Dietsche Warande. Nieuwe reeks 2. Jaargang 2
(1889)– [tijdschrift] Dietsche Warande– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 47]
| |||||||||||||
De school van H. Willibrord in de abdij van Echternach.
| |||||||||||||
[pagina 48]
| |||||||||||||
Treviren, eene toevlucht gedurende de oorlogsdonders die tijdens den vierden Friezenkoning Radbod en Pippijn van Herstal losbarstten. De lange reizen van den ijverigen zendeling schenen een cirkelvormige wal, rond Friesland uitgegraven. De abdij Echternach was, zoo niet het versterkte kamp, dan toch het tuighuis. Echternach zond zonder ophouden hare jonge monniken en priesters uit, van de Ardennen tot aan de kusten van Zeeland. Toen in 't jaar 717 Karel Martel eindelijk den erfvijand der Franken overwonnen en Friesland onderworpen had, kon H. Willibrordus op zijne beurt het volk, dat door het zwaard was vernederd, door het geestelijk lemmer bedwingen. De grooten en edelen van Friesland lieten niet na hem talrijke geschenken aan bodem en geld te doen. Willibrordus koos tot begraafplaats - niet de stad van zijnen bisschopszetel, Utrecht, niet Antwerpen, niet zijne overzeesche geboortestad, maar wel zijne geliefde stichting Echternach, ‘quia locus sanctus et casa Dei est, omdat het eene heilige plaats en een huis Gods is’. De apostel vermaakte aan zijn klooster Echternach de giften der Friezen in Taxandrië, te Antwerpen. Daaruit is de levendige en onafgebroken betrekking ontstaan, die door vele plaatsen en kerken van genoemde gouw met de abdij Echternach, tot aan de groote fransche omwenteling, is onderhouden. Jaarlijks werden rente naar 't Luxemburgsche klooster gezonden, en de abt Theofried (1083-1110) werd zelfs van daar naar het eiland Walcheren ontboden, om er eene woedende veete te slechten en de bewoners tot verzoening te dwingen. | |||||||||||||
[pagina 49]
| |||||||||||||
Bisschop Willibrord had de studiën in het klooster uitermate bevorderd. Hij zelf schreef handschriften af, stichtte scholen, en liet uit Engeland oude schrijvers komen. Na den dood des stichters, kwamen uit Engeland twee pelgrims bidden aan zijn wonderdadig graf. Zij heetten Stigaud (Anglorum archipresul eximius) en Beonrod (ierarcha magnificus) welke laatste van 775-795 de derde abt des kloosters werd. Zij beiden begiftigden het klooster met kostbare boeken en andere geschenken. Alcwyn stapte menigmaal te Echternach af. Hij schreef er ten jare 782 de twee Levens van H. Willibrordus, waarvan het eene, in verzen, voor de leerlingen des kloosters was bestemd. Hij schreef er ook een aantal brieven, en schonk zijnen welbeminden Samuel (Beonrod) eenige boeken. Toen St. Willehad (ao 782) van zijnen bisschoppelijken zetel te Bremen door den opstand der Saksers verjaagd werd, vond hij eene schuilplaats in de abdij van Echternach. Hij schreef daar de epistelen en andere schriften der Vaders af. Ado († 818) de opvolger van Beonrod, bekend door zijne kunde en vroomheid, heeft ons ook een handschrift nagelaten. Onder het beheer der kanunniken in de jaren 847-917 verkreeg de abdijschool eenen hoogeren glans dan ooit te voren. Dit wordt ons wel door de rij van geleerde scholastici bewezen, welke uit dien tijd tammen, als daar zijn Macquart. Heribert, Rudger, Adelharius... Na de herstelling der regelen van S. Benedictus onder Ravanger (973-1007) ontwikkelden de studiën zich noch altoos meer, hetgeen wel door de te Parijs teruggevonden handschriften bewezen wordt. Zoo hebben wij Liber aureus, vervolgens een aantal schrijvers als Gluwel, | |||||||||||||
[pagina 50]
| |||||||||||||
