| |
| |
| |
De Inboedel der Heeren van Brederode op 't slot Batestein bij Dianen, in de 17e eeuw
door J.H. Hofman.
Om het volksleven der vroegere dagen van nabij te leeren kennen, is het voorzeker van belang den toestand der huishouding na te gaan, en het oog te vestigen op de weelde welke daarin, vooral door de aanzienlijke geslachten, werd ten toon gespreid.
Dit bracht mij er toe een paar inventarissen, ontleend aan het archief der stad Vianen in deze Warande te plaatsen, waar de tentoonstelling van de meubelen en het porcelein der jongere heeren van Brederode allicht een goede figuur zal maken. Ter inlichting gaan eenige geschied- en geslachtkundige aanteekeningen vooraf.
Toen heer Hendrik van Brederode, in Februari des jaars 1568, op den Harnhof in het Westphaalsche graafschap Recklinghausen, als balling was gestorven, kwam volgens zijn testament de heerlijkheid Vianen met de verdere stamgoederen aan zijne zuster Janne, de vrouwe van Joost van Batenburg tot Hunnepel, wier dochter Geertrude in 1573 de rechten harer moeder verwierf, om na de Pacificatie van Gent ook het werkelijk bezit te erlangen en tot aan haren dood, in 1590, te behouden. Nu vervielen de goederen aan Walraven van Brederode, uit den zijtak van Cloetingen, bij wiens overlijden, in 1614, ze overgingen aan zijns broeders zoon Walraven IV, om bij dezes sterven te komen aan Hans Wolfard, den jongeren broeder van laatstgemelden heer. Deze was den 12n Maart 1616 getrouwd met Anna, eene dochter van graaf Jan van Nassau-Siegen en Magdalena van Waldeck, doch verloor die vrouw in 1636. Twee jaren later sloot hij een nieuwen echt
| |
| |
met Louise Christine, dochter van Jan Albrecht, graaf van Solms-Braunsfeld, eene oudere zuster der gade van den stadhouder Frederik Hendrik. Bij deze laatste vrouw won hij o.a. twee zonen, Hendrik van Brederode, die in Septemb. 1655 zijnen vader in de heerlijkheid opvolgde, doch den eersten Juli 1657, op 19jarigen leeftijd, kwam te sterven, en Wolfert, den erfgenaam van zijn broeder, die de heerlijkheid 22 jaren bezat, en op 5/15 Juni 1679 in dertigjarigen ouderdom overleed. Vianen met toebehooren ging toen, schoon niet onbetwist, over aan zijne volle zuster Hedwig Agnes, die reeds in 1684 op 27 Novemb. (oud-st.) ‘naer den noen omtrent de kloeke vier uren’ binnen Leiden uit dit leven werd weggeruktGa naar voetnoot(1).
Die het bezit der heerlijkheid aan Hedwig Agnes van 1679 af had betwist, was Florentine van Brederode, sedert 1678 douairiere van Maurits graaf van Solms-Hungen. Zij was de tweede dochter uit het eerste huwelijk, de oudste der nog levende kinderen, en bouwde daarop hare aanspraken, welke echter aanvankelijk niet wilden slagen. Doch op 20/30 November, toen de dood hare voornoemde halfzuster weldra dreigde te treffen, zond zij hare gevolmachtigden, om te Vianen enz. de regeering te aanvaarden. Dezen slaagden in zoover, dat zij werkelijk den 2n Febr. 1685 ten behoeve van vrouwe Florentine bezit der heerlijkheid namen; doch slechts voor zeer korten duur. Want ruim twee maanden
| |
| |
later deed hunne lastgeefster afstand van haar bezit ten bate van Carel Emilius van Dohna, een' zoon van Christiaan graaf van Dohna, verwekt bij haar oudste thans overledene zuster Sophie Theodora van Brederode. Maar reeds in den herfst van het volgend jaar sneuvelde hij voor Buda in Hongarije, tijdens den krijg tegen de Turken. Hem volgde nu zijne zuster Amelie van Dohna, in 1666 gehuwd met Simon Hendrik, graaf van der Lippe; deze stierf op 2/12 Mei 1697, zij zelve, in de eerste dagen van Maart 1700. Op 7/18 Maart van laatstgemeld jaar betuigt de magistraat te Vianen zijne vreugde aan hun zoon Frederik Adolf, dat deze ‘sich voor onzen souverain heeft verklaert’. In 1718 gestorven, werd hij opgevolgd door zijn' zoon Simon Hendrik Adolf, die in het najaar van 1725 de heerlijkheid van Vianen met al hare gerechtigheden verkocht aan de heeren Staten van Holland. Op 2 Novemb. van genoemd jaar had te Vianen de plechtige inhuldiging plaats.
Dat ik om den wille der geschiedenis hier iets breeder hebbe uitgeweid dan tot verstand der volgende handschriften streng noodig was, zal de lezer naar ik hoop, mij ten goede duiden. Nu blijf ik hem nog de mededeeling schuldig, dat vorengemelde Hans Wolfert van Brederode o.a. twee zusters had, Margriete, getrouwd met François de la Place, burggraaf van Manchaux, op den inventaris vermeld als de vrouwe van Mansouw, en Helene, die gehuwd was met Steven Gans vrijheer van Putlitz, Wolffhagen enz. Op deze laatste slaat de volgende kondschap uit het archief der stad Vianen:
‘Schout, burgermr ende regeerders der stadt Vianen certificeren... dat vrouwe Helena van Brederode, douariere van Putlitz, loflicker memorie, binnen deselve stadt is overleden in den jare 1666, (: gelyk op het blasoen in de kerck kan worden gesien) ‘.... Des t'oirconde.... het
| |
| |
stadts zegel up 't spatium... gedruckt, den 9 Febr. 1693.’ De hier gemelde is blijkbaar dezelfde als de vrouwe van Potelits, aan het hoofd van den eersten inventaris genoemd.
Of dit stuk zijn ontstaan dankt aan den veldtocht van 1648, waaraan Hans Wolfert als veldmaarschalk der Staten deelnam, of aan de komst van prins Frederik Hendrik, die op 9 Juni over Vianen naar het leger trok, ofwel aan nog een anderen invloed, moge de lezer na inzage zelf beslissen.
Wij deelen de lijst mede zooveel mogelijk overeenkomstig het handschrift.
