| |
| |
| |
Wapenteekenkunst en Wapen-Albums.
(Alba amicorum.)
door Graaf Maurin Nahuys.
DE kunst van het wapenteekenenGa naar voetnoot(1) behoort tot een dier specialiteiten, waartoe men slechts geraken kan door de studie der heraldische archeologie. Men kan een uitstekend teekenaar, een voortreffelijk kunstschilder zijn, zonder daarom nog een goed wapenteekenaar te zijn. Op hoeveel uitmuntend geschilderde historische tafereelen treft men niet allergebrekkigst en verkeerd geteekende wapens aan. Zelfs de zoo gevierde Leys, die historische voorstellingen geschilderd heeft in den trant der gothieken, was niet altijd gelukkig in zijne wapenafbeeldingen. Daarentegen geeft Albrecht De Vriendt, wiens voortreffelijke historie-schilderijen den stempel dragen van grondige archeologische kennis, de wapenfiguren in den stijl des tijds uitmuntend terug.
De schoonste en eigenaardigste wapentypen vindt men natuurlijk in hetgeen ons overgebleven is uit de
| |
| |
middeneeuwen, dien tijd van den bloei des ridderwezens: het in een punt toeloopende en schuins gesteld schild met kernachtig geteekende wapenbeelden.
Later oefende de renaissance, ook op den stijl der wapens haren invloed uit. Men bezit uit het overgangstijdperk van den gothischen tot den Renaissance-stijl, zeer fraaie wapentypen; maar allengskens veranderde richting en vorm van schild en helm; de leeuwen, adelaars enz. vertoonden zich niet meer in dezelfde eigenaardige gestalte; zij wonnen in vleesch, maar verloren in eigendommelijk karakter. De helmdekken en lambrequins erlangden eene grootere uitbreiding, en de schoonheid der heraldische typen ging meer en meer verloren, tot dat men in de XVIIIe eeuw, in den smakeloozen opgesmukten rococo-stijl verviel, en eindelijk in onze eeuw tot het toppunt van wansmaak geraakte.
Met vreugde zagen wij dan ook, dat sedert eenigen tijd, vooral in Duitschland. en Oostenrijk, zich eene loffelijke richting geopenbaard heeft, om tot de schoone typen der middeneeuwen en van het overgangs-tijdperk tot de renaissance-stijl terug te keeren. Doch in onze eeuw van nabootsing, worden oude zaken zoo menigmaal zonder oordeel en verstand toegepast. Dit euvel treft men ook aan ten aanzien der wapenkunde.
Aan nieuw geadelden worden helmen en helmteekens der XIV, XVe of XVIe eeuw op hunne wapenschilden gegeven, in plaats van, na dat de rang- of titelkronen ingevoerd zijn, dezen op hunne wapens te plaatsen. Dit ware, dunkt ons, rationneeler, dan helmen en helmteekens van den voortijd, die toch voor de b.v. in deze eeuw geadelden die met een nieuw ontworpen wapen begiftigd worden, niet de geringste beteekenis of waarde kunnen hebben.
In vorige eeuwen was het, vooral bij de aan hoogescholen studeerende jeugd, gebruikelijk, alba amicorum
| |
| |
aan te leggen, waarin de vrienden hunne wapens lieten teekenen, waarbij zij eenen spreuk, een inschrift en hunne handteekening voegden.
De bezitter des albums teekende dikwijls later daarin aan de dagteekening der promotie, die des overlijdens enz. der betreffende personen.
In die albums zijn de wapens meestal goed en fraai gemaald. De duitsche wapenalbums ‘Stammbücher’ munten veelal uit door schoonheid. Dikwijls treft men ook nog afbeeldingen van kleederdrachten daarin aan.
In de meeste akademie-steden vonden eertijds wapenteekenaars een bestaan in het versieren van die alba amicorum der studenten.
Uit verschillende oogpunten zijn deze wapenalbums belangrijk. Voor den kunstenaar leveren zij fraaie voorbeelden van wapentypen; voor de wapen- en geslachtkunde zijn zij van onschatbare waarde en dikwijls ook, gelijk wij reeds aangemerkt hebben, voor de kostuumkunde, terwijl zij meenigwerf hoogst interessante autographen bevatten.
Met betrekking tot die akademische studenten-wapenalbums, bezitten wij een paar herinneringen, afkomstig, de eene van de Leuvensche- en de andere van de Leijdsche Hoogeschool.