Bertels, Hovaeus, enz. Eindelijk kwam de fransche omwenteling! Ten gevolge der fransche omwenteling verdwenen ook in 1795 uit de archieven van Echternach eene groote rij van kostbare stukken, met belangrijke bijdragen voor de geschiedenis veler plaatsen van de provincie Brabant en andere. Nadat Napoleon I zich de keizerskroon op het hoofd had gezet, en er aan dacht de stad Parijs tot de hoofdstad der geheele wereld, den algemeenen Parnassus, den zetel der muzen, aller kunsten en wetenschappen te maken, ontvoerde hij aan Egypte, Italië, Spanje de kunstschatten, gelijk hij het aan Duitschland en België had gedaan. Doch na de herstelling van 't koningschap, in 1815, keerden, zooals men weet, alle landen in het bezit van hunne schatten aan kunst en letteren terug. Daarop maakte evenwel het groothertogdom Luxemburg eene uitzondering. Als een weeskind bevond zich dit land in bijzonderen toestand. Zijne schatten keerden niet weder, ofschoon de rechtvaardigheid, de eenvoudige welvoegelijkheid voorschrijft dat nog heden die schade worde hersteld. Wij gaan nu over tot de beschrijving van de handschriften der abdij Echternach. | |||||||||||||
I.In de eerste plaats moet alweder de apostel der Friezen genoemd worden, welke te Parijs vertegenwoordigd wordt door een martelaarsboek en eenen kalender. H. Willibrord, waartegen de hofmeiers met eer- | |||||||||||||
[pagina 51]
| |||||||||||||
bied opzagen, was niet alleen een der vermaardste predikers van zijn tijdperk, hij was bovendien nog een uitstekende geleerde en schrijver. Opgevoed in het klooster van Ripon, en doordrongen van den smaak voor studie, gelijk vele zijner tijdgenooten, Beda, Egbert, Wilfrid, Acca, trok hij op 20jarigen leeftijd naar Ierland, om zich in vele vakken van kennis nog te volmaken. ‘Gelijk de bij, zoog hij uit de boeken der Ouden, als uit hemelsche bloemen, de geuren en den honig der geestelijke wetenschap, om die in de cellen zijns harten neder te leggen’, zegt AlcwynGa naar voetnoot(1).
| |||||||||||||
[pagina 52]
| |||||||||||||
| |||||||||||||
[pagina 53]
| |||||||||||||
De abdijschool van Echternach door den apostel in 't leven geroepen, bloeide gedurende de geheele middeleeuwen, zoodat deze stichting meer en meer beroemd voor hare wetenschap den naam ontving van School der Benedictijnen, De Bloem der ordensregel, De Perel der orde. De Nationale boekerij bezit nog een handschrift der Aanteekeningen van S. Hiëronymus op den evangelist Mattheus, van Ado, 4n abt van Echternach. Het is 30 × 17 cent. groot, en draagt tot nummer 9530. De hoofdletters zijn onafgewerkt. Verder vinden wij nog, onder no 11.219: Summa medicinalis, 233 bladen, 23 × 18 cent. groot, uit de 9e eeuw, dan, onder 9433, een Sacramentarium van 260 bladen, 29 × 22 cent. groot. Op fo 1 lezen wij de namen der hollandsche kerken, welke van de abdij Echternach afhangen: Kirichwere (mater), Rinesburg, Nezo, Betticha, Corzpolt, | |||||||||||||
[pagina 54]
| |||||||||||||
Thidrat, Gentrit, Wido, Reinza, Warnemunde, Rinsatervelt, Leithemutha, Northgo (mater), Wareholt (mater), Sasheim, Velisinburg (mater), Agathenkiricha, Heimettenkiricha, Asmedelf, Sloton, Smirenewalt, Harleim, Urisheim, Heiliginlo, Almere, Misna, Skirmere, Flerethinga (mater), Skie, Harthga, Petheim (cap.). Op fo 2 bevindt zich eene lijst der kerken, welke Theodericus (graaf van Holland) in naam der abdij van Echternach bestiert; namelijk in Friesland: Velinson, Heilingloh, Northunga, Vuroholz (mater), Kirichwere (mater), Leithemutha, Rinsaterewalt, Asdeherewalt, Voreholt (mater), Saxheim, Northgo (mater), Welscereburg, Agatheinkyricha, Heimezenkyrke, Spirenetevalt, Sloton, Asemanedelf, Heiligenlo (mater), Sarmere, Misira, Wolgunga, Aldenthorf, Vroulo, Petheim.Ga naar voetnoot(1) | |||||||||||||
[pagina 55]
| |||||||||||||