Inventaris van de meubelen, die bevonden sijn op den huyse Batestijn, gemaeckt bij onsondergeschr. door schriftelijcke last van sijn Excie (Hans Wolfert) van Brederode van date den 16 Junij 1646, in 't bijwesen Haer Gen. van Potelits op op den..... Junij daeraen volgende.
| |
Eerstelijcken de meubele zijnde in de blouwe camere bevonden:
Acht stucken tapijts met personagen, sijnde de history van Cadmis. |
Een root carmesijn-fluweell leedekant-behangsell met rabate onder ende booven, beboort langsaff met passemente toesoiers, met beheemelse ende bonne grasis, - alles compleet. |
Een eycke ledikant met 4 bollen daarop, een sprij van root fluwell daerop, alleens geboort, gevoedert met root arremesijn; de gardijne van damast. |
Een root fluweel taeffelkleet, alleens geboort, op een eycke taeffell met een kleet van root leer daer over. |
Vier root fluweele armstoelen. |
Ses andere mants-stoelen van root fluweell. |
Vier roode vouwstoelen van root fluweell. |
Een fijn bed met brede blouwe streepen. |
Twe oorkussens ende hooftpeulie van 't selve, met een matras van blouw en wit gestreept. |
Een oudt kort tapijt-vlueGa naar voetnoot(1). |
| |
| |
Een wit tierentij beddecleet. |
Twe deeckens, een root en een wit. |
Twe koopere brandtijzersGa naar voetnoot(1). |
Een ijzere schup en tang met koopere knoopen. |
Een bedtpan. |
Een schilderij voor de schorsteen, van Bijlert. |
Een kort blouw gardijn voor de venster. |
| |
In de garderoop:
Een behangsell van kraeckstoff met bloemen van root en donckergroen. |
Drie stoelen sonder leunen met groene franie. |
Een groote ander stoel met geele vr. |
Een houtwerck ledikant met 2 vergulde appelen |
Een bed met sijn hooftpeulie en een kussen met breede blauwe streepen. |
Een roode en een witte deecken, geteeckent G.C. - J.W.A. |
Een beddecleet van tierentij, get. als booven. |
Een taeffeltgen van eycken met een root geblautGa naar voetnoot(2) cleet. |
Een swart vierkant koffer, daer men de kussens in leyt. |
| |
De gravenkamer boven de blouwe kamer, of schilderijen-camer:
Acht stuckken tapijts met een voor de schorsteen van fulasie. |
Een en twyntich schilderijs als: heer Reynouwt, Lodewijk, Heyndrick, Walraven, Florys, heer Walraven de seste, Johan Wolphert, Reynout d'leste, syn Excie toe hij jonc was, mevrouwe van Foun, 2 vrouwe van Brederode, vrouw van Pootelis, en (vrouw van) Mansouw en 7 kinderen. |
Een eycke ledikant, op het ledikant met 4 vergulde ballen, met een root scherlaekens behangsell met armesijnGa naar voetnoot(3) gevoedert, met gouden passeme(n)t toesoiers ende franjen, mette dubbelde rabbatten onder ende boven de gardijnen ende bonne grasis van 't selve, de sprey van 't selve ende een taeffelkleet utsapra, doch maer gevoedert met root linnen, een eycken taeffelken, een paeylias van kanefas. |
Een matras van root en blauw gestreept. |
Een root en een witte deecken, get. de witte V. de roode B C. |
Vier hoofdkussens geteekend G.C. |
| |
| |
Twe armstoelen, en tien manstoelen van root scherlaecken en vergulde naegels. |
Een stuck oudt tappyt flue voor 't bed. |
Twe groene gardijne voor de vensters. |
Twe brandtijsers met koopere knoope. |
Een bedtpan. |
| |
In de garderoop:
Twe oude swarte leere stoelen. |
Een ledikant, daerop een oude deecken met root gevoedert. |
| |
In zijn Exie camer:
Acht stucken tappijts van de storie van Jooseff. |
Voor de schorsteen een schilderij van van Kampen. |
Een root fluweel ledikant met sijn hemelse binnen buyten en onderste rabatten met armesijn gevoedert, met de vier bollen, alles geboort met brede goude en silvere passementen en groote franien rontom, de lisse van deselve passementen op de hoecken. |
Daartoe een sprey van root fluweel, geboort ende verciert mette selve passementen fraenjen ende lissen. |
Een root fluweell taffelcleet ad idem gevoedert met root linnen. |
Een hoese van root say met kleyne fraenjen rontsom het ledikant. |
Twee groote fluweele armstoelen met pass(em)ent gout en silver, mette fraenjen. |
Ses roode fluweele mansstoelen met fraenjen van gout en zij. |
Noch ses tabeletstoelen van 't selve. |
Een geborduurt Indiaans taeffelcleet. |
Twe eycke viercante taeffels. |
Een cleyn ront vouwtaeffeltgen van neuteboomen hout. |
Een kanefas paeljas. |
Een gestreept satijne matras van blauw en geell met een hooftpeulie daertoe. |
Een bed en peulie met groote blouwe strepen, get. M.C. |
Drie hooftkussens, get. V.B.H. |
Noch een, geteeckent J.W.A. |
Twe koopere brandtijsers met tang ende schop. |
Twe vergulde geeredons. |
Een korolijne kroon met vergulde pijpen. |
Twe roode gardijnen voor de vensters. |
Een groote spiegell. |
Een groot tapy vleu onder 't ledikant. |
Een roodt laeckens vouwscherm. |
| |
| |
| |
In de garderoop:
Een behangsell van geel damast met linne gevoedert. |
Een taeffellkleet van 't selve. |
Twe tapy vlue taeffelkleder, een op, een onder de taeffel. |
Twe eycke taeffeltgens. |
Twe armstoelen; - twe met leunen; |
Twe taboretten; alles van 't selve fousdamast, met linne kleeden overtrocken. |
Drie geele gordynen voor de vensters. |
Vijff spiegels soo groot en cleyn. |
Een hangent tabolettie. |
De prent van den hoff tot Rijswijck. |
Een teene schermtie met een ijsere voet, een heertijser, een schup en tang met koopere knoopen, een vuyre schabellige en een oudt blauw stoeltgen. |
| |
In Haer Genaden Camenet:
Een behangsell van goudeleer en bloempotten. |
Vierentwintich schilderye, altemael grave van Nassauw. |
Noch een nachtbalet. |
Een stuck spoockere van Sachtlever. |
