Dietsche Warande. Nieuwe reeks 2. Jaargang 2
(1889)– [tijdschrift] Dietsche Warande– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 103]
| |
Aankondigingen en advertentiën.Boekenkennis.Karel VI. Geschiedenis des vaderlands. Karel VI (1700-1740), door L. Mathot (van Ruckelingen). Nieuwe verbeterde uitgaaf. Gent, drukkerij S. Leliaert, A. Siffer en Cie, 1888. Zij die het streven der Dietsche Warande kennen, zullen begrijpen hoezeer wij met het werk van den even zedigen als ijverigen geschiedvorscher en letterkundige L. Mathot ingenomen zijn. De geschiedenis van veldslagen en staatsverhandelingen is slechts een deel der volksgeschiedenis. De ziel van het volk spreekt zich veel meer uit in de schoone kunsten, de letteren en het dagelijksch leven. Eere daarom aan den heer Mathot dat hij den weg bewandeld ter opheldering van het leven des volks, onder den titel van een zijner vorsten. Zooveel is echter zeker, dat tijdens de regeering van Karel VI de eigenaardige toestand van Belgenland en het volk, meer dan in landen van self-government, in regeeringsmaatregelen moet worden gezocht, en dat België niet weinig leed onder Karels zorgelijk wel, maar zwak karakter. Dit alles wordt hier dan ook aan het licht gesteld in bevallige, zuivere taal. Met de keuze en schrijfwijze van sommige uitdrukkingen zijn wij 't niet geheel eens, zoo bij voorbeeld met de uitdrukking raadplegende stem, Oostendische provisionneele, het bezet eener stad, enz. Doch dit zijn slechts kleinigheden die aan 't welgeschreven werk weinig schaden.
Oudere tijdgenooten, door Mr. J.W. Spin. 3e Deel. 's Gravenhage, 1888. Wij hervinden hier met groot genoegen o.a. Piae Memoriae G.W. Vreede, Friederike Brion, benevens vele opstellen van jonger dagteekening. Uit den adel van de keuze der onderwerpen blijkt de beschaafde geest, die vrij is van alle gemeenheid, alle banaliteit. | |
[pagina 104]
| |
Wij spreken aldus, dewijl jongere schrijvers al te dikwijls meenen: er kan geene dichterlijkheid bestaan, dan nadat de mensch eerst tot het laagste... stof, den modder, of hoe gij 't noemen wilt, is afgedaald. Wij vinden hier getrouwe verhalen van edele toestanden, ware gebeurtenissen gefiltreerd door eenen klaren geest, strijdende voor waarheid en recht. Belangrijk voor de kunstgeschiedenis zijn daarenboven de opstellen over von Scheffel, Thorwaldsen, enz. Een zedig, leerrijk boekje.
Holland in vroegere tijden. Merkwaardige personen en schetsen uit het maatschappelijk leven door Jhr. C.A. van Sijpestein. 's Gravenhage, W.P. van Stockum en Zoon, 1888. 250 bladzijden. Werkelijk heeft de schrijver gelijk, wanneer hij den generaal Knoop nazegt: ‘De geschiedenis is soms boeiender dan de roman.’ Leerrijk, ernstig en met kalm hoofd behandeld, zijn deze boeiende verhalen, hetzij dat de schrijver over de Pallandts spreekt of, ter gelegenheid van Jacob Cats ‘den jongen, hubschen, kloeken kaerel’ Dirck Pauw laat optreden, het zij hij het verhaal levert van den moord op l'Espinay gepleegd, of den aanslag op Jacob de Witt, door Jan den Brunswijker (1653), de ontvoering van Tancrède de Rohan, of het humoristische beeld van Voltaire's verblijf in den Haag (1715) schildert, of eindelijk den wilden robbert Gerrit van Raaphorst beschrijft, die voor zijn vrouwenroof uit den lande verbannen en voor eenen moord (1522) op het ‘Groene Zoodje’ te 's Gravenhage onthalsd werd - eene merkwaardige bijdrage tot de rechtsgeschiedenis van het begin der 16e eeuw. Elk verhaal biedt een eigenaardig leerrijk genoegen; de bundel is vol afwisseling. Moge de schrijver ons met nog menige dergelijke studie verkwikken. Cours d'histoire nationale, par l'abbé A.J. Namèche. Cinquième partie. Période espagnole, tome XXII. Louvain, Charles Fonteyn, 1888. Ziedaar dan het 22e deel van dien grooten arbeid, sedert jaren voortgezet, doch een tijdlang afgebroken door de bestuursbezigheden des wakkeren schrijvers, gedurende eenige jaren rector aan de hoogeschool van Leuven. Sedert dien tijd wordt het werk weder met ongeloofelijken ijver en voortvarendheid uitgegeven. Naar wij vernemen is het handschrift reeds tot aan den slag van Waterloo afgewerkt. Het 22e deel is het vervolg van het overzicht der geschiedenis van de Schoone kunsten enz. geduiende het tijdperk van Albrecht en Isabella. Alle onderdeelen zijn hier weder met nauwgezetheid en in vloeiende taal opgeteekend en aaneengeschakeld, zoodat de lezer een uitmuntend beeld voor zich heeft van de | |
[pagina 105]
| |
geheele beweging op bovengenoemd veld, in het begin der zeventiende eeuw. Vervolgens worden de laatste regeeringsjaren der aartshertogen beschreven en loopt de geschiedenis tot aan den vrede van Munster. Wij merken met genoegen op, dat de schrijver aan de Nederlandsche letteren eene haar toekomende plaats in zijn werk vooral in het 21e deel heeft geschonken, wat wij deswege vermelden, dewijl toch de historicus niet van dietschen bloede stamt. Wij weten dan ook niet, door welk geval in zijne geschiedenis van Jan IV en de hoogeschool van Leuven de Vlaamsche letteren eenigszins korter worden behandeld dan enkele comediestukjes, die in Vlaanderen omtrent dien tijd in de fransche taal aan 't licht kwamen. Met de hoogste spanning verwachten wij het 23e en de volgende deelen der groote geschiedenis, en wenschen wij den geëerden en begaafden schrijver nog vele jaren gezondheid en kracht om zijn verdienstelijken arbeid ten einde te brengen.
Winternummer van de Portefeuille. Kunst- en Letterbode. Red. Taco de Beer. Bijdragen van: Agatha, Annus, E. Bok, L. Buyst, E. de Chateleux, Mevr. La Chapelle-Roobol, H. Cosman, M. Emants, J. Hasebroek, A. Havée, B. van Heyningen, D. van Heyst, W. Hofdijk, G. Keller, E. Knuttel-Fabius, P. van Langendonck, E. Laurillard, F. Van Leent, V. Loveling, C. Lütkebühl, H. Van Meerbeke, H. Van der Mey, Pol de Mont, W. Otto, A. Pierson, A. Reiger, A. de Rop, A. Sauwen, L. Statenus, T. Tal, O. Wattez, J. Withaegen. Met chromolithographisch omslag, van Vander Waay en Witkamp. Oorspronkelijke Illustratiën van J. Bilders, D. Bles, J. Braakensiek, J. Linse, J. Van Oort, J. Schmidt Crans en P Schipperus; een Plaat in kleurendruk ‘Asschepoester’, een Ets ‘Wintergezicht’ van E. Statk. Muziekbijdrage van Hora Adema. Amsterdam, M. Olivier, uitgever, 1888-89. Zeer fraai.
J. van Vondel's Altaargeheimenissen, opnieuw uitgegeven door den Eerw. heer J. Erkens, professor in 't seminarie te St-Truiden. Gent, drukkerij S. Leliaert, A. Siffer et Cie, 1888. 183 blz. 8o. De titel is alleen wat vernieuwd, overigens is Vondels didactischhistorisch werk in oude spelling behouden. Dat heeft zijn voor- en ook zijn nadeel. Zij die door Vondel nederlandsch willen leeren, om daarvan dadelijk gebruik te maken voor de balie of in de dagbladen, trekken meer nut uit eene vernieuwde spelling, zooals pater Verstraeten die gaf. Doch voor hen die Vondel in zijne eigene taal- en dichterkracht zoeken te bestudeeren, om den wille der verheven kunst, zullen beter gediend zijn met de oorspronkelijke schrijfwijze. Elke poging Vondel in ruimeren kring bekend te makan is | |
[pagina 106]
| |
offelijk. Hadde de schrijver ook slechts een dozijn lezers van Vondel door zijn boek gewonnen, dan heeft hij nog eene zeer nuttige daad gedaan. Daar de oude uitgave der Altaergeheimenissen moeilijk te verkrijgen is, achten wij dit werk zeer aanbevelenswaard.
De electriciteit in het maatschappelijk leven. Leiddraad tot zelfonderricht met 1000 illustratiën. Amsterdam, E.L. Brinkman, 1888. 214 bladzijden, prijs: 12 1/2 c. de 16 bladzijden. In onzen tijd kunnen wij dergelijke werkjes niet dan prijzen. De schoolgeleerdheid gaat gemakkelijk te gronde, wanneer zij in latere jaren niet door practische werken wordt ondersteund en verfrischt. De schrijver stelt ons op de hoogte der verschillende stelsels van aanwending en toepassing: G. Glaser-de Cen, von Urbanitzky, Canter, Schwartze, (telefoon, enz.) Japing, Tobler, Waechter, Lewandowski, Hauck, Sack, Zacharias, Wilke, Kohlfürst, Krämer, Jüllig, de Fodor, Tumlirz, Sech, May, Albrecht gaan ons allen onderwijzend voorbij. Het overzicht is volledig. De stijl is klaar. De uitvoering is keurig zoowel wat de cliché's als de letter en het papier betreft. Alweer een zeer nuttige band meer in de wereld, waaraan wij van harte gelukwenschen!