Fo 5 vindt men een kalender die als doodenlijst (obituarium) gediend heeft. Men ziet daarin een aantal keurig uitgevoerde hoofdletters en miniaturen, bijzonder op bl. 20, bij den zang der prefatie, en het begin van den canon. No 9528 bevat S. Hiëronymus in Jeremiam, 201 bl. van 35 × 23 cent., van de elfde eeuw, ten tijde van abt Ravanger van Echternach (973-1007) geschreven. Men treft daarin merkwaardige hoofdletters. No 8912 bevat Augustinus in Joannem, 228 bl. van 40 × 29 cent., uit de elfde eeuw. Het handschrift bevat eenige bijzonderheden betreffende de bedevaart van Dinsdag na Pinksteren, genaamd Springprocessie. De parochiën welke daaraan deelnemen worden hier genoemd. Het handschrift werd vervaardigd door abt Regimbert († 1083). Het bevat zeer schoone hoofdletters. No 8690. Historia tripartita, 157 bl. in fo, van de elfde eeuw. Als schrijvers worden daarin genoemd abt Regimbert en Volkerus, ‘vivant in eternum’. Men vindt hier de lijst der abten van Echternach, uitgegeven door Martene. No 9568. Beda in Pentateuchum, 122 bl. 30 × 23 cent. in de elfde eeuw, tijdens abt Regimbert | |||||||||||||
[pagina 56]
| |||||||||||||
geschreven. De hoofdletters D en J, op bl. 3 en 4, zijn uitstekend fijn geteekend. No 9666. Orosius, 181 bl. in 4o, van de elfde eeuw, door abt Regimbert, ‘alsmede’ door Ravanger en Erebon geschreven, ‘(eis) requies eterna donetur. Amen.’ Op fo 181 vindt men een alphabet van zeer oorspronkelijk karakter. No 8922, Burchard. 113 bl. in fo, van de elfde eeuw. Op fo 2 leest men dat abt Regimbert, die de heilige Schrift heeft uitgeschreven (divinarum scripturarum auctor), bevolen heeft dit boek der kerkelijke canons op te stellen. Op 't einde (fo 173) vindt men eenen brief aan den bisschop van Trier, waaruit blijkt dat de drie bisschoppen van Luik, Maagdeburg en Trier met elkander waren overeen gekomen, diegenen in den kerkelijken ban te doen, welke de kerkelijke rechten zouden overschrijden. No 8915. Paschasius Radbertus, over de Eucharistie, 124 bl., 38 × 27 cent., van de elfde eeuw. Het werk is een geschenk van Theofredus, waarschijnlijk abt Theofried, 1083-1100. Men vindt daarin uitmuntende hoofdletters in spiralen geteekend; de afbeelding van beesten en planten, vooral het klaverblad, wijzen op den overgang tot den spitsbogenstijl. No 8996 Vitae sanctorum. 184 bl. van 14 × 33 cent., van de elfde eeuw. Men treft daarin vooreerst de (beschadigde) kronijk der abten (uitgegeven door Martene), met heerlijk gekleurde hoofdletters. Fo 2 bevat een afschrift van het Charter van Willem, bisschop van Utrecht, des jaars 1063, waardoor een zekere Theodericus op eene synode de kerken aangeeft, die hem als advocatus door de abdij Echternach zijn opgedragen. No 9541. Augustinus, de Civitate Dei, 229 bl. 32 × 25 cent., van de elfde eeuw. Men vindt hierin eene | |||||||||||||
[pagina 57]
| |||||||||||||
lijst der abten van Echternach (afgedrukt in de Monumenta hist. germ. van Pertz, XXIII, bl. 30). De volgende handschriften zijn van eenigszins jongere dagteekening. No 8917 is getiteld Rupertus de Officiis (van Cicero). Het hs. bevat grafschriften der abten Ravanger, Urold, Godfried. Fo 1 tot 101 lezen wij dichtstukken op neumen geschreven. No 9536. S. Augustinus, 266 bl. 33 × 33 cent., van de 12de eeuw. Op fo 1 ziet men eene heerlijke voorstelling van Jezus op eenen troon als leeraar gezeten. Op de vier hoeken komen de zinnebeelden der 4 evangelisten voor. Op fo 2 wordt gezegd dat abt Godfried dit boek den heiligen Willebrord in het klooster heeft geschonken. Op bl. 265 komen zeer merkwaardige bijzonderheden voor over de bezittingen van Echternach, in de provinciën Holland en Brabant. ‘In officio Westmunstre: Volbrant filius Arnoldi habet in Westmede ub Nostuuer 2 mensuras terrae’. Verder worden genoemd: Frisemede, Referches-Heim, Northmede, (Nordmora?)Ga naar voetnoot(1). Verder Ewilant, Birnemede, Herberdeslant, Volqueslant, waarvan de namen der huurders en de huurprijzen worden aangegeven. Uitvoeriger aanteekeningen van dergelijken aard treffen wij op fo 265 en 266, en als plaatsnamen Papinlant, Dumburch, Northmunster. No 10510. Een troparium. 117 bl. 22 × 18 cent., der 12de eeuw. Fo 1-23 vinden wij de tropen voor de plechtige missen. - Introitus, Kyrie, Gloria, Sanctus, Agnus, welke men feestlauden, festivae laudes noemde. | |||||||||||||