Van eerstgenoemde zijn het slechts eenige losse bladen uit een wapenalbum, aangelegd in de laatste helft der XVIe eeuw aan de hoogeschool te Leuven, door Jacobus ter Spillen, daarop ook genoemd wordende: van der Spillen en van ter Spillen.
De wapens en onderteekeningen zijn van:
Cobelius (Johannes), 9 Mei 1576. |
Eck (Theodoricus ab), 1577; spreuk: Ubi amici ibi opes. |
Holte (Wernerus de), 17 Mei 1576; spreuk: Exardua virtus. W.O.S. |
| |
| |
Ittersum, (Henricus ab); spreuk: Initium sapientiae timor Dm. |
Kreijnck (Menso), 11 Mei 1576; spreuk: Scopus vitae Christus, F.F.F. |
Het tweede is een langwerpig, in zwart leder met verguldsels ingebonden, fraai, hollandsch Wapenalbum (album amicorum), uit de eerste helft der XVIIde eeuw, waarvan de aanlegger ons evenwel onbekend is, daar, zonderling genoeg, bij geen een der inschriften zijn naam vermeld is; ook ontbreekt overal de naam der plaats waar de inschrijvingen geschied zijn; alleen de latere bijvoegingen, welke men op verscheidene bladen aantreft, vermeldende dat de ingeschrevene tot doctor gepromoveerd is, en vooral deze woorden: ‘obijt in hac accademiae’ op fol. 12 voorkomende, duiden voldoende aan, dat het album aan de Leidsche Hoogeschool aangelegd is. Daar verder de drie eerste daarin voorkomende wapens, zonder bijschrift, zijn: 1o van de provincie Holland, 2o van prins Maurits, met het schildje van Buren (door dezen vorst gevoerd van 1618-1625Ga naar voetnoot(1), en 3o van de stad 's Gravenhage (de ooievaar echter zonder paling of aal in den bek), is het waarschijnlijk, dat de eerste bezitter des albums een hagenaar is geweest.
De wapens zijn voor het meerendeel zeer fraai
| |
| |
heraldisch geteekend en gekleurd: zij zijn ten getale van 80, de drie boven vermelde medegerekend. Boven aan elk blad staat de naam van den inschrijver en onderaan zijne handteekening waarbij dikwijls eene spreuk gevoegd is.
De namen der met de afbeelding hunner respectieve wapens ingeschreven personen, laten wij hieronder in alphabetische orde volgen, met bijvoeging der spreuken en der later bijgeplaatste aanteekeningen.
Aerssen (Johannes Baptista ab). - Non omnibus, omnia. Anno 1632, 4 Novemb. - Defendit difficillimas theses de Pactis, 5, die Julij Ao 1634. - Fol. 75. |
Aerssen (Cornelius ab) N.B. de handteekening ontbreekt. - Fol. 93. |
Alckemade (Johannes ab). - Fol. 46. |
Barlehaer (Joannes). - Fol. 81. Genus et proavos et quae non fecimus ipsi vix ea nostra voco. |
Berckhout (Paulus). - Dum spiro spero. - Fol. 24. |
Bonser (H.). Fol. 56. |
Bonzer (G.). - Fol. 56. |
Boot (Jacobus). - Fol. 7. |
Boot (Joannes) 1628. - Vincit presentia faman. - Fol. 49. |
Both van der Eem (Gerardus). - Arte vel marte. - Fol. 32. |
Borsman (Mattheus). - Libertas est servire Deo. - Fol. 76. |
Casembroot (Jacobus). - Fol 71. |
Cocq (Guilielmus de). - Fol. 34. |
Comans (Johannes). - Nihil est difficile volenti. - iuris utriusq. doctor promotus. - Fol. 37. |
Croeck (Antonius) 11 Julij 1633. - Qui genus iactat suum aliena laudat. - Fol 38. |
| |
| |
Does (Theodorus van der). - N.B. in rood negen gouden ruiten 5, 4. - Fol. 16. |
Does (Wilhelmus van der) 1635. - Dulce est desipere in loco. - N.B. in rood negen gouden ruiten, 5, 4. - Fol. 85. |
Does (Gerardus van der). - N.B. de handteekening ontbreekt. In zilver drie zwarte leliën. - Fol. 90. |