Het hypnotismus als geneesmiddel, door Dr. A. de Jong, 's Gravenhage, W. Cremer, 1888, 37 bladzijden. Na de electriciteit noemen wij het hypnotismus, dat er niet geheel vreemd aan is. Dr. de Jong is een voorstander der Suggestive methode en wendt slechts zelden die van Braid aan. 98 van de honderd personen die hij behandelt, heeft hij door hypnotisme geholpen. Een aantal gevallen worden hier uitvoerig medegedeeld, waardoor zijn boekje werkelijk eene bijdrage is tot de geschiedenis der beschaving in de 19e (weldra de 20e) eeuw. Vooral vele stotteraars werden door den schrijver genezen, weswege, naar zijne ondervinding, het hypnotismus dan ook bestemd is aan de geneeskunde nog groote diensten te bewijzen.
De Raadgever bij zieke honden, eene populaire handleiding, vrij naar het hoogduitsch bewerkt, onder toezicht van A.J. de Bruyn, gepens. luit. kolonel van den militairen veterinairen dienst. 's Gravenhage, W. Cremer. 1888. 84 blz. De hond speelt eene groote rol in onze beschavingsgeschiedenis. Wie eenen hond met zorg verpleegt, beschermt in zekeren zin de menschheid, doet wel aan zijne naasten. In het oude Duitsche recht (vraag slechts aan Grimm) was de rol van den hond nog veel belangrijker dan heden; hij verscheen dikwijls als getuige voor de rechtbank. Heden kunnen sommige | |
[pagina 107]
| |
soorten nog dienen om misdadigers te ontdekken, of voor spionbode te spelen, b.v. in het Duitsche leger. Leve dus de Raadgever! Moge iedereen hem onder zijn dak een plaatsje gunnen, alsmede de lindebloesem, laudanum, catechu, zoete kwik, alanswortel, rabarber, enz. bij de hand houden. Het werkje is bijzonder kort en bondig geschreven.
Theophilus. Das Faustdrama des Deutschen Mittelalters, übersetzt und mit einer erläuternden Einleitung verschen von Johannes Wedde. Hamburg, Verlag von Hermann Grüning. 1888, kl. 8o, 79 blz. Druck von Ramm und Seemann, in Leipzig. De schrijver beschouwt de legende van Theophilus, hoe of hij zich uit gekrenkte eigenliefde aan den duivel overgaf, en later door de voorspraak van Maria weder tot God terugkeerde (volgens den titel), als een der schakels aan de keten waardoor de Faustlegende onzen tijd heeft bereikt. Hij meent den oorsprong van het Faustverhaal reeds te vinden bij den Iranischen volksstam, omdat deze in de leer van Zoroaster reeds de tegenwerking van het goede en het kwade beginsel aannemen. Hij noemt echter Faust niet anders dan den typus waarin zich elke zondaar terug vindt. Een inniger betrekking tusschen Theophilus en Faust kan dan ook wel niet aangegeven worden. Het boekje verdient deswege de opmerkzaamheid, dewijl er treffende opmerkingen over de oostersche godsdienstleer in voorkomen, al zijn dan ook de punten van overeenkomst welke de schrijver met de nieuwere denkbeelden ziet, niet altijd treffend. De schrijver meent verder dat de vereering der H. Maagd een vervolg is van de vereering des H. Geestes bij de eerste christenen, waar de H. Geest een femininum was. Dit vrouwelijk wezen wordt nu caricatuur in de Helena van de oudste Faustsage. Dit alles blijft voor rekening van den schrijver, dien wij daarin niet kunnen gelijk geven. De schrijver meent ook dat in Theophilus de kerkleer miskend wordt, door dat eene enkele voorbede van Maria den zondaar (zonder goede werken) tot God doet keeren. Dit is echter bepaald eene dwaling. De legende betuigt dat Theophilus zich bekeeren wilde en in dien wil ligt reeds het goede werk. Het ware niet onaardig de verschillende teksten van Theophilus, gelijk Blommaert en anderen die uitgaven, bij elkander te vergelijken, omdat er nog al menig punt van onderscheid is. Doch daarover bij eene andere gelegenheid. An de beoefenaars der Faustsage zal wellicht het volgende bericht (niet geheel ten onrechte) een gruwel zijn. De toonkunstenaar Max Zenger heeft, op het voetspoor van 15 voorgangers, weder eens uit Faust eene operafiguur gemaakt, die te Königsberg is opgetreden. De oudste ons bekende Faustmuziek is de opera. Hetzelfde onderwerp werd als zangspel behandeld, door | |
[pagina 108]
| |
Spohr in 1813; verder door Beaucourt, Bertin, Bishop, Blum, Boito (Mefistofele, Gordigiani, Gounod, Kugler, Meyer, de Pallaert, Werstowski, Zaits, Zöllner en nu Zenger. Ontelbaar zijn de overige compositiën op dit onderwerp geschreven.
Aus Flandern und Brabant. Episches und Lyrisches von Pol de Mont, übertragen aus dem Flamischen, von Heinrich Flemmich. Freiburg 1. B. 1888. Verlag von Adolf Kiepert, Hofbuchhandler. 220 blz. Dit werkje van den vriendelijken en werkzamen verbreider der nederlandsche letteren in Duitschland, is opgedragen aan den grondigen kenner van de Vlaamsche taal, den heer Dr Georg Brandes te Kopenhagen. Men vindt hier de volgende groepen uit de Monts gedichten: Episches, Bilder, Frühlingsthorheiten (Tag im Lenze, Nacht im Lenze, Intermezzo), Flatternde Falter (Ritornelle und Terzinen), Drei Lieder an Ophelia (Marie van der Hulst) en Anhang: Een platduitsch gedichtje van de Mont aan Klaus Groth, met het antwoord van dezen, die aan zijn Broder de handen drukt. Wij kennen den heer Flemmich reeds uit vele dichtwerken als eenen voortreffelijken vertaler, en eenen dichter (bij voorbeeld uit Sang und Klang), die ons met open zin en een zeker optimisme, liefst het leven vol van zoete, gelukkige dagen schildert. Flemmichs ‘beste uren bracht hij met de studie van den vlaamschen dichter door.’ Ook hebben vele gedichten van hare schoonheid door de vertaling niet in 't minst verloren, somtijds zelfs gewonnen. Wat de Monts levensschets betreft, daar deze waarschijnlijk op aanteekeningen van den dichter zelven berust, willen wij daar tegenover niet de critische bril opzetten; anders zouden wij van eenige bijvoeglijke naamwoorden eene opheldering vragen.