Een lantschap. - Een van Savere. |
De stadt van Vlissingen. - 't Huys te Cleeff. |
De fruytagie van Bosgart. |
Een lacke taeffell, daeropstaende een versilvert kastken. |
Een schribine met swart fluwell, synde met gout en silver geboort, staende op een eycke voet, met een Indiaens linne kleethgen daerover. |
En hangent gesloote glase kas, daarin allerhande fraeicheyt. |
Daerboven op ses postelijne flessen met een bloempot. |
Twee hangende taboleties, daerop staende op yeder tien stucx posteleyn. |
6 stoelen, twe met armen, twe mans- ende twe vrouwstoelen alles van colonbijn-fluweell met sijde fraenjen en vergulde naegels. |
Een banckstoell met geblomtte neyt fluweell. |
Twe groene armesyn gardyne voor de vensters. |
In de schorsteen een glaese fles. |
Twe glaese kannekens. |
| |
In Haer Excie cantoir:
Behangen met vergulde oude leeren, met schilderyen daerin. |
Een eycke taeffell. Twe vuyre schrage. |
Een vuyre kist met een hangslotie daeran. |
Noch een oude Spaensche stoell. |
Een wit mantie, daerin een ouwe gefugeerde rock. |
3 paer witte nieuwe schoenen. |
| |
| |
| |
In de nieuwe anteschanble:
Behangen met groen en silver leer. |
Voor de schorste(e)n een schilderij van het huys te Brederode. |
Vier stoelen met leunen van seegroen laecken, met wit en groene syden fraeynjen. |
Twe vrouwestoeltjes, alleens bekleet. |
Een eycke taeffell met een laeckens kleet ende fraeynjen van 't selve. |
Twe brandtijsers met koopere knoopen. |
Een ijsere tang; manckeert een schup. |
Een groene slaepbanck achter de silver gebloemde leeren. |
Een bed en peuli met breede strepen, get. J.G. |
Een roode deecken met wit gevoedert. J.W.A. |
Twee oorkussens geteyckent: M.C.-J.W.A. |
| |
In 't cantoir van Zijn Extie:
Behangen met groen honscooten, |
Een bijbileteecq, waervan d'inventaris onder d'secretaris is berustende. |
Een Spaensche armstoell met een root kussen daerop. |
Achtendartich conterfeytsels, soo groet en cleyn. |
Een zeestorm. Een prent van Sinode. |
Een heertyser; een ysere tang. |
Een schilderij van Haer Gen. loffel. memorie sitten(de) op een stoell. |
| |
Boven Syn Excie cantoir:
Een ledikant behangen met groene witte sayen. |
Een oud bed en peulie met groote blouwe streepen, get. J.W.A. |
Twe roode deeckens, get... met B.C. - J.W.A. |
Een wit beddekleet ongeteyckent. |
Een eycke taeffell met een vuyre voet en een groen cleet daerop. |
Een eycke cas, daerin het fijn lijnnewayt. |
Een Spaense stoell. |
Een matte stoell met oudt tapyt kussen daerop. |
Een ijsere tang en een schup. |
Een groot silver koelvat. |
Een groot viercant plat coffer, soo Jrijntgen seyt, met silvere geschulpte schotelen daerin. |
Noch een coffer met het silver van Haer Extie daerin, soo Jrijntgen seyt. |
| |
In 't saleth:
Negen stucken tapyts van de storie HarckelusGa naar voetnoot(1) |
De conterfeytsels van Zijn en Haer Hoocht in 't groot. |
| |
| |
Zijn en Haer Extie in 't groot. |
De schilderye van Arestoteles voor de schorsteen, met een blauwe armesyn gardijn. |
Drie groene gardijnen voor de vensters. |
Twe eycke taeffels; een tapy vleu op de taeffell. |
Vierentwintich stoelen met Engels tapyvleu, daeronder begreepen twe armstoelen. |
Twe kopere brandtysers met een yseren tang. |
Een vuyre schencktaeffelge. |
| |
In 't toornken:
Een conterfeytsell van een van de oude heeren. |
Den boom van 't geslacht van 't huys te Brederode. |
Den boom van 't geslacht van Nassauw. |
Een oudt taeffeltgen met een rooth honskoote cleet daerop. |
Een vuyre slaepbanck, daerin een bed en peulie, get. M.C.-B.H., peul. J.W.A. |
Twe deekens, een groen en een blouw. |
Twe oorkussens, get. met lapiens. |
Een secreetstoell, becleet met groen. |
Een Spaense stoell. |
| |
In de zaell:
De twaelff keysers. |
Vier houwte armen met koopere kronen. |
Drie eycke kassen. |
Twe eyeke schabell. |
't Wappen van Brederode en Nassauw voor de schorsteen. |
Drie en sestich musketten, soo roers als kaecken. |
Tien oude spiesen. |
Twe ysere brandtijsers. |
| |
In den hoomrs kamer aen de zaell:
Een eycke ledikant met groen wolle behangsells; daerop: |
Een bed ende peulie, get. bed W.A.X.R.G. - peul V.H.W.A. |
Twee kussens, get. V.H. - J.W.A. |
Twe deeckens, een blouw en een wit. |
Een eycke taeffell met een groen en swart geblomt cleet daerop. |
Drie Spaense stoelen, soo gesij(t) wordt, den hooffmr een aff te competeren. |
Drie koffers. |
| |
Boven den hoomrs camer:
Een vuyre koets met blouwe gardijnen en een schorsteencleet. |
Veel ouwe antycke drinckglaesen. |
Een St Huyberts horn. |
Veele vlesse met allerley gedisteleerde wateren. |
Verscheyde bundels met garn en was van Haer Extie. |
Een spiegell. |
| |
| |
| |
De caemer op de trap:
Een vuyre koets met groene gedruckte guardij(n)en en rabat. |
Een bed en peulie get. met een lapie van fransyn. |
Twe hooftcussens, d'een (get.) met een lapie ende d'ander B.L. |
Een oudt beddecleet, een groene deecken - J.W.A. |
Een vouwtaeffell met een oudt taeffelcleet. |
Twe oude groene stoelen. |
Een wiel ende een teene scherm. |
| |
Op de camer van 't freyling van Brederode:
Acht groote en drie cleyne stucken Enggelsche gestreepte tapyt. |
Een ledikant met swart en geell geborduyrt fluweell en dubbele rebatte onder en boven van 't selve, de gardijnen van geel en swart armesijn. |
Een math van biesen. |
Een matras van blauw en with. |
Een bed ende peulie met cleyne streepen, get. B.M. |
Twe oorkussens, get. J.W.A. |
Twe deeckens, een groen (get.) B.N., en een root B.C. |
