de vorsten hem dit wapen: op een blaauw schild een zilveren kruis, beladen met een zwart kruis, overladen in het midden met een gouden zon: gesloten helm, zonder eenig goud of zilver; (le heaume clos et sans aucune dorure ou argenture), de wrong en dekkleeden van blaauw en zilver; helmteeken: een spiegel tusschen twee zwarte vleugels (C.G. Portef, 615). Rogier de vader en zijn vrouw Sara Breyl werden te Antwerpen begraven in het Capucijnenklooster, waar men in lateren tijd een gedenkteeken plaatste. dat versierd was met een wapenschild van zilver met een blaauwe dwarsbalk, gedekt met eene kroon met negen paarlen, schildhouders, twee griffioenen, en dit opschrift: D.O.M. |
|