Den Weg entlang. Gedichte von Wilhelm Kreiten, S.J. 2te, vermehrte Auflage der Heimathweisen aus der Fremde. Mit einem Titelbilde von Ed. v. Steinle. Paderborn, Druck und Verlag von Ferdinand Schöningh. 1889. (Munster i.W. - Osnabrück.) Broch. 4.50 Mk., elegant gebunden 6 Mk. Waldenhorst. Romantische Dichtung von -Ludwig Brill. Munster und Paderborn, Ferdinand Schöningh. Broch. 240 Mk., eleg. gebunden: 3.60 Mk. Onder den bescheiden titel ‘Langs den Weg’ geeft ons de bekende duitsche lierdichter en estheticus W. Kreiten S.J., eene tweede, vermeerderde uitgave van zijne Heimathweisen aus der Fremde, wier liefelijke zangen ons inderdaad als een echo der welbekende liederen onzer kinderjaren begroeten, die ons midden in het hart treffen, terwijl er een traan in onze oogen welt. Het thans voor ons liggende boekdeel van 560 blz., heeft den rijken band, het schoone papier en de keurige uitvoering niet noodig om - het is ter gelegenheid van het in Duitschland zoo algemeen | |
[pagina 109]
| |
gevierde kerstfeest verschenen - zich onmiddellijk als een tot geest en hart sprekend geschenk onweerstaanbaar aan te bevelen. Men heeft nauwlijks een oog op de inhoudstafel geslagen, of men ziet, dat er in die vijf afdeelingen Buch der Andacht, Buch der Natur, Buch des Menschenlebens, Buch der Geschichten, Buch der Sprüche (wat allerliefste dingskes!) onder den naam van Das Lied von der Tanne, Die Orgel. Der schönste Gruss, Die Glockenblume, Das grosse Lied, Es wohnt ein Wunsch, Das betende Kind, Die Siegesflaggen, juweelen uit den schat van een echt dichterlijk gemoed schuilen. W. Kreiten is voor ons geen onbekende. Korten tijd geleden vergastte hij ons nog op een levensgeschiedenis, in zwierigen stijl geschreven der onvergetelijke Annette von Droste-Hülshoff, ‘Duitschland's grootste dichteres’ zooals Paul Heyse haar noemt. Evenals Baumgarten voor Goethe, Vondel en Longfellow, werd Kreiten de biograaph van Voltaire en Molière, en zijn de duitsche en fransche literatuur beiden door dezen arbeid met twee hoogst belangrijke studiën verrijkt. Hiermede wenschen wij van harte dat een of ander onzer begaafde jongere dichters eenige der bloemen plukken - vertalen - moge, die Kreiten met gulle hand langs den weg heeft gestrooid. Al houdt men zich ook hoofdzakelijk met oorspronkelijke gedichten bezig, onder de leiding van zulk eenen leermeester stelt men zich gaarne. Men herinnere zich maar aan de diepe vereering welke de geniale, helaas! te vroeg huiswaarts gekeerde dichter Ludwig Brill in de opdracht van zijn heerlijk gewrocht Der SingschwanGa naar voetnoot(1) - ook Brill's zwanengezang - voor zijnen meester en vriend W. Kreiten uitdrukt. Konden wij dezen romantischen dichter, welken wij stoutelijk nevens den vermaarden schepper van Dreizehnlinden, F.W. Weber durven zetten, (dien de lezers van het Belfort door het grondige artikel van den heer Eug. De Lepeleer hebben leeren kennen) toch ook in onze schoone taal overgebracht zien! Bijzonder gaarne noemen wij hier het romantieke gedicht Waldenhorst, uitgegeven door den heer Ferdinand Schöningh, te Münster en Paderborn, die een bijzonder talent heeft om de zoogenaamde ‘geschenkliteratuur’ met schoone en edele werken - poesie zoowel als prosa - te vermeerderen. Wij willen den lezer niet van het genot berooven de spannende verwikkeling van den Waldenhorst zich te zien ontrollen, door er den inhoud van mede te deelen, waarvoor ook in de nauw beperkte ruimte dezer | |
[pagina 110]
| |
bladzijden geen plaats openblijft. Men leze en oordeele zelf! Wij zouden ons gelukkig achten, indien wij door deze regels de aandacht op den dichter van Bertran GomezGa naar voetnoot(1) konden vestigen, en zoodoende, door de verspieiding zijner werken in ons land, een nieuw blad aan Brill's onverwelkbaren lauwerkrans toevoegen konden. Hier een vraag: Heeft Kreiten de Ballade Frau Hadewy uit het nederlandsch in 't duitsch overgebracht, ofwel is zij door Hofdijk vertaald, of hebben beide dichters, Kreiten en Hofdijk Frau Hadewy naar een angel-saksisch originaal bewerkt, zooals Bilderdijk en Herder met de schotsche ballade Edward gedaan hebben?
Gids in het bisschoppelijk museum voor kerkelijke oud heden, kunst en geschiedenis te Haarlem, door J.J. Graaf. Haailem, Boekdrukkerij van Sint-Joris-godshuis, 3e druk, 1888. 204 blz. Prijs: 25 centen. Uit den geringen prijs spreekt reeds het edel doel der uitgevers - verheffing van ernstige kunst en leerrijke oudheid. Aan de zorgzame correctheid ziet men dat hier geene jacht op winst de pen der schrijvers, noch de moeite des uitgevers heeft bestuurd. De schikking naar eeuwen is ook eene weldoende hoedanigheid van het museum en zijnen Gids. De catalogus bereikt volkomen zijn doel. Dit wordt het best bewezen door het woord: ‘Derde druk’.
Bausteine für Musikgeschichte, von Fr. X. Haberl I tot III. I. Wilhelm du Fay. III. Die Römische ‘Schola cantorum und die papstlichen Kapellsanger bis zur Mitte des 16. Jahrhunderts. II. Catalogus, enz. Leipzig, Druck und Verlag von Breitkopf und Hartel, 1888. Deze studiën van den bestuurder der kerkelijke muziekschool te Regensburg zijn een afzonderlijke afdruk uit de Vierteljahrsschrift fur Musikwissenschaft, (eerste en derde jaargang 1885 en 1888). De derde studie welke deze twee volledig maakt is de Muziekcatalogus, welke in een ander tijdschrift, namelijk in de Rob. Eitnes'sche Monatshefte für Mustkgeschichte, bij denzelfden uitgever in het afgeloopen jaar zijn verschenen, onder den titel: Biographischer und thematischer Musikkatalog des päpstlichen Kapellarchives im Vatikan zu Rom. Ofschoon deze werken, elk van een 150tal bladzijden van elkander onafhankelijk zijn, vormen zij toch eene aaneenschakeling, gelijk de ringen die de keten uitmaken. | |
[pagina 111]
| |
Wij vinden hier eene bron van uitgebreide kennis. Wij zeggen eene bron, want het werk maakt geen aanspraak door een groot mengelmoes-publiek gelezen te worden. Trouwens weten wij wat Ebner, Adler, Spitta, Chrysander gewonelijk in hun tijdschrift leveren: Ernst en deugdelijkheid is de kenspreuk. De voor ons liggende brochuren dragen geheel het kenmerk, voor mannen van 't vak, die de wetenschap der toonkunst vooruit brengen kunnen, geschreven te zijn. Eene onvermoeide vlijt en volharding ter uitgraving van handschriften komt vooral bij toonkunstenaars uiterst zelden voor. Daarom laat de schrijver ook op zijne beurt alle recht en eer wedervaren aan onzen voortreffelijken Coussemaker, wiens levensduur niet toeliet alle vruchten zijner studie aan 't publiek te overhandigen. Merkwaardige bijzonderheden biedt ons Haberl over de instandhouding der pauselijke kapel, waarvan zelfs de tegenpausen niet afzagen. Dat zijn werk geen esthetisch geheel vormt, moet niemand euvel duiden. Hij noemt het dan ook zediglijk Bouwsteenen en niet een gebouw. Van de andere zijde huldigt hij alle diegenen welke zijn doel bevorderen, ter verheerlijking der muziekgeschiedenis, en daarin wordt aan de belgische musicologen eene hooge plaats aangewezen. Kortom, het werk is eene hoogst merkwaardige bijdrage tot uitbreiding der geschiedenis van de toonkunst op wetenschappelijken grondslag. Er worden voor liefhebbers, die nog gapen zelfs bij eene kleine gavot van Bach, genoeg boeken geschreven, genoeg prullen met en zonder orkest gecomponeerd. Wie 't ernstig meent grijpe naar de genoemde tijdschriften en naar Haberl's Bausteine. Red. Plaatsnijkunst. Onze lezers zullen met voldoening lezen: Les monnaies du Royaume des Pays-Bas, naar aanleiding van het vijfde nummer van den cataloog der muntverzameling van de munt te Utrecht, geschreven door onzen ijverigen medewerker Graaf Maurin Nahuys, in de Revue belge de numismatique, 1879, eerste aflevering. Van denzelfden schrijver verscheen in dezelfde Revue, eenigen tijd vroeger, ‘Considérations sur les deniers flamands au nom de Baudouin et explication d'un emblème figurant sur quelques-unes de ces monnaies.’ Wij roepen hier nogmaals in 't geheugen terug: Etudes Gauloises, deels uit de penningkunde geput van C.A. Serrure, Bruxelles, Bureaux du Bulletin de numismatique, etc. rue de Suède, 37. Men zie ook van R. Serrure, Bulletin de numismatique et d'archéologie, Bruxelles, rue aux Laines, 48. 1885-1886. | |
[pagina 112]
| |
Overzicht van Tijdschriften.België.Antwerpsch Archievenblad. D. XVI, 2de en 3de afl. P. Génard, Verzameling getiteld: Collegiale Actenboecken van 1577-1583 (vervolg). Bl. 65-316. De verzameling van Epistoloe publicoe van Bochius; 1586-1605; 317-336.
L'art moderne. Nov. Déc. Gustave Moreau, Camille Lemonnier, la genèse de l'Enfant du Crapaud. Notes sur l'art Japonais. Le procès Lemonnier. Etudes et portraits: Edmond Gondinet. Lettres inédites de Jules Laforgue à un de ses amis. Madame Bovary et les Fleurs du mal. La littérature antisémitique.
Het Belfort. No 11. F. Willems, Mgr. Claessens. E. Pauwels, Collegevertooningen. Conscience's meesterstuk ‘Wat eene moeder lijden kan’ in de macht der Wandalen. Am. Joos, Twee punten aangaande de woorden. A. Bultynck, Op het kerkhof. Dr H. Claeys, Keizer Karel en het Rijk der Nederlanden. H. Plancquaert, Een woord nopens de schouwburgen. Leedperel. No 12. A. Dupont, Kerk en Staat. A. De Ceuster, S.J., De Zon. James, A. Rodenbach. H. Claeys, Keizer Karel (verv.) H. Stepman, Kunstonderricht. Adriaan, Siegfried, de Koning. J. Craeynest, Daar...af. Janszoon. Het Vlaamsch in de Kamer, enz.
