Dietsche Warande. Nieuwe reeks 2. Jaargang 1
(1887-1888)– [tijdschrift] Dietsche Warande– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 445]
| |
Toonkunst.
| |
[pagina 446]
| |
verleenen, en weldra zich weder sluiten, Pharao's troepen verzwelgende. Daarmede opent de geschiedenis der Israliëten. Feestzangen weerklinken nu, hun eerste gezangen zijn een dankgebed aan den Schepper. Toen was het,’ zoo leeren wij uit Exodus XV, dat de kinderen Israëls dankliederen ten hemel zonden, en spraken: ‘Cantemus Domino, gloriosus enim magnificatus est.’ ‘Laat ons den Heere lofzingen, omdat hij zijne grootheid en glans heeft laten uitstralen.’ En Maria, de zuster van Aäron nam den tamboerijn ter hand,Ga naar voetnoot(1) en alle vrouwen schreden achter haar aan, met tamboerijn en koorgezang. Weldra zijn wij getuige van een tweede feest, aan den voet van den berg Sinaï; Mozes besteeg op Gods bevel den heiligen berg; hij verbleef er 40 dagen en 40 nachten. Het volk begon te morren over de lange afwezenheid van hun Hoofd, het brak den aan God gezworen eed van gehoorzaamheid aan de wetten op Sinaï gegeven, en richtte midden in den woestijn een kalf als afgodsbeeld op. Toen Mozes van den berg afsteeg, sprak hij tot Aäron: ‘Vocem cantantium ego audio.’ ‘Ik hoor zingende stemmen.’Ga naar voetnoot(2) Men ziet dus duidelijk dat bij, alle godsdienstplechtigheden der Hebreeuwen het gezang eene bijzondere plaats innam. Blijkbaar was het volk sterk daaraan gehecht; het nam bij alle gelegenheden daaraan deel, hetzij om zijne dankbaarheid voor ontvangen weldaden uit te drukken, hetzij om de goddelijke majesteit te vereeren. | |
[pagina 447]
| |
Geen der talrijke voorschriften welke Mozes van God zelven ontving, heeft betrekking op de gewijde muziek, behalve datgene wat de plechtigheden van het feest der trompetten bepaalt. Dit feest had den eersten dag van het burgerlijk jaar plaats; dat is te zeggen, den eersten dag der 7e maand, Tisri, welke met onze September-maand overeenstemt.Ga naar voetnoot(1) De trompetten bij deze gelegenheid gebruikt, heetten shofar.Ga naar voetnoot(2) Veertig jaren later gaf God aan Mozes bevel twee trompetten uit zilver met den hamer te doen verveerdigen. De priesters alleen waren geroepen die te blazen. Niet alleen om het volk te verzamelen, of tot den oorlog op te roepen moesten die instrumenten dienen; de Heer beval tevens dat zij op de feestdagen zouden weerklinken, op den eersten dag elker maand, als men de offers opdroeg; opdat, zeide Hij, uw God zich uwer herinnere!Ga naar voetnoot(3) Er is nog eene andere plechtige gelegenheid bij welke God tot Mozes sprak, hem bevol vóór zijnen dood eenen lofzang op te stellen, dien de Israëlieten uit het hoofd moesten zingen, om getuigenis afteleggen van Gods goedheid en hunner eigene ondankbaarheid. Mozes, zoo zegt de H. Schrift, droeg met Josué aan het volk den lofzang woordelijk voor, en het luisterde in stilte toe.Ga naar voetnoot(4) | |
[pagina 448]
| |
Op die wijze wijdde God het gezang aan Zijnen dienst. De jaren die onmiddelijk volgden op Mozes' dood werden door de Israëlieten aan het veroveren van het Beloofde land gewijd. Wij lezen nu slechts van hunne overwinningen en van hunnen tegenspoed, al naar dat zij aan de goddelijke wet voldeden. Toch vergaten zij bij alle hitte. des gevechts gezang en muziek niet. Zij vierden door vreugdevolle lofzangen en dankgebeden hunne schitterende overwinningen. Zoo zongen bij de nederlaag van Jabin, koning van Kanaän, Debbora en Barac, zonen van Abinoëm, lofzangen op de overwinnaars.Ga naar voetnoot(1) Evenzoo schreed de dochter van Jephta, na de overwinning door haren vader behaald, hem te gemoet ‘cum tympanis et choris,’Ga naar voetnoot(2) dansende op het geluid der tamboerijnen, begeleid door andere jonkvrouwen, die speeltuigen tokkelden, aan welker tonen zij hunne stemmen paarden. Doch het was niet alleen bij plechtige gelegenheden dat het volk zong; de muziek was het algemeen gebed, zoowel bij openlijke bijeenkomsten als in de stille eenzaamheid. Zoo bidt b.v. de vrouw van Eleam den Heer hare onvruchtbaarheid te zegenen. En haar werd een zoon geboren, dien zij Samuel noemde. Haar dankgebed was een gezangGa naar voetnoot(3). | |