[pagina 58]
| |||||||||||||
2o Het Prosarium, met de sequentia of prosae. Een derde van de bladzijde is voor de neumen opengelaten. In de derde plaats hebben wij hier het gewone graduaal, versierd met een aantal gekleurde en vergulde hoofdletters. Tot de merkwaardigste behooren op bl. 1 H. (odie), en verder de letters van den Introitus. Fo 20 vinden wij St. Willibrordus als leeraar gezeteld op eenen hoogen stoel, tusschen twee diakenen. Hij draagt een boek op de knieën en houdt de hand opgeheven. Wanneer men het Troparium van Echternach bij dat van Prüm (van 993) vergelijkt, vindt men in den tekst een aantal overeenstemmende plaatsen; doch de verdeeling in drieën komt alhier niet voorGa naar voetnoot(1). No 9534. St. Augustinus in psalmos, 150 bl., 31 × 22 cent., van de 12de eeuw. Een raadselachtig kruis van letters vindt men aan 't begin. Om dit te ontcijferen vange men aan met letter C, in het middenpunt, en leze verder in alle richtingen. Men zal dan den volgenden volzin vinden: ‘Crux mihi certa salus; crux Domini mecum. Crux est quam semper adoro.’ ‘Het kruis is mijn zeker heil. Kruis des Heeren wees mij nabij! Tot het kruis richt zich altoos mijn gebed.’ Het hs. bevat op fo 1 aanteekeningen over de bezittingen der abdij, bestaande in wijnbergen aan de Moezel. Op fo 147. De ligging der meeste fo 147 en 148 opgegeven plaatsen is weinig bekend. De redactie der Dietsche | |||||||||||||
[pagina 59]
| |||||||||||||
Warande zal gaarne eene topographische studie daarover opnemen. Wij vinden de opbrengsten van Disna (Census de Disna) te Alpheim, Pople, Innen, Westerwie, Kukofen, Mirde, Dissene, Helewif, Winterlo, Sverde, Brukoven, Ersele, Apert, Casterlo, Helmet, Herle, Pladele, Verthusen, Keule, Cleve, Villar, Hastolsem, Nutteren, Hazeka, Blesie, Dunsbergen, Selheim, Sneldorf, Mellingen. Gerune, Biumen, Hale, Duflenrude, Rinar, Mere, Bethua, Dornebak, Wadevlo, Heigene, Luche, SandeGa naar voetnoot(1). | |||||||||||||
[pagina 60]
| |||||||||||||
Fo 148: Wederd, Bunhowen, Tersetinare, Herlar, Driele, Reiple, Huchesgot, Wornerode, Barle, Mereim, Helste, Walberch, Balveren, Banwert. | |||||||||||||
[pagina 61]
| |||||||||||||
Aan de Moezel: Loifenvelt, Grach. In Taxandria: Disna. | |||||||||||||
[pagina 62]
| |||||||||||||
Fo 149: Keule, Wirthuse. No 10158. Martyrologium van 136 bl. 28 × 21 cent., van de 13e eeuw. Dit boek heeft tot doodenlijst gediend. In 1512 werd het de doodenlijst der abdij. Men leest daarin, op den 7n Nov., aanteekeningen over de bedevaart naar het graf des Heiligen, alsmede de instelling van het feest der heilige overblijfselen, door Reginbertus, in 1059: No 11104. Augustini Libri retractationum, 188 bl.. 25 × 10 cent; verder: Bl. 48. Handelingen der bisschoppen van Tongeren, Utrecht en Luik. Aanteekeningen over de inkomsten van Echternach, I, fo 47a - Over zekere aanbouwen der abdij, enz. - Lofzangen met en zonder neumen. 48b. Codex monasterii Scti Willibrordi Epternacensis. Schrift van de 15de eeuw. 83. Aanteekeningen over verschillende heiligen. 122. Over de drie Maria's. ‘In de dagen van den heiligen vader Georg, is er een groote plaag over Jerusalem gegaan.’ 122. Sermoen over H. Petrus-banden. 124. Over de verplaatsing der H. Maria Magdalena 14 kal. apr. 140. Het lijden van S. Sebastianus. 188. Wonder aan een bisschop geschied, die Maria hoog vereerde. Eindelijk bevinden zich te Parijs een aantal afschriften van Alcwyns Leven van S. Willibrordus; geen enkel van TheofriedGa naar voetnoot(1). |
|