La Fédération artistique. No 51. Edm. Vander Straeten, La Typographie musicale néerlandaise en Espagne. Charles Beauquier, Hans Makart (suite); No 54. E. Vander Straeten, La typogr. mus. néerl. en Esp. (suite). Paul Stephen, Le ‘Concours de Rome’. Victor Reding, Sarah Bernhardt et La Tosca. Noël Kolbac, Jocelyn à Paris. No 1. E. Louis, Caractéristique générale du Salon d'Anvers. E.V. Notes sur trois ménestrels flamands du XVme siècle. A. Van Ryn, Les Maîtres chanteurs à Brux. N. Kolbac, Le Théâtre à Paris; etc. No 2. A.V. Ryn, Propos d'art. P. Stephen. Le Jubilé de l'Ecole des arts du dessin à St Josse-ten-Noode. A. Hamesse. No 3. G. Verdavainne, Aux Jeunes. A. Van Ryn, Milenka de Jan Blockx. Victor Reding, Bruxelles Grand-Concours à la Scala. Monos, Le tromboniste Dieppo. J. Maret-Leriche, A.J. Claretle. Harry Ripon, Namur historique et artistique. No 4. Paul Stephen, 1200 élèves nouveaux à l'Ec. des Beaux-arts à Paris. A. Van Ryn, Expos. des femmes peintres à Bruxelles. Edm. Louis. Expos. de l'Als ik kan à Anvers. A.V. Ryn, Faust à la Monnaie. V. Reding, Mlle La Quintini, Le Dr Jojo, Niniche. J. Maret-Leriche, A Jules Claretie. No 5. A. Van Ryn, Expos. des femmes peintres. Discours du prince de Chimay au Conservatoire. E. Vander Straeten, | |
[pagina 113]
| |
La Bibliothèque musicale de Jean IV de Portugal. Lettre de l'Essor au Comité exécutif de l'expos. de Paris (1889), etc. No 6. G. Verdavainne, La femme artiste. C. Frédricx, Dessins d'Emile Wauters. A.V.R. Expos. Capeinick. A. Hennebicq à Paris. Roger-la-Honte. E. Levis, Le Rêve de Zola. Blau waert à Berlin; Degreef et Thomson en Suède. N. Kolbac. Tartarin sur les Alpes au théàtre. No 7. G. Verdavainne, L'âme contemporaine. E. Vander Straeten, Les anciennes collections instrumentales. A. Van Ryn, Hans von Bülow. La Tempête de Shakespeare à Paris. No 8. J. Brétaut, La future critique musicale. A. Van Ryn, Paderewski et Grieg. V. Reding. La Jeunesse des Mousquetaires. E. Vanden Boorn, Concert Beethoven-Bülow à Liége; Brahms et 'Dvorak au Conservatoire. N. Kolbac, Jalousie de A. Vacquerie à Paris. Festival Franck à Angers. No 9. Expos. à Bruges et à Liége. G. Verdavainne, Expos. Coosemans. Wagner jugé par la Chronique des Travaux publics. La section belge de l'Expos. univ. de Paris 1889. H. Ripon, Namur histor. et art (suite). N. Kolbac, ‘La Sécurité des Familles’, comédie d'A. Valabrègue.
Flandria. Nos 163-171. De Taalquaestie in Zwitserland. Aug. De Vreught, Bohemen en de czechische volksstam. (Vervolg). Edm. Vander Straeten, Aldenardiana. Lucifer, oratorio van Hiel en Benoit. Emil Rittershaus, Bede voor de arme kinderen. Bohemen. (Vervolg). - Het vlaamsch voor den Tuchtraad der Brusselsche advocaten. Frans De Cort. Bohemen. (Vervolg). Taalregeling. Stalins en Janssens (glasschilders van Antwerpen). - K. Stallaert, Herinnering aan Arndt (1858). Aldenardiana. (Vervolg): Lekkerbekkerij. Hiel, Gouden Bruiloftslied. Bohemen (Vervolg). Frans de Cort over de Bieën. - † Jan Dodd. Peter Benoit en het Antwerpsch gemeentebestuur. H. Haerynck, Het Volksbelang. Don Alonzo. Bohemen. (Vervolg). Volkskunde. K. Stallaert, Jan Boendale, door H. Haerynck. - † Jan Van Beers. Tegen den Slavenhandel. Longfellow, De Slaaf in het treurmoeras. Ern. Nijs, Het Volkenrecht. E. Van der Straeten, Aldenardiana, De protestantsche tempel. Oranje, wit en blauw. Karel Bogaerd, Ter herinnering aan J. Dodd. De ballon-mensch, naar Mariano de Lara. - Zaak Schepens. J. Dodd. Standbeeld van Van Duyse. - Het Nederlandsch vóór de Kamer. Het Vlaamsch in de brusselsche scholen. Robert Nicoll. Bohemen. (Vervolg). Frans De Cort. - Het Nederlandsch in Gerechtszaken. Bohemen (Vervolg). E. Vander Straeten, Aldenardiana, Den Quabeleede. Eliza Cook. R. Ezerman, Joh. Meyer, een ptatduitsch dichter. - Onze Moedertaal. Ossian's De Zanger van Selma Eene hervorming te Brugge. - Samenwerking. E. Vander Straeten, Aldenardiana: De Overstroomingen. Fransche ‘Blagueurs’ tegen Benoit. E. Hiel, Aan Joh. Philips. Bohemen (Verv) De Ballonmensch (Verv.). | |
[pagina 114]
| |
Le Guide musical. No 40. Michel Brenet, La règle de l'octave et ses inventeurs. B. Claes. Les prix de Rome indépendants à Paris. Chronique de Bruxelles, Berlin, Londres (Carina à l'Opéra comique). M.K. Profils de musiciens (Tschaikowsky, Brahms etc.) par Hugues Imbert. No 41. M. Kufferath, Avant les ‘Maîtres Chanteurs’. Théâtres et Concerts à Paris, Bruxelles, Gand, Londres, Aix-la-Chapelie, etc. No 42. M. Brenet, Deux satires musicales sur une fable antique. B. Claes, Jocelyn à Paris. Théatres et concerts, à Bruxelles, Anvers etc. No 43. Hugues Imbert, Le Pédantisme et le Dandysme dans la critique musicale. Chronique de Paris, Bruxelles, Gand, Liége, Lyon, Londres, Aix-la-Chapelle, Amsterdam. No 44. Soubies et Malherbes, L'Elève de Presbourg, origine possible du livret des Maîtres Chanteurs. Le nouvel ouvrage de M. Ad. Jullien, Hector Berlioz, sa vie et ses oeuvres; etc, No 45. L'Elève de Presbourg (suite). Le Pédantisme et le dandysme dans la critique musicale. E.E., Milenka, ballet-pantomine par Paul Berlier et Jan Blockx. Paderewski. Musique historique. John Bull à Anvers en 1617. No 46. L. Wallner, Wagner et Offenbach. B. Claes, Caligula par Fauré. M.K. Nicodème et Nicodin. Chronique de Liége, Anvers etc. Lucifer à Paris. Fidelio improvisé à Cologne. No 47. Hughes Imbert, Histoire d'un buste (Berlioz). Camille Benoit, ‘La Tempête’ de Shakespeare à Paris. No 48. Léonce Mesnard, L'Amour dans la musique de théâtre B. Claes, Messe de St-Saens à Paris. M.K., Flégier et G. Street. Chron. de Gand, Roubaix, Aix-la-Chapelle, Amsterdam, etc. No 49. L'Amour etc. (Suite). Francesca da Rimini de Gignoni à Milan. B. Claes, Roméo et Patti à Paris. M.K., Bülow à Bruxelles. M.K., Le clavi harpe et le Temps. Nouvelles de Russie. No 50. Une réforme intéressante dans la musique. A propos de critiques musicales. B. Claes, Le Sire Olaf de M. Lambert. Réduction de la subvention de l'Opéra. Le Mariage avant la lettre de M. Métra. Paderewski, Peer Gynt de Grieg à Bruxelles. C. Benoît, Festivals Franck à Angers. E. Destranges, Sigurd de Reyer à Nantes. No 51. La Richilde d'Emile Mathieu. Réf. dans la musique (suite). B. Claes, L'Escadron volant de la Reine, de Litolff, à Paris. La Patti à Bruxelles. Artistes belges à Strasbourg. Medgé de Spiro Samara au théâtre Costanzi.
Loquela. No 2 (Wiedmaand.) 73 artikeltjes Zantekoorn, b.v. de gape keeren (sterven), munte (teerling) van avels t' avels (van den gemeenen hoop) enz. 2de Bl. Wetensweerdigheden. Uittreksels van verschillige dagteekening ter aanbeveling eener natuurlijke volkstale. Een dertigtal vragen betreffende dit onderwerp. No 3 (Hooimaand). 24 art. Zantekoorn, b.v. fuimels! (to fumble); geirnen louter, volslegen; rijepandere, die overal rond pandert.
Le Magasin littéraire et scientifique. Nov. G.S. Sur l'art, 357-375 Fr. Bournand, Les lettres et les arts en France, 409-419, | |
[pagina 115]
| |
L. de Backer, Poêtes Provençaux, 449-478. Eugéne de Groote, En Crimée, 492-503. Alfred De Ridder, Un chroniqueur du XVIe siècle: Laurent Vital. 503-515.
Le Muséon. No 5. Bötticher, La Troie de Schlumann, 549-569. De Lattre, L'exactitude et la critique en Histoire, 573-584. J. Imbert, Le temple reconstruit par Zorobabel, 384-593. Robiou, La religion de l'ancienne Egypte, 593-613.