[pagina 449]
| |
Trouwens zien wij ten tijde van den propheet Samuel eene gewijde muziek zich in duidelijken vorm voordoen. Men vindt scholen voor toonkunstenaars. Dezen werden propheten genoemd,Ga naar voetnoot(1) d.i. muzikanten, welke er zich uitsluitend op toeleggen den heiligen dienst met lofzangen te verheerlijken. Toen Samuel Saul met de koninklijke waardigheid had bekleed, kondigde hij hem aan, dat, als teeken van zijn koninklijk gezag, op het oogenblik dat hij den heuvel bij Gabaä bereikende, de stad zou binnentreden, hem een gezelschap van zulke ‘propheten’ zou te gemoet komen; want eene der scholen waarin deze zangers worden gevormd, was juist op den heuvel bij Gabaä gelegen. Samuel voegde nog daarbij, dat die zangers zouden voorafgegaan worden door lier-, tamboerijn-, fluit- en harpspelers. Het is bekend genoeg dat David in zijne jeugd voor Saul de harp bespeelde, om diens verschrikt gemoed door de tonen der zangwijzen tot rust te brengen, en dat Saul op zekeren dag David, terwijl hij nog aan 't zingen was, met eene lans wilde doorstekenGa naar voetnoot(2). Men kent ook de afkomst van 't spreekwoord: ‘Num et Saul inter prophetas.’Ga naar voetnoot(3) Werd koning Saul zelf een propheet, d.i. werd hij een zanger?... Eenmaal toen hij David najaagde, ontmoette hij Samuel aan 't hoofd van een aantal zangers. De | |
[pagina 450]
| |
koning ontdeed zich van de teekenen zijner waardigheid, en voegde zich in de rij der propheten, om met hen gedurende den avond en den geheelen nacht lofzangen te zingen aan den Heer. Toen koning Davids overwinningen hem de macht verleend hadden, die hem voortaan niet meer zou worden bestreden, richtte hij een dankgezang tot den Allerhoogste, hetwelk wij onder de psalmen (nr 17) geplaatst vinden.Ga naar voetnoot(1) In vredestijd was het de koning zelf die den kerkelijken zang regelde. Hij koos de zangers onder de Levieten uit, d.i. onder dien stam welken de Heer bijzonder tot den dienst des altaars had gesteld. In de oogen van den propheet-koning was dus de zang eene heilige handeling. De priesters werden toen waardig gekeurd als zangers op te treden. Aan hun hoofd stonden drie Oppersten die tot het gezin van eenen der zonen van Levi behoorden. Het waren Heman uit Caath gesproten, Asaph uit de familie Gerson, en Ethan of Idithun uit Merari geboren. Elk dezer Hoofden had een aantal zangers uit denzelfden stam onder zijn gezag. Dezen waren in verschillende koren verdeeld, zoodat elken dag en op elk uur uit de drie familiën, voor de Ark des verbonds werd gezongen. De Ziener Gods Heman had veertien zonen, die bij name bekend zijn; Ethan zes zonen, voor welke hij op de harp de toekomst voorspelde; en Asaph telde vier zonen, waaraan hij voorging als propheet. Elk had zijne aangewezen plaats. Hemans koor bevond zich in het midden; rechts daarvan de zonen van Asaph; links die van Ethan. Zij vormden te zamen 24 | |
[pagina 451]
| |