Een tierentey beddecleet, get. J.W.A. |
Een roll, daerop een bed ende peulie, ongeteec. |
Twee kussens, get. B.C. - J.W.A. |
Een blouwe deecken, get. J.W.A. |
Een vuyre kist, daer eenich linnen in is. |
Een oude stoell met een turfton. |
Een konterfeytsell van een doot kint. |
3 blouwe gordijnen voor de vensters. |
Vier beunstoelen met gestickte vlammen. |
Een vuyre taeffell met een gest(r)eept cleet. |
Een tapye vleu voor 't bed. |
| |
In 't gardderoopie:
Een eycke kasgen. |
Een taeffell. |
Twee betpannen. |
Een vuyre secreetstoel. |
Noch in de ganck in 't opkoomen een eyken kas. |
| |
Op de Joffrouwecamer:
Een ledikant met een geel en (s)wart gedruckt behangsell. |
Een bed en peulie met blouwe smalle streepiens. J.W.A. |
Twe hooftkussens, get. F.O. - J.W.A. |
Twe deeckens een wit, een groen, get. B.C. en J.W.A. |
Een oudt vuyre taeffeltgen. |
3 oude stoelen. |
| |
| |
Een groen kussen met het wapen van Brederode. |
Twe prentschilderye. |
De gebroocke graeff van Mansvelt. |
Een oudt groen scherm. |
Een blouw kletgen voor de schorsteen. |
| |
Op de kamer van freyling Praysiackteyne:
Behangen met Engelsche streepkens, tot tien stucken. |
Twe tabeletjens, een vergult en een swart. |
Een versierde parlemaerstack. |
Een oudt ledickant met swart en geel geborduyrt mette wapens van Delft, ende geele saye gardijnen. |
Een bed en eene peulie met breede blauwe streepen, get. J.W.A. |
Twe kussens, get. 't een F.O., 't ander J.W.A. |
Een roode Enggelsche deecken. |
Een roll. |
Een bed en peulie, geteeckent B.C. |
Een groene deecken met root gevoedert. |
Een oudt taeffeltgen met een lay en een gestreept cleet. |
Twe cleyne viercante stoeltgen. |
Een ijsere tang, een oude blouwe gardijn voor 't venster. |
Een beddecleet, get. V.W.L. |
| |
Op de meechde kamer:
Drie vuyre koetsen. |
Noch een bed, get. J.W.A. |
Een peulie, ongeteec. |
Een groene en een witte deecken met lapiens. |
Noch een bed en peulie met groote blouwe strepen J.W.A. |
Noch een bed met grote blouwen strepen, onget. |
Een groene laeckense peulie. |
Een groene deecken, get. J.W.A. |
Een oude vuyre taeffell. |
Twee oude stoelen. |
Negen schaften. |
Een yseren tang. |
Noch een oudt eycken taeffel. |
| |
Op de meuble camer:
Een bed met een peulie met groote blouwe strepen, B.J. |
Noch een bed en een peulie met cleyne strepen, get. J.W.A. |
Item noch een peulie met brede strepen, get. B.C. |
Een beddecleet, get. B.J. |
Een groote witte deecken met geel gevoedert, get. J.W.A. |
Een oude witte deecken. |
Een lanck en een kort blouw laeckens taeffelcleet. |
| |
| |
Een oudt root taeffelcleet. |
Vier secreetstoelen, een root, een groen, en twe swarte. |
Drie oude sittekussens. |
Een vuyre kas; daerin: |
Vier vergulde blouwe armen, |
Een schiltpadt. |
Verscheyde custodien voor 't vergult werck met verscheyde ramen. |
Noch verscheyden houtwerck als ledikant en stoelen, buvet, pars, kisten, als anders. |
Een groote teene slaepmat. |
Noch een hooch viercant ijser, hoorende tot mijn vrouw Heert. |
Een roode laeckense deecken, (e)en schermcleet, 2 witte deeckens. |
| |
Voor de bottelerij:
Een bed ende hooftpeulie met groote blouwe strepen. B.H. |
Een gevoerde deecken. |
Twee kussens, get. J.W.A. |
| |
In de bottelaerij:
Twee eycke kasten. |
Een eycke anrechtbanck. |
Een vuyre taeffell. |
Een eeycke pars met een mantelstock. |
Een vuyre bancksken met een leun. |
Een vuyre brootkist. |
Een keerslay. |
Ses schilderijen. |
Een coopere coelvath. |
Een copere lantern en betpan. |
Een disteleer klock. |
Schup en tang van ijzer. |
Twe rasters. |
Een wit towegen; een glaese flesche met twee pijpen ende silvere vergulde decxsel. |
In de kasse gevonden een parceleyne kanneken met een silvere deexsel. |
| |
In de eedtzaell van de knechts:
Drie vuyre taeffels met ses schabellen, daeronder een eycken. |
| |
In de hooffmrs eedtzael:
Een eycken uyttreckende taeffell. |
Een eycken en een vuyren schabell. |
Een cleyn schabellichgen. |
| |
| |
Een sPaensche stoell. |
Een oudt bufteth. |
Een eycke oudt koets-ledikant met 3 oude gardijnen ende een rabatie daertoe. |
| |
In de ganck nae de keucken:
Drie groote kisten. |
't yser ende de plaete tot een kachgello. |
| |
In de keucken:
Vier coopere ketels groot en cleyn. |
Twe taertpannen. |
Twe coopere scheppers ende een cooper pannicken. |
Een cooper doorslach. |
Een vijsell. |
Een coopere schuymspaen. |
Twe ijsere en een coopere braetlepels. |
Twe ijzere braetpannen. |
Drie groote yzere speeten. |
Twe braeijtsers. |
Een spit dat sichselver weynt. |
Een haelboom met vijff hangende haelen. |
Een groote rooster. |
Twe tangen; een groote ijsere asschup. |
Een vout hengell; een hangijzer. |
Drie emmers; verscheyde eerdewerck. |
| |
Opte trap van de keucken:
Twe spijskorven, d'een met blick. |
| |
Onder d'trap:
d'Groote viercante taeffell van twaelff persoonen. |
| |
In de secretarie:
Een oude eycke koets met geele en roye saye gardijnen ende rabat. |
Twe taeffelsGa naar voetnoot(1) met eycke blade. |
Twede oude mans- en een vrouwestoelltgen. |
Een vuyre kas. |
Een groot en een cleyn ysere treft. |
Een groot ijzer confoor. |
Een ysere tang. |
| |
| |
| |
In 't washuys:
Vier tobbe groot en cleyn. |
Een waterton. |
Een fornays; een groote coopere keetell. |
| |
Op de wapencamer:
Drie vuyre betsteden. |
Een bed en hoffpeulie met brede blouwe strepen, get. B.H. |
Een roode deecken met wit gevoedert, get. J.W.A. |
Een gestreepte haere deecken met groen gevoedert. |
Twe kussens, d'een get. met J.W.A. |