Nederlandsch Museum. No 9. Omer Wattez, In het Kapelbosch, 141-163. Aug. Gittée, De sage der Vier Heemskinderen, 163-168. Cyr. Buysse, Twee herinneringen uit Amerika (vervolg) 168-188. O. Wattez, Hilda Ram, 188-194. A. Gittée, M. Philippson's, La Contre-Révolution relig, au XVIlème siècle. Id. Wilh. Borchaidt's, Die sprichwörtl. Redensarten im deutschen Volksmund nach Sinn und Ursprung erläutert. Nos 10 en 11. J. Mac Leod, De epiphyten der Amerik. Flora, 205-228. V. Loveling, Een winter in het Zuiderland, 228-236. A. Prayon-Van Zuylen, De taalquaestie in het buitenland, 236-255. A. De Cock, Vertelsels uit het Land van Aalst, 255-272. Pol de Mont, Verheerlijkt! 278-289. A. Gittée, Over de Volksmythologie in Limburg, 289-314. E. Verschaffelt, De kanalen van Mars. M. Rooses, I. Teirlinck's, Cilia. J. Brans's, Schimmen en Schetsen, enz.
Précis Historiques. Nos 11-12. J. Van Spilbeeck, S.J., Nicolas Psaume, évêque de Verdun, etc. Lettres de Pères missionnaires (mission du Bengale, etc).
Revue de l'Art chrétien. Tome VI. 4ième livr. F. de Mély, Etude iconograph. sur les Vitraux du 13ième siècle de la cathédr. de Chartres, 413-429. F. Schneider, Les Ivoires du Bas-Rhin et de la Meuse au Musée de Darmstadt, 430-439. L. de Farcy, Chape du Chapitre de Saint-Jean de Latran (II). J. Helbig, Excursion de la Gilde de St-Thomas et de St-Luc dans le nord de l'Allemagne, 444-474. Barbier de Montault, Les médailles du pontificat de Pie IX. L. Cloquet, Les méd. du pontif. de Léon XIII. L. Cloquet, Anciennes peintures murales à Hal et à Tournai. Barbier de Montault, Inventaires de St-Pierre de Rome. L'autel de la chapelle du St-Sacrement dans la cathédr. de Liége. Léon Germain, La Cloche de Cercyla-Tour (Nièvre). L. de Farcy, A propos des Expos. rétrospectives. Travaux des Sociétés savantes. Bib'iogr. Index bibliogr. Chronique. Planches: Vitraux de Chartres. Diptyque en ivoire du 10ième siècle au Musée de Darmstadt. Chape de St-Jean de Latran. Eglise St-Martin à Hal. Autel de la cathédr. de Liége; plus 34 vignettes intercalées dans le texte. Revue Belge. Nov. Déc. Ch. Tilman, De l'art.
Revue de Belgique. - Nos 10-11. Bourson, Que fut Jésus, 125-146 (suite), 288 310. Emile Leclercq, Un problème, 147-164. | |
[pagina 116]
| |
Félix Belly, L'isthme Américain (3e et 4e partie), 164-196, 310-333. L. Frank, Le patronage israélite de Bruxelles, 211-226. Delboeuf, Le magnétisme animal, 241-260. Emile Coemans, Usages et cérémonies du mariage, 260-274. Etienne B., L'Exposition d'Anvers.
Revue Générale. No 11. Cte Jos. Grabinsky, M. Depretis (suite). V[...] de Blistam, La Fée du Val-Marie (nouvelle). Prosp. Saey, Phénomènes merveilleux d'hypnotisme. C. Verbrugghen, Faust. Ern. Verlant, Edgar Poe. No 12. A. De Decker, Souvenirs de Conscience. La Fée etc. (suite). Dr Warlomont, Microbiologie. L. Dupriez, Le rôle constitutionnel du Roi, des Ministres et des Chambres dans les relations internation. L. Denuit, Lady Fullerton. H. de Nimal, Le Brésil, l'Exportation et l'Emigr. E. Verlant, Littérature belge. L. Gille, Le Rêve de St Nicolas. C. Diguet, Au Marais.
Rond den Heerd. No 46. Br. Haghebaert, Dante Alighieri. (Vervolg). No 47. E. Vlietinck, Walravensijde. (Verv.) Dante (Verv.) No 48. Dr Hector Claeys, Tintoretto. Vlaanderen vóór en tijdens het bewind der Geuzen, van Th. Sevens. No 49. Walravensijde. (Verv.) Over Tooneel. Dante. (Verv). No 50, Dante. (Verv.). No 51. Walravensijde (Verv.). Over Tooneel. (Verv.). No 52. Dagwijzer. Het Jaargel ed. No 1. Johan Winkler, Oud-vlaamsche namen, enz. No 2. Oud-vl. namen (Verv.) Walravensijde (Verv.). No 3. Oud-vl. namen (Verv.) Nederduitsche bloemlezing door J. Bols en J. Muyldermans. Over Tooneel. (Verv.). No 4. Oud-vl. namen. (Verv.) Kann. Sim.-Mich. Coninckx, † 1839. Tooneel. (Verv.).
De Toekomst. No 11. Van den Vos Reinaerde. Natuurkunde voor de lagere scholen (Vervolg). Pol de Mont, Standchen. Tony Kielsz'., De Wonderwereld door P. Louwerse. De Oudjes wikken, de Jongen beschikken, door Hendrik Peeters. Schoolboeken. No 12. A. Cornette, Jan Van Beers. Pol de Mont, Bij Van Beers' Graf. C. Pieters; De Onderwijzer der aanvangs-klas. De vlaamsche normaalschool van Gent en de Fransche van Luik. Bezuiniging in Noord-Nederland. Mendel, Teirlinck's Cilia.
De Vlaamsche School. - Bl. 151, Max Rooses, De Antwerpsche School in de Antw. 3jaarl. tentoonstelling van 1888. J. Staes, Nog de commissie van plaatsing. Max Rooses, De oude Jezuietenkerk te Antwerpen. A. Cornette, Voor het leven, niet voor de school. Bl. 161, W. Rogghé, Cornelis en Coryn Boel. P.B., Realism en impressionnism. J. Staes, Du Jardin's muurschilderingen te Diest. Emm. Rosseels, Spreekwoorden en gezegden met bijschrift. Bl. 169. Max Rooses, Hendrik De Braekeleer (met plaat). W. Rogghé, Iets over Rubens' Sint Rochus. J. Staes, Een namiddag in de speelzaal. Tentoonstellingen: Kunstverbond, Als ik kan. G. Wagner, Il Trovatore. Bl. 177. F. Brans, Een min gekend | |
[pagina 117]
| |
schilder: Potuyl, 1639, J. Staes, Speelzaal (verv.). K. Ruelens, Brief van Wenzel Cobergher. G. Wagner, Over tooneelschikking en spel in verband met dram. zangspelen (verv.). Volkskunde. - No 12. Pol de Mont, Het vertelsel van slimmen Jan. Twee oproepjes. | |
Nederland.Caecilia. - No 20. Dr de Jong, Briefwisseling van Wagner en Liszt. De ‘Festspiele’ te Bayreuth. No 21. Ergo, Dur- en Mol-akkoord, of Bovenklank en Onderklank; enz. No 22. Briefwisseling van Wagner Liszt (verv.). Dur- en Mol-akk. (slot). No 23. De inrichtingen voor muziekonderwijs in Nederland. Briefwiss. Wagner-Liszt. No 24. Over ‘kerkelijke’ muziek.
De Gids. - Nov. Dec. Quack, Joh. C. Zimmerman, 177-202. Naber, Johan-de Witt en zijn jongste geschiedschrijver, 202-241. Van Hall, Jean Richepin, 293-315. Chantepie de la Saussaye, Euripides, 315-342. Kluyver, De taal der wetenschap, 342-354. Hélène Swarth en Max Rooses, In memoriam Jan van Beers. J. Van den Bosch, Essays over de achtiende eeuw. De Nightthoughts, 373-408. Holwerda, Uit de geschiedenis der klassieke Philologie, 408-435. Berckenhoff, De gebroeders Maris, 469-502. Bijdragen voor vaderlandsche geschiedenis, Vijfde deel. Kappeyne van de Coppello, Hecmundensia. 1-104. S. Muller, De aankoop der Hollandsche handschriften van Sir Thomas Philips te Cheltenham, 104-122.
De Katholiek. - No 11, J. van den Acker, Aan Mgr. Yzermans. J. van Nunen, Inrichting onzer marine in Indie. P. de Bruyn, De pauskeuze tot aan den ondergang v.h. Oost-Goth. rijk in Italië (vervolg). F. Stracké, Een onbekende schilderij van Hugo van der Goes. J. Hofman, Joann. Wandelman en zijn gedenkpenning. Dr A. Resemans, Over eigen recht. No 12. J. de Rijk, Aan Mgr Boermans. D. Sloet, Profetie en werkelijkheid. P. Hooning, De Donatio Constantini (364-384). V. Becker, Oude dietsche versjes. W. de Veer, de h. Cecilia.
De Leeswijzer. - No 10. J. Winkler Prins, Annette von Droste (vervolg). Kunst op reis (vervolg); enz. No 11. A. von Droste (vervolg). Kunst op reis (vervolg). W. Mulder, De legende der aarde. No 12. A.v. Droste (vervolg). Lotte Schiller.