Does (Jacobus van der). - N.B. de handteekening ontbreekt. Wapenschild gevierendeeld: 1 en 4, in zilver drie zwarte leliën; 2 en 3, in blauw een zwaan van zilver op eenen groenen grond staande en aan de regter poot door een gouden snoer aan een boomstronk vastgemaakt; bek en poten rood, gouden kroon om den hals (Wouw). - Fol. 92. |
Dorp (Fredericus van). - Multam potius quam longam vitam opto. - Fol. 72. |
Geul (Janus) - Fol. 22. |
Gillis (Cornelius). - Nusquam tuta fides. - Fol. 58. |
Goes (Martinus van der). - Fol. 17. |
Goesius (Gulielmus). - Non est ad astra mollis e terris via. - Fol. 74. |
Haer (Johannes van der). Anno 1628. - Scelus autorem reperit. Fol. 10. |
Haghen (Adrianus van der). 1 decemb.: Anno 1626. - Fol. 8. |
Haghen (Petrus van der). 1 decemb.: Anno 1626. - Fol. 9. |
Hallingh (Guilhelmus). 1628. - Minimum decet licere cui plurimum licet. - Fol. 48. |
Hallingh (Guilhelmus). Anno 1630. - Crescit post funera virtus. - Fol. 65. |
Hallingh (Joannis). 1634. - Debemur morti nos nostraque. Fol. 94. |
Hamel (Augustinus). - Defluit oetas: - Defendit
|
| |
| |
theses de indicijs, 23 septemb. anno 1634. - Fol. 63. |
Hessels van Dinter (Andreas). - Fol. 42. |
Kerckhoven (Wilhelmus a). - Fol. 14. |
Keun (Johannes). - Ambitio exitium parturit. - Fol. 95. |
Leeuwius (Theodorus) 12 julij 1634. - Nihil est sine numine felix. - Fol. 89. |
Lijbergen (Abrahamus a). Ao 1629. - Majora speramus - obijt in Gallia. Fol. 11. |
Maes (Quirinus van der) den 9 mart Anno 1630. - Marte, et Minerva. - Fol. 61. |
Maes (Conradus van der). Anno 1634. - Dimidium plus toto. - Fol. 87. |
Main (Daniel la). Anno 1626. - Quod fuit durum pati meminisse dulce est. - Hic promotus 8 novemb.: de in integrum restitutionibus theses defendit, Ao 1629. - Obiit Hagoe Comitis post-tridie nonas May ano 1639. - Fol. 3. |
Mijerop (Johan a). - Fol. 28. |
Mijerop a Calslaghen (Cornelius a). - Fol. 30. |
Mijerop (Joachimus a). - Nemo malus felix. - Fol. 51. |
Mijle (Arnoldus van der). - Olim meminisse juvabit. - Fol. 54, |
Naeldwijck (A). Anno 1626, 1 decemb. - Fol. 1. |
Natdam (Guiljelmus a). Ao 1630. - Te totum Excute. - Fol. 66. |
Oswaerdt (Cornelis van). - Fol. 44. |
Oswaert (Jacobus ab). - N.B. de handteekening ontbreekt. - Fol. 60. |
Panhuijsen (Servasius van). - In utruq paratus. - Fol. 43. |
Piper (Theodorus le). - Perfer et obdura. - Medecince Doctor promotus cum de Picâ publice defenderet 31 Mai 1633. - Fol. 39. |
| |
| |
Pots (Anthonius). - N.B. de handteekening ontbreekt. - Fol. 91. |
Potteij (Joan). - Fol. 73. |
Raephorst (Albertus a). Anno 1633. - Sors sua quemque beat. - Fol. 64. |
Ravesteijn (Cornelius a). 1630. - Mens sua totus homo. - Fol. 62. |
Reeck (Joannes de). - Occasio praeceps. - Promotus Medecinoe Doctor 163. Obijt Hagoe com. 1633. - Fol. 50. |
Rijsbergen (Joannes). - Gaudet patientia duris. - Fol. 53. |
Snellius (Rodolphus). Ao M.D.CXXXIIII Quarto iduum Februarij. Sum Rodolphi Snellij Willebrordi filij a Royen, - Nuce fracta nucleus. - Fol. 79. |
Snewius (Adrianus a). - Fol. 6. |
Sorgen (Adamus a). - Tertio Nonarum Junij M.D.C.XXIX. - Amat Victoria Curam - obijt aquis submersus. - Fol. 47. |
Sorgen (Justus van). - Omnia serio. N.B. de handteekening ontbreekt. Fol. 77. |