koren, elk van 12 zangers, waaraan de H. Schrijft den naam Doctores geeft. Dezen waren de leeraren der minder bekwamen in de zangkunst. De drie genoemde Hoofden dezer koren stonden, gelijk uitdrukkelijk wordt gezegd, onder de leiding van hunnen vader, bij het bespelen van bekkens, harp of gietaar.Ga naar voetnoot(1) Doch het Opperhoofd van allen was koning David zelf, die alle uit te voeren stukken voor den dienst des tabernakels zelf aanwees. Tot dit einde schreef hij een groot aantal lofzangen en psalmen, waarvan slechts een klein gedeelte tot ons gekomen is. Het opschrift van elken psalm duidt genoegzaam aan, met welk doel hij werd geschreven.Ga naar voetnoot(2) Men heeft de psalmen slechts te lezen, om zich te overtuigen hoe algemeen de kerkzang bij de Hebreeuwen was. De uitdrukking Lauda Deum (Loof God) werd daardoor van gelijke beteekenis met lofzingen en verving het woord prophetare, wat wij reeds in Sauls tijd daarvoor ontmoeten. Evenals de zangers bij name werden uitgekozen, zoo werden ook de spelers uitdrukkelijk aangewezen. Later werden ook bijzondere speeltuigen voor den tempeldienst vervaardigd, waarvan wij vroegerGa naar voetnoot(3) uitvoeriger hebben gesproken. De koning Salomo bepaalde dat het hout, waaruit zij wierden vervaardigd, het kostbare sandalhout moest zijn. | |
[pagina 452]
| |
Zij strekten niet alleen tot begeleiding van den zang, maar lieten zich ook zelfstandig hooren. De herinnering aan die groote feesten is ons behouden gebleven. Zij vormen even zooveel rustpunten in de geschiedenis der Israeliëten, en zij onderrichten ons tevens in de kennis der muziek dier dagen. Toen de Arke des verbonds uit het huis van Obededom naar het tabernakel zou omgedragen worden, wat daartoe door David was bereid,Ga naar voetnoot(1) werd elk Hoofd der zangers met eene bijzondere zending betrouwd. Het opperbevel lag in de hand van Chonenias, en zoo begeleidde geheel Israël de Ark, op den klank der trompetten, der oboe's, der bekkens en gietaren.Ga naar voetnoot(2) Het was bij deze gelegenheid dat David de spelers bij name verkoos en hen in hun ambt bevestigde. Eerst dertig jaren later werden de zangkoren ingericht die wij zooeven noemden. De propheten Gad en Nathan stonden daarbij den koning ter zijde, volgens de H. Schrift, door God zelven hiertoe gemachtigd.Ga naar voetnoot(3) Maar zonder twijfel is de inwijding des tempels van Jerusalem de voornaamste godsdienstige plechtigheid uit de Jaarboeken van het Joodsche volk. Bij deze gelegenheid nam de muziek weder eene eerste plaats in. Nadat de priesters de Arke des verbonds naar het heiligdom hadden overgebracht en zij daaruit terug keerden, barstten de vroolijke klanken der bekkens, psalteriums en gietaren los. De Levieten en de zangers | |
[pagina 453]
| |
onder hunne hierboven genoemde drie Hoofden geschaard, stonden met 120 priesters die de trompet bliezen, oostelijk van het altaar. ‘Alle andere aanwezigen verhieven een gezang,’ zegt de schrijverGa naar voetnoot(1) ‘onder begeleiding van trompetten, orgelen en andere speeltuigen, zoodat de verte er aan alle zijden van weergalmde. En als zij den lofzang’ Confitemini Domino quoniam in aeternum misericordia ejusGa naar voetnoot(2) ‘hadden aangestemd, werd Gods huis als met eene wolk vervuld.’ Dat was zonder eenigen twijfel het schitterendste tijdperk van de geschiedenis der kerkmuziek, gelijk dan ook de regeering van koning Salomo het toppunt was der grootheid van het Joodsche volk. De opvolgers van David en Salomo bezaten menigmaal noch hunne wijsheid noch hunne heiligheid. Doch na de noodlottige regeering van Achas, besteeg Ezechias den troon, die den tempeldienst en de muziek herstelde, en zich op die wijze den eersten waardigen navolger van koning David betoonde. De Levieten kwamen weder tot eere, en met de zangers ook de andere muzikanten. En toen de tempel weder gereinigd en geheiligd was, toog Ezechias er met de Hoofden van Jerusalem heen; en terwijl de priesters de offers slachtten en het volk voor den Almachtige op de knieën was nedergezegen, stemden de Levieten den lof des Heeren aan, | |