De Nederlandsche Spectator. - No 39. Dichter A. de Bull. Nijhoff-Fruin's Bijdr. voor vad. gesch. en oudheidkunde. ‘Le Musée de l'Etat à Amsterdam’. G. Six, Joan Bisschop, etser en latijnsch dichter. A. Bredius, Het Mus. van oude schilderijen te Berlijn. H. Molzer, Theophilus- Faust. Wolfgang, Carmen | |
[pagina 118]
| |
Sylva's Uit twee werelden. Onbekend gedichtje van Heine. No 40. Joh. Zimmerman. J. Magnin. H. Bordier. J. Heeres, Zuidema's Wilhelm Frederici, Persona van St-Maarten te Groningen. G. Betz, Ginevra's smart en Hector's avontuur. N. Smits, Jan Paal. No 41. W.F. Margadant, Volksvermaken. Ginevra's smart enz. (verv.). No 42. Wetenschapp. reis van prof. Blok en prof. Gallée; Rotterdamsch Jaarboekje: N. Beets' Palmiana, enz.; Genootschap Rembrandt; Epistolae Missionariorum O.S.F. ex Frisia et Hollandia. Florentijn, De ‘Nautilus’. Ne 43. Pulchri studio (schilderk. genootsch.). A.E. Holwerda, Onze Rijksverzamelingen van antieke kunst. Zola's Rêve. Lucilius, Licht, Orde, Zelfmoord, Duel, Doodverklaren. No 44. Oud-Holland. Tijdschr. muziekgesch. Ch. Yriarte's Paul Véronèse. Oude kunst in Nederland. L.v. Nagel's Zangen der Zee. D. van Rijckevorsel, Brazilië. H. Betz, Stanley Jevons' De staat en zijne verhoud. tot den arbeid. Een gedenkteeken voor Hnygens. Lucilius, Licht, enz. (slot). No 45. Geldersche Volksalmanak. H. Betz, H. Quack's De Socialisten. G. Kalff, L. Petit's Bibliogr. der middelnederl. taal- en letterkunde. Een duistere plaats in Shakespeare's Hamlet verklaard. E. Moes, Het museum te Cassel. M. de Goeje, H. d'Estrey's Légendes Orientales. No 46. Nog eens d'Estrey. Servaas van Royen's Haagsche Jaarboekje. Uit de nalatenschap van Scheffel. F. von Raumer's Histor. Taschenbuch. A. Ising, V. Loosje's Louis Bonaparte. Hamlet (vervolg). Vosmaer's Inwijding. Een brief van M. Emants. No 47. Perles de la poésie française. The Rainbow, Selected by A. Kok. Breughel in L'Art. Rembrandt's Bon Samaritain in L'Artiste. C.v. Lützow's Gesch. der vervielfalt. Kunste. A. Ising, Jan Van Beers. Een nieuwe grieksche grammatica. De Chopinen (Hamlet) (slot). H. Swarth's Sneeuwvlokken. E. van Calcar en Toistoi. No 48. Delius. De boekerij van het Amerikaansch Congres. W. du Rieu, Wat Frankrijk terugkocht uit de. biblioth. van Thom. Phillips. G. Penon, Ungers uitgave van Vondel; Vondel's gedicht ‘Op een marmeren beeldt van Koningh David’. De ‘Chopinen’ (Hamlet) voor het laatst. De slag bij Duins.
Algem. Nederl. Familieblad. - No 11. C. Wasch, Doopregister der Hollanders 'in Brazilie, (vervolg). Oude kerkregisters in ons land. (Enkhuizen tot Gestel, verv.) Kwartierstaat van K. Honig Cornelisz. (Verv.) A. Verschoor, Uit oude huwelijksregisters te Overschie, (verv.) C. Veireyt, Het geslacht Schoeffer, boekdrukk. te 's Hertogenbosch, 1541-1796 (slot). A. de Roever, Genealogie van Eek (Au Lion). C. Polvliet, Het gesl. Boonzajer, (met plaat). J. Croockewit, Predikanten bij de Herv. gemeente Wijk bij Duurstede. C. Verreyt, Heraldiek op de tentoonst. van o. en n. Kunstnijverheid te 's Gravenhage; Willem Huyssen van Kattendijke.
De Nieuwe Gids.. No 1. 4 Jg. Ph. Hack van Outheusden, | |
[pagina 119]
| |
Een Zaak van Eer. G. Bolland, Natuurwetenschap en Wijsbegeerte. F. van Eeden, Ons Dubbel Ik. W. Kloos, Gedichten. A. Verwey, Renans's Histoire du Peuple d'Israël. J. van Looij, M. Lotsij: Boekbeoordeelingen. J. Staphorst, Kunst: Caldecott's The Great Panjandrum. F. van der Goes, De opleiding van Tooneelspelers. L. van Deyssel, Zola gedekoreerd en Akademielid.
Noord en Zuid. No 5. Taco de Beer, Mr, W. Bilderdijk's Urzijn en Valentijn, 257-273. Unger's uitgave van Vondel. Franken, ‘Bederven’, etymolog. tusschenschotel. Rabas. J. Suurbach, Nikkel en Kobald, Alexandrijnen, Vers, Vaudeville, Vignet, Financiën, Klant, Lommerd, Assiette, verklaard. Staring's Onmisbare Leidsman verkl. J. Mensinga, Liebaart. C. Bake, Taalpolitie. M.v. Dijk, Vosmaer's Oogst. Bibliotheek. J. Frederiks, De dichter Van Winter, † 1795. W. Meerwaldt, De Geyter's Keizer Karel. No 6. Jan te Winkel, De volkomen klinker van somm. verkleinwoorden. J. Kummer. Verklaringen bij de Inl. tot de Nederl. Histor. van Hooft. J. Boxmeer, Verkrachting door verkorting, enz. W. Zuidema, Loochenen. Bruno, Opdiepen. Misbruikte attribut. Adjekt. J. Suurbach, Rime riche, Grisette, Sycophant, enz. A. Cornette, Eigenen. Het slot van Hagar. F. Stoett, Norksch, Nurksch. Aanteek. bij Wazenaar's Vlaamsche jongen. J. Boxmeer, R. Kollewijn's en G. Kalff's aanteek. bij Bredero's werken. Uitgaven van Bredero en Vondel. Biblioth. C. Vierhout, Schiller en Mevr. Bosboom-Toussaint. Twee romans van M. Bosboom.
De Portefeuille... No 15. Taco H. de Beer, Een Engelschman over Nederl. geschiedenis. A. Dumas fils over het duel. Plaat: De 4 bekr. schoonheden van Spa. No 16. H. Trip, Giuseppe Verdi (met portr.) J. van Santen Kolff, Nog een paar ‘Rêve’ -documenten. Op het water, fragment v. Guy de Maupassant. Plaat: De Schikgodinnen naar Thumann; enz. No 17. Portr. van Wagner. Claque. De Hongaarsche dichter Petöfi. Charles Morice, La tour Eiffel. Plaat: De groepen Wijsheid en Schoonheid in het nieuwe Hofburgtheater te Weenen. Lettres de Mozart. No 19. F. Scheurleer, Zola's Rêve (met portret). Fr. Nietzsche's Der Fall Wagner, ein Musikantenproblem. Eber's nieuwe rom. Grethe. Echegaray's nieuw drama O locura ó santidad (Waanzin of heiligheid). Parijsch Tooneelnieuws: Le Parfum, La Garçonnière, La Gardeuse d'oies. No 19. Wilh. Walloth (met portr). Taco de Beer, Willem de Clercq naar zijn dagboek door Pierson en de Clercq. Jack Grein, Dumas' L'Etrangère. A. Reyding, Th. van Grieken's De plant in hare ornamentale behandeling. B. van Heyningen, Eene schilderij naar Tennyson's Lady of Shalott. Holland op den Salon te Antwerpen. No 20. Gerhard von Amyntor (met portr.). T. de Beer, Multatuli's Geschiedenissen van gezag. H. Trip, Verdi's Otello. Ferd. de Lesseps. | |
[pagina 120]
| |
† Jan Van Beers. No 21. Joh. Kaiser (met portr.) E. Epkema, Eckstein's Nero. Engelsche rechters en fransche boeken. No 22. Detlev von Liliencron (met portr.) Een watertoren met windmolen in Rhode Island. H. Trip, Acoustiek. Barbey d'Aurevilly, Le Cid; Het origineel van Dickens' ‘Sara de Opium-eetster.’
No 23. de Beer, Burgerdijk's volledige vertaling van Shakespeare (met portr.) De tentoonstelling van Arti: Caricaturen. Roger-la-Honte, een sensatie-drama. No 24. Standbeeld van Mirabeau (met plaat). J. Breukelman, Rogers' The Economic Interpretation of History. Van Santen Kolff, Zolaiana. Doorboorde munten. H. Trip, Catharina en Lambert. De roman in Mexico. No 25. Een kerstcomedie. In de kerk op Marken, naar de sch. van Hirth de Frènes.