Een bedde, geteeck. Ten Bos en een hooffpeulie, get. W.A.X.J.E. met een kussen onget., alles met breede streepen.Ga naar voetnoot(1) |
Een witte deecken get. B.R. en een groene deecken met een blouw lapie; welcke twe bedden sijn behangen met groene guardijnen ende de rabatten met franien. |
Een oudt bed, get. met fransijn: ten Bosch ende een hooffpeulie, get. met 2 lapiens. |
Daerop een deecken met witten bay gevoedert get. J.W.A. |
Twe gardijnen, geel en groen gestreept en een rabatie van 't selve ende franien. |
Een bed en een hooftpeulie met smalle streepen, get. J.W.A. |
Een haere gestreepte deecken met groen laecken gevoerdert, get. J.W.A. |
Een bed met een hoftpeulie get. J.W.A. |
Een roode deecken met groen gevoedert. |
Een oudt bedt met brede strepen en een hoftpeule met smalle strepen get. J.W.A., met een roode deecken met wit gevoedert. |
Noch een overich hooftpeulie (met) smalle streepen, onget. |
Een eycke bladt met vuyre schragen. |
| |
In de stooff, daer menvrouwe Poothelits eedt:
Behangen met leeren van swart en goudt. |
Een swart mans hoge armstoel. |
| |
Boven op de vergulde camer:
Zijn de gouwe leeren ende ledikant gebracht in de kamer, daer joffrouwe van Cloetingen gestorven is. |
| |
| |
In de garderoopies, niet dan 't geen de vrouwe van Potelis is competerende. |
Op de oude kindercamertie is niet dat sijn Excie (toe)compt als een cleyn taeffeltgen met een oudt blauw laeckens cleet, geboort met passementen vijff Spaense stoelen en een kinder stoeltie met Engelsch moket. |
| |
Op de kindercamer:
Behangen doorgaens met Franse streepies. |
't Paffeljoen en twe ledeeckanten met sijn toebehooren, 't welck mette freylings overall reyst, met verscheyde kindergoet. |
Twe slaepbancken. |
Twe beddens, get. d'een G.C., d'ander J.W.A. |
Twe peulens (get.) d'een G.C., d'ander J.W.A. |
Twe oorkussens (get.) J.C. |
Drie deeckens, (get. 1e) J.W.A. (2e) niet, (3e) root J.W.A. |
Een oudt beddecleet. |
Twe cantoire cleeden, groen en swart leggende onder de slae(p)banck. |
1 Groene scherm. |
Een Spaense stoell. |
| |
Op te petegogescamer:
Een vuyre koets met witte linne gardijnen met een gesteecke rabbat. |
Een groene deecken met wit gevoedert get. J.W.A. |
Een achtkant eycke taeffell. |
Een oude vuyre taeffel. |
| |
In de roode kamer:
Behangen mette leeren, gout ende root. |
Een eycke ledekant mettet verhemelthe ende rabb(att)e onder ende boven van root en wit satijn, geborduurde letteren daerop, met root ende witte armesijne gardijnen en een rollkoets daeronder. |
Een eycke taeffell met een tappie vleu daerop. |
Twe gesteeckte leunstoelen en een cleyn. |
| |
In 't eetsaeltgen van de vrouwe van Potelits volck:
Een vuyre koets met deuren, |
Een eycke kas(s)ie. |
Een groote eycke kist. |
In de garderoop van de royde kamer is niet, als dat menvrouw van Potelits is competeren(de). |
| |
| |
| |
In de garderoop van Venusbergen:
Een vuyre koets met twe blouwe gedruckte saye gardijnen en een rabbattie. |
Vyf conterfeytsels van oude capiteynen. |
| |
In Venusbergen:
Behangen met witte netten. |
Een eycke buffet. |
Een eycke taeffeltie met Oostinjes cleet daerop. |
Een eycke ledekant met behangsell van blouw en swart gedrukt met Isabelle-fraienjen. |
Een bed en een peulie met smalle streepen, get. J.W.A. |
Twe kussens, get. B.C. - V.B. |
Twe deeckens, een groen, een wit, get. J.W.A. |
Een beddecleet, J.W.A. |
Twe Spaense stoelen. |
Twe ijsere brandtysers. |
Een conterfeytsell. |
Noch een ledecant van gesneden eiken hout, behangen met een wit net, met witte.... frangen, zonder bed. |
| |
De groote Gaelderij:
Twe groote koffers met ysere banden. |
Drie swarte fluweele stoelen met armen. |
Twe oude groene stoelen. |
Vier schilderijen soo groot en cleyn. |
Een groote kaert van de Overweert. |
Een prentie op satyn gedruckt van een vloot. |
52 conterfeytsels groot en cleyn. |
Vier leere leunstoelen. |
| |
Opte poort in 't incoomen:
Een bed en een peulie met smalle strepen, get. J.W.A. |
Noch een oude gevoeyerde deecken. |
| |
Opte middellcamer:
Een eycke ledikant met een root laecken verheemelthe. |
De rabatten onder en booven, met swart geborduyrt ende fraienjen, ende roode honskoote guardynen |
Een bed en peulie met groote blouwe strepen, get. J.W.A. |
Een hooftkussen get. B.C. |
Twe deeckens een groen, een with, get. J.W.A. |
Een vuyre taeffel met een kleet van groe(n) en swart daerop. |
Een eycke buffet. |
| |
| |
Twe Spaense stoelen, een oude matstoell. |
Een tapytkussen. |
Een groene gardijn voor de venster. |
2 Brandtijsers met een ijsere tang. |
| |
De achterkamer van de poort:
Een vuyre bedtstee. |
Twe gedruckte guardijne met een rabattie |
Een eycke buffetie. |
Een ouwe vrouwstoell. |
| |
Boven de poort de lackeyekamer:
Drie vuyre betsteden. |
Een bedt met een hooftpeulie met cleyne strepen, get. J.W.A. |
Een groene deecken geteeckent alleens. |
Een oudt bed en een hooftpeulie met grote strepen, get. ut supra en een oudt tapijte deecken. |
Noch een bed met een blouw hooftpeulie, get. J.W.A. |
Een rooye deecken met wit gevoeyert. |
| |
Tinnewerck:
Twee lampetschotels met haer potten. |
Negen dryeponts diepe schotelen. |
Vijff dousijn en vier taillieuren. |
Twaelff Engelsche kandelaers, daervan twe de pijpen boven aftgeloop(en) zijn. |
Eenen kandelaer van oudt fatsoen. |
Vier zoutvaeten; twee bierbeeckerkens. |
Elff waterpotten; een spoechbeckentgen. |
Twe affgeloopen schotelen. |
Een taeffellbordt ende een kandelaer. |
Vijff tinne leepels. |
Een tinne trechter. |
