Wij vergeten geenszins Stobbaerts, krachtig en waar, gezond koloriet. Zijne zooeven genoemde mededingers naar de palm van het esthetisch schoon evenaren hem niet in kennis der vormen en uitvoering, en zijn bij lange na niet zoo gewetensvol, zoo volledig in hunne penseelstreek
Courtens verheft zich, met het maanlicht wat hij schilderde, boven de alledaagschheid. Zelden heeft deze jonge meester iets edelers geleverd. Het Maanlicht is de waardige tegenhanger van Na de kerk, zoozeer bewonderd in den salon te Brussel. Jammer mag het genoemd worden, dat de heer Kusthos juist hetzelfde onderwerp heeft behandeld; hij heeft te veel talent om hem te berispen.
Wij begroeten met genoegen de portretten van Verheyden en Emile Charlet. Zeer sprekend is ook de Wacht van Abry; doch eene uitvoeriger bewerking zou hier goed doen.
Van Damme-Sylva, Coosemans, Wytsman, Camille Wauters, Hoorickx, Franz van Leemputten, van Seben, Seghers en Walckiers verdienen nog eenen groet.
Jacques de Lalaing blinkt uit onder alle teekeningen, met eenen ontzachelijk levenden, sprekenden kop, in pastel. Léon Fréderic bewijst weder een groot talent, doch hier wat afdwalend.
De sterkwater prenten van Edgar Baes en de waterverwteekeningen van Cassiers, Stacquet, Uytterschaut en Titz toonen den zwier van het talent dezer jonge kunstenaars.
Jules du Jardin.