Studiën op godsdienstig, wetenschappelijk en letterkundig gebied. No 3. P.B. Bruin, Dienstplicht. Jos. Jennissen, De gewoonte in het kerkelijk recht. Isaias, de profetieën van Amos' zoon. No 4. F. Smit, De ‘Wijsbegeerte van den godsdienst’, volgens Rauwenhoff, 311-373. P.B. Bruin, Het afmaken van Atjehers na het gevecht, 374-396. G. Jonckbloet, B. Schelts van Kloosterhuis's Da Costa's meesterwerken. H.J. Allard, Jan Luikens' Spiegel van het menselijk bedrijf.
Tijdschrift voor nederlandsche Taal- en Letterkunde, uitgegeven van wege de Maatschappij der nederl. Letterk. te Leiden. 2de Afl., 1888. J.A. Worp, Plautus op ons Tooneel. Bl. 81-154. A.S. Kok, Huig de Groot's Sonnet. Prognostica. P.H. van Moerkerken, Granje (Warenar 1029) ‘Grand = wat mij toekomt.’ | |
Duitschland.Archiv fur christliche kunst. No 10-12. E. Keppler, Deutschlands Riesenthürme, 89, 105. Todtenleuchten, 93, 101. A. Busl, Der Bildhauer Jak. Russ von Ravensburg, 96, 107, 114. P. Keppler, Rede über die Pflege der christl. Kunst (Freiburg 1888, Kath. Versamml.) Renaiss.-Altar in der Gottesackerkap. in. Ehingen a.D. (Mit Beil.) Sägmüller, Münchener Ausstellungen, 102, 111.
Fliegende Blätter für kath. Kirchenmusik. No 10. König Ludw. I.v. Bayern und die Kirchenmusik. Dr F. Witt, Angelo Bertalotti's Solfeggien; etc. No 11-12. F. Witt, Ueber Instrumentation. F. Witt, Choralmelodien von Dom Pothier. E. Langer, Eine altdeutsche heilige Cacilia.
Historisches Jahrbuch der Görresgesellschaft. No 4. Ehses, Die papstliche Dekretale in dem Scheidungsprozesse Heinrichs VIII. (Schluss.) Eubel, Die Minoriten Heinr. Knoderer u. Konr. Probus, | |
[pagina 121]
| |
II. Funk, Der Papstkatalog Hegesipps. Gottlob, Heyd-Raynaud's Histoire du commerce du Levant. Baumgarten, Pressutti's regesta Honorii papae III. Zeitschriftenschau.
Magazin für die Litteratur des In- und Auslandes. No 42. F. Voigt, zum Gedächtnis Fechners. C. von Glümer, Das französische Volkslied. A. Weiss, William Wordsworth. J. Norder-Ney, Was Frauen lesen. No 43. E. Holm, Die Ehe und Sittlichkeitsfrage im Skandinav. Norden. W. Selbst, Die litterar. Gesellsch. unter dem zweiten Kaiserreich. G. Darapsky, José Victor. Lastarria. No 44. W. Kirchbach, Realismus, Idealism., Naturalism. in den gegenw. europ. Litteraturen. L. Fuld, Mantegazzas Untersuchungen ü. die menschl. Geschlechtsverhaltnisse. A. Bettelheim, Emile Hennequin †. L. von Fischer, Rumänische, armenische, lesgische Volkslieder. No 45. E. Oswald, Aus England. (Julius Casar und d. Herzog v. Wellington, E. Dowden, Shelley, Chaucer, etc.) Realismus etc. (Schluss). A. Kohut, Die magyar. Litterat. in der Gegenwart. W. Henckel, Dostojewskys Raskolnikow in Paris. No 46. R. Prölss, Tolstoi's Quelle est ma vie? J. Filtsch, Bergner's Rumanien. H. Wigger, Oliveira Martins. L. Berg, Zur Moral der Kritik. Magyar. Litterat. (Fortsetz.) No 47. M. Koch, Geschichte des deutschen Kultureinflusses auf Frankreich. R. Döhn, Zwei Jahre in Abyssinien. M. Manitius, Litterar. Zustände in Deutschl. im 10. Jahrh. O. Welten, Paul Fritsche †. O. Linke, Eckstein's, Nero. No 48. O. Roquette, Franzos' Aus der grossen Ebene. O. Kämmel, Herzog Ernst II. Gesch. des deutschen Kultureinflusses etc. (Schluss). L. von Sacher-Masoch, Das litterar. Frankreich. No 49. A. von Freydorf, Erinnerungen an Scheffel. Dr Achelis, Philosophie und Fachwissenschaft. Magyar. Litteratur. (Forsetzung). Aus G. Walling's Reich der Sonne. No 50. E. Wolff, Der Naturalismus im Spiegel der Geschichte. Schellel (Schluss). J. Fastenrath, Ein malloiquinischer Dichter in Granada. Magyar. Litteratur. (Schluss). No 51. E. Koppel, Friedrich Hebbel. P. Schönfeld, zwei neue Dramensammlungen Giuseppe Giacosas. A. Büchner, Der Silberkonig. No 52. A. Bolte, Edwin Hodder's Life and Work of the Earl of Shaftesbury. A. Kohut Magyar. Litt. (Forts.). Deutsche Lyrik. G. Christaller, Grössenwahn bei Künstl. u. Schriftstell.
Musica sacra. No 11. Das Fest des h. Stephanus. F. Witt, Ein Kyrie.... nach der Communio. Ein neues Urtheil über den Volksgesang. Der St Martinchor unter Leitung Diebold's bei Gelegenheit der Kath.-Versamml. in Freiburg. P. de Doss. No 12. A. Walter, Kirchenmusikalische Bayreuther Nachklänge. F. Witt, Vesperae de Communi B. Mariae V.F. Witt, Haberl's Kirchenmusikal. Jahrbuch für 1889; E. Tinel's Adventlieder für Haus und Concert. Biographisches über -P. de Doss. | |
[pagina 122]
| |
Zeitschrift für bildende Kunst. Nos 11-12. B. von Seidliz, Die Schwabe'sche Sammlung in der Hamburger Kunsthalle. Richard Graul, Eine Galerie antiker Porträte. Zur Entstehung des Künstlerwappens. Jacob von Salte, Verzierte Tischplatten. Richard Graul, Kunstgewerbliche Streifzüge. Das neue Burgtheater in Wien. Murillo in Madrid. Ein alter hollandischer Kunstforscher. Arthur Pabst, die deutsch-nationale Kunstgewerbeaustellung. G.A.v. Drach, Ein deutscher Portrattöpfer des 16. Jahrhunderts.
Zeitschrift für christliche Kunst. No 8. G. Humann, Gewölbemalerei in d. Salvatorkirche zu Duisburg. (Mit Lichtdruck und Abbildung). J. Merlo, Zwei Denkmale Kölner Dombaumeister aus d. XV. Jahrh. (Mit Lichtdr.). Jos. Prill, Wie sollen wir unsere Pfarrkirchen bauen? (M. Abb.). W. Effmann, Romanische Reste am Mittelbau des Klosters zu Boedingen. (Abbdg.). Roman. Taufstein zu Angelmodde. A. Schnütgen, Vier gestickte spatgoth. Ornamentborten. (Mit Lichtdr.). Ebers' Galerie antiker Portraits. Die diesjähr. Gen.=Versamml. der Kath. Deutschl. zu Freiburg. Reichensperger, Dr Rich. Haupt's Bau-und Kunstdenkmaler der Prov. Schlesw.-Holstein. No 9. W. Effmann, Die Klosterkirche zu Boedingen (Mit 5 Abb.). St. Beissel u. Fr. Stummel, Die Farbengebung bei Ausmalung der Kirchen. (Schluss). G. Schönermark. Ein Kruzifixus aus karoling. Zeit. (Mit Abb.). - A. Heuser, Der alte Sarkophag des hl. Erzbischois Engelbert im Kölner Dom. Schnütgen, Italienische Diptychon-Tafel von Elfenbein, Anfang XIV. Jahrh. (Mit Lichtdr.). Schnütgen, Fragm. eines altchristl. (?) Thongefässes. (Mit Abb.). Die Kirche zu Bant bei Wilhelmshaven. Reinigung alter Farbenfenster. Falk, Künstler aus der Klosterzelle im Mainzer Karmeliterkloster. Falk, Ilbenstadt in Oberhessen. Prämonstratenser. Beissel, R. Pfleiderer's Die Bibel nach Luthers Uebersetz. Beissel, Das hohe liet von der maget. L.v. Fisenne, Thurmbuch. W. Lübke's, Geschichte der deutschen Kunst. | |
Frankrijk.L'art. - Nov.-Déc. Adolphe Jullien, La damnation de Faust. Philibert Audebrand, Ce que deviennent nos statues. Emile Michel, Les Breughel (fin). Félix Naquet, Hector Berlioz et Richard Wagner. Paul Leroi: Eugène Lambert, G. Noel, Louis Prieur, dessinateur et ciseleur du roi.
L'artiste. - Oct. L. Ledrain, La Jeunesse de Michelet, 241-246. E. Durand-Gréville, Monographies artistiques: le Bon Samaritain de Rembrandt au Louvre, 250 260. F. Vurgey, Les Expositions d'art à Bruxelles (fin), 261-268. Louis Delzons, Les féminins du roman M. Octave Feuillet, 271-281, | |
[pagina 123]
| |
Courrier de l'art. - Nov.-Déc. E. Molmenti, Venise dans l'art et dans la littérature française.