Nota: Twaelff tinne schotels mede naer het leger genomen; twee oude kandelaers, een lampet. |
| |
Coopergoedt:
Drie pijp-kandelaers. |
Vier blaeckers. |
Een schepbecken. |
Inventaris van wegen 't linwayt van Zijn Exie van Brederode op 't huys te Bastesteyn tot Vianen, gelijck 't selve bevonden is op den 25 Juni 1646, als volcht:
In beyde de kassen staende op de groote zaell: |
Vooreerst 2 taeffellaeckens enckelt Vrijes werck, lanck 9 (el)
|
| |
| |
en get. J.W.A. - Bevonden dat van deze 2 taeffellaeckens affgesneden zijn 2 schencklaeckens, get. utsupra. |
Een taeffellaecken, de Engelsche roos, lanck 7 ellen, gelijck op den ouden inventaris get. met B.H., ende nu geen letters op bevonden. |
Een taeffel. van de oude lavenderblom, lanck ses ellen, ende noch een schenckl. van 't selve werck, lanck drie ellen, get. W.B. |
Een taeffel. van 't schaeckbordt, lanck acht ellen, get. W.B. |
Noch drie schencklaeck. van 't selve werck en merck, te saemen lanck acht ellen. |
Acht Veneetse taeffel., het meestedeel heel oudt, het lancxte lanck acht ellen, get. met allerhande letters. |
Ses taeffel., de nieuwe lavenderblom, een lanck vijff ellen ende een van drie ellen en een vierendeell, noch een van twe ellen en een vierendeell, noch een van dardalff ellen ende noch een van dardalff ellen, noch een heel oudt ontbruyckbaer, lanck dardalff ell. |
Een oudt taeffel., de roosekrans lanck vijff ellen, get. met nastelgatie - O. |
Vier taeffel. van Pavye, lanck zijnde yder vier ellen. |
Een taeffel. van Utrechts werck, lanck scherp zeven ellen, edoch op de voorstaende inventaris get. op acht ellen. |
Een oudt schaeckbortstaeffel., lanck scherp vijff ellen. |
Twe Pavye-laeffel., yder lanck vijff ellen. |
Drie ontbijtlaeckens. |
Vijff drijlke taeffel., yder lanck ses ellen, gemaeckt in 't jaer 1642, get. J.W.L. |
Tien drijlke handdoecken, gemaeck(t) en geteyckent als boven. |
Twe taeffel. van 't Jerusalemsche cruys, 't een lanck ses ellen en 't ander drie, get. als boven, gemaeckt 1643. |
Een oudt taeffel., lavenderblom, lanck ruym twe ellen anderhalt vierendeel, onget. |
Een oudt taeffel., Utrechts werck, lanck ruym vijf ellen ende get. met een blouw kruys. |
Een oudt Pavye-ontbijttaeffel. |
| |
Servetten:
Vierenvijftich servetten van enckelt Vries werk. get. J.W.A. |
Sestien servetten van de Engelse roos. |
29 Servetten van 't schaecbort, op nieuws get. J.W.A. |
28 van 't schaeckbordt, get. met drie swarte sije steeckens over de soom en waeronder eenige get. syn H.W. en andere W.B. |
43 Servetten, Veneets, die seer oudt sijn, waeronder eenige geteyckent zijn met alderhande letteren. |
21 Servetten, Pavye, get. met een steeckie. |
| |
| |
14 Servetten, fijn roosekrans, onget. |
36 Servetten, lavenderblom, daeronder zijn 26 geheell oudt. |
38 Nieuwe servetten van Pavie, get. J.W.A. |
Tien oude Pavye servetten, get. met een steeckie. |
3q Pavie servetten, groff, get. met J.W.L. |
14 Servette, lavenderblom, groff, get. utsupra. |
40 Servetten van Jerusalemse kruys, gemaeckt in 't jaer 1643, get. ut supra. |
38 Servetten, lavenderblom, get. ut supra, gemaeckt in den jaere 1643. |
23 Servetten, Utrechts werck, gemaeckt en get. als vooren. |
22 Nieuwe Pavye-servetten, gemaeckt in den jaere 1645, get. utsupra. |
40 Servetten van 't Jerusalemtie kruys, gemaeckt in den jaere 1645 get. J.W.L. |
| |
Slaeplaeckens:
12 Paer anderhalffblaense laeckens geteeckent J.W.L. beginnende met no 1 tot no 12. |
9 Paer laeckens van dardehalffbaen. |
2 Paer van dardhalve baen; deze ende de voorgaende negen paer met verscheyden geteeck., als sommige J.L.B., W.B. sommige J.W.A. |
8 Paer twebaense laeckens, get. H.W.A. |
1 Paer twebaense laeckens. |
9 Paer twebaensche laeckens, daervan vijff paer get. J.W.A., d'ander drie paren B.W., 't ander paer get. |
3. Paer flijne anderhalffbaense laeckens, get. met een nescelgat en J.W.A. |
9 Paer heel oude anderhalffbaense laecken, sommige geteeckent J.W.A, d'ander teeckenen van ouderdom versleten. |
1 2/1 Laecken van anderhalff baen. |
10 Ander halffbaense laeckens get. V. - J.W.A. |
4 Paer nieuwe stallaeckens, get. J.W.L. |
| |
Sloopen:
11 Fijne fluinen, get. H.W.A. met een nescelgat van wit garen. |
13 Fluinen, get. H.W.A. |
6 Fluinen met cant, waervan twee van catoen, get. B.H. |
2 Cleyne fluinen, get. B. H |
13 Fluinen, heel out, get. en onget. |
13 Fluinen, get. J.W.A. |
2 Lange fluinen, get. J.W.L. |
10 Oude fijne fluinen. W.B. |
| |
| |
12 Nieuwe fluinen, get. J.W.L. |
3 Nieuwe hantdoecks, get. J.W.L. |
8 Damaste gardynen. |
4 Linden guardinen..... |
2 Drille gardinen. |
1 Wit gesteecken garen behangsel van een ledecant met zijn toebehooren. |
1 Stuck van een oudt laecken. |
| |
In een kas, staende op de groote sael bevonden:
1 Fluelen kleet over een groot lijck, 6 banen. |
1 Over een clein lyck, 2 banen. |
2 Kercktapijten met frange van alderhande coleur. |
1 Turckx-tapyt. |
Drie geblomde en een effen fluelen kussen van S.... met twe grote en cleine quasten. |
1 Blauw laeckens cleet tot de tafel in 't salet, heel lang. |
1 Groen laeken(s) tafelcleet. |
1 Witte en een gele wollen deken met een witte tierentey beddecleet. |
1 Roode cherge hoes van een ledecant met witten en Orayne ftange. |
1 Lang root leer op de tafel. |
1 Root en een groen cherge cleet, over twe secreetstoelen. |
Het handschrift dat hierboven in druk gegeven werd is geen oorspronkelijk stuk; 't is een gelijktijdige kladde, soms moeilijk leesbaar; doch voor ons doel, de kennis van het volksleven, voldoet zij naar wensch.