[pagina 454]
| |
staken de trompetten, en speelden verschillende instrumenten, diè David de koning had uitgedachtGa naar voetnoot(1). Als nu de vrome vorst, door ziekte nedergeslagen, den propheet Isaias tot zich zag naderen, om hem zijn naderend einde te voorspellen, verhief hij smekend zijne stem tot God, bad om genezing, en eindigde zijn gebed met de woorden: ‘Domine salvum me fac et psalmos nostros cantabimus cunctis diebus vitae nostrae in domo Domini’Ga naar voetnoot(2). ‘Heere, maak mijn herte gezond, en allen dag onzes levens zullen wij psalmen zingen in het huis des Heeren.’ In naam des ganschen volks, door hem vertegenwoordigd, doet hij de belofte een feest in te richten om de gedachtenis zijner herstelling te bewaren. Dat feest zal verheerlijkt worden door eene voordracht op speeltuigen; want in het Hebreeuwsch leest men: ‘Pulsatilla mea pulsabimus - wij zullen onze muziekinstrumenten bespelen’Ga naar voetnoot(3). De koning geeft dus te kennen, dat hij, evenals zijn vader, tot de ontwikkeling van de gewijde toonkunst heeft bijgedragen. Doch de staatsgebeurtenissen maakten, in 't vervolg van tijd, de uitvoering van Davids voorschriften onmogelijk. Weldra geschiedde het, dat het geheele volk - mannen en vrouwen - deelnam aan de tempelzangen. Maar hield de zang ook op uitsluitelijk door eene kaste te worden vertegenwoordigd, hij bleef desniettemin in 't oog der Joden eene heilige handeling. Gedurende de babylonische gevangenschap uitte het volk zijne klachten in gezang, en met tranen in de stem bezong het de smerten der verbanning. | |
[pagina 455]
| |
De jongstontdekte Assyrische gedenkteekenen bewijzen dat de Assyriërs tot gewoonte hadden de gevangenen te dwingen muziekinstrumenten te bespelen, om aan hunne overwinnaars te behagen, en zeer zeker zullen de Joden te Babylon aan dezen dwang niet ontkomen zijn; want zij beklagen zich immers dat zij verre van hun land verwijderd, de zangen ter eere van Sion moeten aanstemmen. De H. Schrift meldt ons verder alleen, dat de Joden, juichend naar Jerusalem terugkeerende, den tempel met groote vreugdebedrijven weder inwijdden, en dat de priesters en Levieten in hun ambt werden hersteld, gelijk geschreven staat in het boek MozesGa naar voetnoot(1). Maar eene halve eeuw later, toen Jerusalem weder uit de asch was opgerezen, en hare muren zouden worden ingewijd, hernam de toonkunst hare aloude, eervolle plaats. Men zag van alle zijden naar Levieten uit, opdat die inwijding met vreugde- en dankgezangen, met bekkens, lyren en harpen mocht geschiedenGa naar voetnoot(2). Gelijk men ziet, waren werkelijk de Levieten en de priesters als de toonkunstenaars betracht, die bijzonder aan den tempeldienst verbonden waren. Zoo trokken dan twee koren van zangers in tegenovergestelde richting rond de muren, zingend en spelend, gelijk koning David het had voorgeschreven. Voor den tempel hielden zij tegen over elkander stand, en lieten hunne stemmen hoog weerklinken, terwijl de prieters de trompet bliezen. Van dien tijd af waren de zangers in hunne | |
[pagina 456]
| |
waardigheid hersteld, zooals David en Salomo het hadden voorgeschreven; en de heilige Schrift voegt eraan toe dat, zoolang Zorobabel en Nehemias leefden, de zangers en spelers regelmatig door de wet van Israël werden bekostigd. Met de Machabeën eindigt de geschiedenis van het Joodsche volk. Gedurende den bloedigen strijd om hunne onafhankelijkheid kon er maar weinig sprake zijn van geregelden tempeldienst en toonkunst. (Wordt vervolgd.) |
|