Stevijn (Fredericus). - 1631, 20 Junij. - Nihil ab omni parte beatum. - Fol. 68. Waarschijnlijk een zoon van den beroemden Simon Stevijn. |
Strijen (Adrianus van). - Fol. 15. |
Strijen (Jacobus van). - N.B. de handteekening ontbreekt. Fol. 86. |
Teijlingen (Cornelis van). Anno 1626. - Non degener. - Fol. 5. |
Thijen (Isaac van). - Nunquam sero, si modo serio. - Omnia industria et constans labor superat. - Fol. 20. |
Volbergen (Martinus a). 1628, 3 April. - Fortes
|
| |
| |
creantur fortibus et bonis. - Obijt in Gallia. - Fol. 18. |
Voocht (Lowijs de). - Geldro Hollandus. Anno 1626. Fol. 40. |
Vosbergen (Casparus a). - Nil mortalibus arduum. - Fol. 57. |
Wassenaer heere van Opdam (Joncheer Jacob van). - Fol. 2. |
Wassenaer (Jacobus van). - Victoria sin maxima. - Fol. 4. |
Wassenaer de Duvenvoorde (Arnoldus de). 3 Julij Anno 1630. - Nunquam non crescens. - Fol. 59. |
Werve (Guilielmus a). Anno 1629. - Sustine et abstine. - Fol. 52. |
Werve van der Wijele. (Petrus van de). - Obijt, in hac academiae. Anno 1628. - Fol. 12. |
Werve van der Wijele (Cornelis van de). Anno 1627. - Durum patientia vincit. - Obijt 2 Augusti 1630. - Fol. 13. |
Werve (W. van de). - Nobilitas sola est atqs unica virtus. - Defendit theses de rei vindicatione, 27 Septemb.: Anno 1634. - Fol. 80. |
Werve (Anthonius van der). - Fol. 70. |
Wouw (Albertus a). - Obijt ex calculo vesicoe. - Fol. 69. |
Wten-Hage de Mijst (Diederick). - Pridie Nomas Februarij Anno 1632. - Non videri sed esse. - Defendit theses de petitione hoereditatis. 30 Septemb. anno 1634. - Fol. 67. |
Zevender (Jacobus Fredericus van der). Ao 1628. - Sans varier. - Fol. 45. |
| |
| |
Wijders zijn er enkele bladen waarop bovenaan slechts de naam voorkomt, en die bestemd waren met het wapen beschilderd te worden en de handteekening te ontvangen. De op bedoelde bladen geschreven namen zijn de volgende:
Aerssen (Cornelius ab). - Fol. 23. |
Bort (Petrus). - Fol. 82. |
Cheeuwen (Petrus). - Fol. 29. |
Groulard (Johan). - Fol. 19. |
Honardus (Thomas). - Fol. 35 verso. |
Junius (J.). - Fol. 25. |
Kintschot (Casparus à). - Fol. 83. |
Luchtenburg (Leonardus a). - Fol. 33. |
Moucheron (Mathias de). - Fol. 31. |
Over Rijn a Schoterbosch (Joh. ab). - Fol. 21. |
Puttenius (Cornelius). - Fol. 55. |
Rosaeus (Jacobus). - Fol. 84. |
Treslong (Wilhelmus). - Fol. 38. |
Verloo (Jacobus). - Fol. 26. |
Vinck (Johannes). - Fol. 35. |
Vollenhovius (Arnoldus). - Fol. 27. |
Wijngaerden (Gerardus a). - Fol. 41. |
Wouwius (Sibertus Johannis). - Fol. 36. |
Moge deze kleine mededeeling over de heraldische teekenkunst en over een der gebruiken der akademische Muzen-zonen in vorige eeuwen, den welwillenden lezer niet onwelkom zijn.
| |
| |
|
-
voetnoot(1)
- Wij verstaan hiermede ook het schilderen, snijden, graveeren, enz. van wapens.
-
voetnoot(1)
- Zie onze Notice sur les armoiries des comtes de Nassau la Lecque, avec observations relatives à celles portées par Maurice prince d'Orange, comte de Nassau, le Héraut d'armes, p. 80; onze derde serie: Médailles et Jetons inédits, p. 35; Revue belge de numismatique 1878, p. 81; en ons artikel: het wapenschild van Maurits, prins van Oranje, graaf van Nassau, etc. zooals het door hem in verschillende tijdperken zijns levens gevoerd is geworden, voorkomende in het Algemeen Nederlandsch familieblad, 2de jaargang, bl. 211.
|