Het volgend stuk is genomen naar het origineel en verstrekt inzage van een deel der nalatenschap van het vrouwlijn Hedwig Agnes van Brederode:
Huyden den 20 Februari 1689 hebben wij Lambert van der Wael substituet-schout, Wynoldus ter Bruggen ende Peter van Oosterum schepenen der stede Vianen ter requisitie van de heeren Paget de Bragard ende Johan Barckhausen als gemachtichdens van den hooghgeboren heer Simon Henrick, regerende grave en edeler heer ter Lippe etc., door Johan van Schoonhoven, beedichde vendumeester der Stadt Utrecht, geassisteert met Jan Janssen Hamont, ledekantmaecker alhier, beyde daertoe bij ons versocht ende geassumeert, ten onzen overstaen doen aestimeren
| |
| |
de naergespecificeerde meublen, naergelaten bij het hooghgeboren froulyn Hetwich Agnes van Brederode g.g., ende gelegateert aen mevrouwe de marquize van Mompouillan, aen het froulyn Marie Louise van Dona ende aen het froulijn Hermelina van Mompouillan respective, - soo als wij deselve hebben bevonden op den huyze Batesteyn bij Vianen, volgens den generalen inventaris daervan voor desen ten overstaen van schepenen deser stede gemaecht, die bij ons daerop is naergesien; welcken volgende de voorn Johan van Schoonhoven op den eet van syn ampt, ende desselfs assistent Jan Janssens Hamont op den eedt, die hij daertoe in onsen handen heeft afgeleght, de voors. meublen, naerdat deselve alvorens bij haerlieden wel waren gevisiteert ende besichticht, naer haer beste kennisse in oprechticheydt hebben getaxeert ende geëstimeert, waerdich te wesen als volcht:
| |
Gelegateerde meublen aen mevr. de marq. van Mompouillan:
|
(Guld.)(St.)(Pen.) |
1 Root fluwele ledekant met brede goude en silvere passementen, met de stoelen daertoe behorende, 't bedt, matras en geele pluymen te samen op |
900 - 0 - 0 |
Het beste Turx parterre op |
160 - 0 - 0 |
De tapiseryen van de historie van Joseph op |
630 - 0 - 0 |
3 Stucken apart behorende tot deselve tapyseryen op |
180 - 0 - 0 |
Een kleyn schiltpadde cabinet, staende op het porceleyne cabinet, op |
75 - 0 - 0 |
De helfte van 't porceleyn, waervan de taxatie hier achter volgen sal. |
|
| |
Aan 't froulijn Maria Louise van Dona:
Een groen flueel geborduert ledekant, met de stoelen, taeffelkleet, bedt en matras daartoe behorende, op |
600 - 0 - 0 |
Het tweede Turxe parteire, op |
75 - 0 - 0 |
De tapijten die gehangen hebben in de kamer van Haer Exle synde een verdure, op |
225 - 0 - 0 |
De helfte van 't porceleyn waarvan de taxatie hierachter volgen sal. |
|
| |
Aen 't froulijn Hermelina van Mompouillan:
Een grouw fluweele caffa ledekant, met de stoelen, bedt en matras daertoe behoorende, op |
350 - 0 - 0 |
De tapiserijen ons aengewezen, op |
31 - 10 - 0 |
|
_____ |
|
(4041 - 10 - 0) |
| |
| |
| |
Alle het porceleyn, soo als het volgens den generalen inventaris gevonden is op het porceleyne cabinet. waervan aen mevr. de marquise van Mompouillan ende 't froulijn Marie Louise van Dona yder de helfte is gelegateert, is geëstimeert als volcht:
Eerstelijck 't geene staet in kast aen de oostzijde van de glasen, beginnende van beneden op:
|
(Guld.)(St.)(Pen.) |
1e bord, op |
150 - 0 - 0 |
2e bord manqueren 2 flesjes met kruys, op |
60 - 0 - 0 |
3e bord |
28 - 0 - 0 |
4e bord, manqueren 2 papegays-koppen en 2 klapmutsjens |
36 - 0 - 0 |
5e off bovenste bord, op |
35 - 0 - 0 |
Het porceleyn boven op 't schilpadde cabinet, op |
132 - 0 - 0 |
Op d'eerste rey boven het cabinet, op |
105 - 0 - 0 |
2e rey, op |
100 - 0 - 0 |
3e rey, op |
38 - 0 - 0 |
4e of bovenste rey, op |
18 - 0 - 0 |
| |
In de kast of hoeck naest het schiltpadde cabinet:
1e off benedenste bord, 2 chockelaetskopjes daer inne gebroocken, op |
180 - 0 - 0 |
2ebord, daarinne manqueren drie dubbele boterschotels, |
200 - 0 - 0 |
3e bord, manqueren 1 fruytschotel, 1 dubbelde klapmuts, een witte gekartelde boterschotel, 2 tailljoren, een stukje poppegoet, op |
86 - 0 - 0 |
4e bord, manqueren 3 tailljoren, 1 suyckerpirinckje met een kelckje, op |
36 - 0 - 0 |
5e off bovenste bord, (manqueren) 1 papegayskom, 3 suykerschoteltjes, 1 boterschoteltje, op |
42 - 0 - 0 |
In 't swarte tabelet met een baluystertje en vergulde pilaertjens, op |