Gazette archéologique. - Nos 9-10. Six, Vases polychromes sur fond noir de la période archaique. De Glane, Le Palais des Césars au mont Palatin (suite). Collignon, Plaques funéraires de terre cuite, peinte, trouvées à Athènes. Joint Lambert, Les inscriptions de l'Église Saint Lambert du Vièvre. A. De Champeaux et P. Gauchery, Les travaux d'architecture et de sculpture exécutés pour Jean de France, duc de Beriy (suite). Vercoutre, Note sur une poterie bilingue (latine et néo punique) trouvée à Sousse (Tunisie).
Gazette des Beaux-Arts. - Oct.- Nov. Emile Michel, Les Van de Velde (4e et dernier article), 265-285. W. Bode, La Renaissance au musée de Berlin (5e article), 286-303. Louis Gonze, Claude Mellan (3e et dernier article), 304-312. Alfred Darcel, L'Exposition rétrospective d'Art à Bruxelles, 313-339. Gustave Gruyer, Les livres à gravures sur bois publiés à Ferrare (2e article), 339-348. Paul Lefort, Orfèvrerie française: La toilette de vermeil offerte à la Princesse Laetitia, 349-352. Ed. Humbert, Jean Étienne Liotard et ses oeuvres (1r article), 354-369. Maurice Hamel, La peinture du Nord à l'Exposition de Copenhague, 370-404. Léon Palustre, La Vierge de Loudun, 405-408. A. de Champeaux, Les relations du duc Jean de Berry avec l'art italien, 408-415. Henry Hymans, Correspondance de Belgique.
Journal des Arts. - Nov.-Déc. V. Arnoult, Le tombeau de Philippe Pat. A. D., Un vieil amateur, Fabri de Pierese. Les Expositions à Gand au XVIIe et XVIIIe s. A. Arnoult, La Renaissance en Bourgogne: Hugues Sambin.
Journal des Savants. - No 11. Gaston Paris, La Passione de Gesù Christo. Henry Weil, La structure de la vieille comédie attique. J. Bertrand, OEuvres de Lagrange.
Revue Britannique. - Nov. Théatre Espagnol, 5-31. Les joyaux de la couronne sous la convention, 31-53. Rudolph Clausair et ses travaux, 85-99. La monarchie de juillet, 125-153.
Revue des deux Mondes. - Nov.-Déc. Brunetière, Symbolistes et Décadents, 213-227.
Polybiblion. - No 10. Firmin Boissin, Romans, contes et nouvelles (289-310). P. Chapot, Ouvrages d'instruction chrétienne et de piété (310-327). Comptes-rendus. (Belles-Lettres: C. Lenient, La Comédie en France au XVIIIe siècle. G. Lansoh, Nivelle de la Chaussée et la Comédie larmoyante. F. Loliée, Le Paradoxe. L. Mickiewicz, Adam Mickiewicz, sa vie et son oeuvre. Mme A. Craven, Lady Fullerton, sa vie et ses oeuvres.) Théologie. Sciences et Arts. Histoire (328-365). Bulletin. Chronique. | |
[pagina 124]
| |
Partie technique: Bibliographie. Sommaires de revues. No 11. A. Ferrand, Biologie (385-411). E. La Grette, Ouvrages pour la jeunesse, 411-422. Comptes rendus: Jurisprudence, Sciences et arts, Belles-Lettres, (Larive et Fleury, Dictionn. franç. illustré. P. Guérin, Dictionn. des dictionn. S. Lintilhac, Beaumarchais et ses oeuvres. E. Biré, Portraits littér. H. de Curzon, Lettres de Mozart). Histoire (422-457). Bulletin (457-462). Chroaique (462-480). Partie technique: Bibliographie, 361-376. Somm. de revues, 377-392. | |
Engeland.Analecta Liturgica. - No 1. Clavicula Missalis Romani S. Pri V. iussu editi. Prosae ecclesiae Uceciensis. Prosae ecclesiae Magdeburgensis.
Dublin Review. - No 40 (October). J. Morris, Gladstone and the Elizabethan Settlement of religion, 243-258. J. Stone, A Missing Page from The Idylls of the King, 259-274. J. Gasquet, The Apostles' Creed and the Rule of Faith, 275-290. T. Allies, The Lambeth Conference, 291-311. E. Bowles, Lady Fullerton, 311-334. The National Gallery in 1888, 334-351. G. Lancaster Woodburne, The Quarterly Review and the Culture of our Clergy, 352-377. E. Clerke, Irish Industries, 378-399. Letter of Leo XIII. to the Bishops of Brazil.
The Ecclesiologist. - Notes and queries on christran antiquities. (James Weale). No 1. Horae B. Mariae Virginis. Spousage by a virgin to a Christ, by J. Alcock, bish. of Ely, 1486-1500. Ined. letter of. B. Peter of Luxemburg. Breviaria.
Fortnightly Review. - Dec. General Wolseley, The negro as a soldier, 689-704. Jules Simon, A patriarch's thoughts about french women, 704-721. Stephen Weeler, The Black Mountain campaign, 744-755. Eugène Stock, The church missionary society, 774-785. Bourchier, The fate ot Roumania, 785-805.
The Portfolio. - Nov. Dec. G. Stephens, David Teniers, His Works and his family, 205-229. E.A. Pennell, Daniel Vierge, 210. Cosmo Monkhouse, The early english water-colour painters, 214. Wattkiss Lloyd, Sculpture galleries. Wright Nooth, Portrait of an old Lady by Rembrandt, 225. P.G. Hamerton, The minor poems of Milton, 230. Carnet Smith, Théophile Gautier as an artcritic, 240. | |
Italië.Nuova Antologia. - No 11-12. F. d'Arcois, L'Orfeo del Gluck', 98-111. Boglietti, Don Giovanni d'Austria ei suoi tempi. La guerra contro i Mori de Grenata, 201-228. Villari, La republica fiorentina ai tempi di Dante Alighieri, 417-443. | |
[pagina 125]
| |
Repertorium fur Kunstwissenschaft. Deel XI, aflev. 4. (W. Spemann, Stuttgart, 1888). Prof. Dr. F.X. Kraus geeft daarin een overzicht der werken verschenen op het gebied der Oudheidkunde en, kunstgeschiedenis (bl. 18). Daarin wordt met lof gewag gemaakt van Prof. Andr. Jansens Eene merkwaardige schilderij (Utrecht, 1887. Kruisiging van Guido di Ghezzo). Verder wordt de Dietsche Warande daarin met ware deelneming begroet, wegens eene ‘rij van belangrijke bijdragen’. Wij bevelen onzen lezers het Repertorium recht warm aan. Kortheid, klaarheid en bondigheid zijn daarvan de hoofdtrekken. Red.
De Maandbode. Een tijdschrift, onder medewerking van T. Bakker, W.N. Coenen, F. Nagtglas, A. de Priester, Jhr. A.T.A. Van Rappard, A.S.T. Wallis en anderen. Utrecht, J.W. Leeflang 1888. Vier afleveringen zijn tot heden in onze handen: Januari, Februari, Maart, April; later verschenen nummers hebben wij niet ontvangen. Van tijdschriften die niet meer malen dan maandelijks verschijnen en met ons ruilen, geven wij voortaan den inhoud volledig op.
De Tijd. 3 Dec. J.J. Graaf, De katholieke kerk en de middeleeuwsche kunststijlen.Ga naar voetnoot(1)
I. Bouwkunst. De schrijver komt op tegen eene redeneering van den heer Giaus, welke beweert, dat ‘daar de gothische bouwkunst in Italië,’ waar de paus zijnen zetel gevestigd heeft, ‘nooit te huis is geweest,’ de renaissance-kunst even zoozeer aan den geest der Kerk beantwoordt als andere bouwstijlen. De schrijver beschouwt de gothische bouwkunst als ‘het erfdeel der (onzer) vaderen,’ ‘nationaal erfgoed.’ ‘Romaansch en gothiek mogen bij ons een voorrecht doen gelden... zij zijn als de moedertaal.... wel wat harder.... dan het vloeiend en vleiend Italiaansch, maar onze moedertaal; er dat zegt alles 10 December II. Beeldhouw- en Schilderkunst. In dit hoofdstuk deelt de schrijver mede, hoe het concilie van Trente over de kunst van 't begin der 16e eeuw dacht. Het verbood in de kerk beelden te schilderen procaci venustate (van onbeschaamde dartelheid). Zulke ‘vermaningen’ worden niet gegeven ‘tenzij | |
[pagina 126]
| |
de misbruiken en zonden tamelijk algemeen zijn.’ Ook Molanus (1585) klaagt in zijne geschiedenis der beelden over dezulken die tot wulpschheid wekken. Verder wordt het oordeel van Albert Maria Weiss nog eens aangehaald, om de goede zijde te zien der kunst van den renaissance-tijd. Maar 't is wel te weten dat Weiss de kunstenaars van 1386 af tot de renaissance rekent, al heet hij dezen tijd ook Vroeg-renaissance, die van zich zelve af- en op de antieke kunst terug viel.’ [Dan past de uitdrukking Renaissance ook niet meer, welke Wedergeboorte der heidensche kunst aanduidt. Hier is eene begrips-verwarring.] De schrijver wil in een volgend artikel aantoonen wat hij door Echte renaissance verstaat. |
|