48 - 0 - 0 |
Boven op het onderste tabelet, manqueren 2 calebasjes, op |
21 - 0 - 0 |
In het tabelet daerboven met 8 pilaren, manqueren 3 confituerschoteltjens |
24 - 0 - 8 |
Boven op het tabelet manqueren 1 chocquelaetbeeckertje, 2 poppeflesjens, 1 Chineesje |
4 - 0 - 0 |
| |
In de kast daernaest aen, in het midden van de camer of cabinet:
1e of benedenste bord |
63 - 0 - 0 |
2e bord |
72 - 0 - 0 |
3e bord |
45 - 0 - 0 |
| |
| |
4e of bovenste bord |
32 - 0 - 0 |
Binnen in het swart tabelet daernaest aen |
40 - 0 - 0 |
Boven op het tabelet |
18 - 0 - 0 |
In 't tabelet daerboven, manqueren vier cleyne klapmutsjens |
16 - 0 - 0 |
Boven op het tabelet, manqueren 2 poppeflesjens met 3 Chineesjens |
5 - 0 - 0 |
| |
In de kast in den hoeck bij de deur:
1e off benedenste bord, manqueert 1 teekopje |
136 - 0 - 0 |
2e bord, manqueren 3 dubbelde botterschotels |
120 - 0 - 0 |
3e bord, manqueren een tailljoor met 2 boterschotels |
70 - 0 - 0 |
4e bord, manqueren 4 tailljoren met 2 kelckjens |
50 - 0 - 0 |
5e off bovenste bord, manqueren een boterschotel en 3 suyckerbackjens |
50 - 0 - 0 |
In het tabelet met 6 pilaren daer nevens aen, manqueren 1 half papegays kommichie en 1 poppebackie |
8 - 0 - 0 |
Boven op het tabelet, manqueren 2 poppeflesjens |
6 - 0 - 0 |
In het tabelet aen de andere syde van de deur |
16 - 0 - 0 |
Boven op het tabelet |
7 - 0 - 0 |
| |
In de kast nevens de glasen:
1e off benedenste bord |
60 - 0 - 0 |
2e bord |
60 - 0 - 0 |
3e bord, manqueren 1 gekartelde boterschotel, 2 schaeltjens, 2 witte backjens met Chineesjens |
13 - 0 - 0 |
4e bord, manqueren 2 schoteltjens |
24 - 0 - 0 |
5e off bovenste bord, manqueert 1 boterschotel |
20 - 0 - 0 |
In de middelste kast tusschen de glasen geen porceleyn bevonden. |
Daerboven voor de spiegel |
5 - 0 - 0 |
| |
Op de tafel wordt gepresumeert het vernamste te wesen:
17 500 boterscholtjens als schaeltjens |
30 - 0 - 0 |
15 saucieren |
22 - 0 - 0 |
6 dubbelen boterschalen met een enckelde klapmuts |
15 - 0 - 0 |
4 klapmutsjens, waeronder een gebrooken |
5 - 0 - 0 |
5 kleyne klapmutsjens |
6 - 0 - 0 |
2 papegays koppen met 1 sauciertje |
6 - 0 - 0 |
8 kleyne rolwagentjens met 2 hoge platte flesjens met silver beslagen |
25 - 0 - 0 |
12 teeschoteltjens, 9 kopjens en 2 Chineesjens |
15 - 0 - 0 |
1 oliepotje met een silver rantje |
3 - 3 - 0 |
1 dubbelde boterschotel gebroocken |
0 - 15 - 0 |
|
(2406 - 18 - 0) |
| |
| |
Op de kamer off cabinet leggen eenige stucken van gebroocken porceleyn.
Aldus de voors. aestimatie gedaen ten overstaen, dage ende plaetse als in capite.
(get:) L.v.d. Waal. W. ter Bruggen, P. van Oosterum, J.v. Schoonhoven, Jan Jansz. Hamont.
Op.... Maart 1689 betuigen de markies van Mompouillant met zijne gade en dochter, en freule Maria Louise van Dohna ‘ontfangen te hebben van den heere regerende grave ende mevrouwe de gravinne van der Lippe alle de meublen ons gelegateert bij g.g. froulijn Hetwich Agnes van Brederode, sulx dat wij aengaende de voors. gelegateerde meubelen niet meer te pretenderen hebben’...
Ten slotte moet ik den lezer nog verwittigen, dat hij de mededeeling dezer stukken met. de geleidende kondschappen te danken heeft aan de heusche goedheid van de weledelachtbare heeren Burgermeester en Secretaris der stad Vianen, die in hunne liefde voor de oudheidkunde mijne aandacht op het eerste stuk vestigden en het zoeken naar de verdere stukken mij zoo aangenaam en gemakkelijk maakten. Hun zij daarvoor hier openlijk mijn innige dank betuigd.
Everdingen.
J.H.H.
|
-
voetnoot(1)
- Zie Nyhoffs Bijdragen D. XXIII bl. 293. Daar wordt op bl. 298 mede inlichting gegeven over het vrouwlijn van Dohna, in den tweeden inventaris vermeld. Dit laatste stuk spreekt ook over de markiesin van Mompouillan. Deze is Amelie Wilhelmine van Brederode, eene volle zuster van Hedwig Agnes, na 1663 gehuwd aan Armant de Caumont, markies van Mompouillan, wien zij o.a. eene dochter schonk, Hermeline, in 1689 nog minderjarig
-
voetnoot(1)
- Vermoedelijk hetzelfde als wat hierachter heertijzer = haardijzer wordt genoemd, gemeenlijk ter weerzijde van den haard bevestigd, om tang, schop enz. er aan te hangen.
|