Dietsche Warande. Nieuwe reeks. Deel 5
(1886)– [tijdschrift] Dietsche Warande– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 464]
| |||||||||
Aanteekeningen bij ‘Een gedicht van Suzanna van Baerle.’
| |||||||||
[pagina 465]
| |||||||||
Volledigheidshalve vermeld ik hier eerst ook nog een vierde gedicht van Barlaeus' begaafde dochter, dat, naar ik meen, nog niet bij de andere proeven van haar dichttalent is genoemd geworden. Dit is te vinden in den, ook door Dr. Penon meermalen aangehaalden, bundel: Bloemkrans van verscheiden gedichten.Ga naar voetnoot1) Het is een treurzang: Op het overlijden van D. Arnoldus Verwout, in zijn leven Predikant tot Rotterdam en Zwammerdam. De onderteekening luidt: Z.[usanna] Br.[andt] van Baerle. Uit de lijkdichten van Oudaan en N. Sas, die Suzanna's verzen vergezellen, blijkt dat Verwout overleed den 13 Mei 1658; haar gedicht moet dus ook op dat jaar gesteld worden. Ik vind dit stukje het meest dichterlijke van haar viertal; het is eenvoudig en schoon van gedachten. Wij bevinden dus, dat Suzanna's dichterlijke nalatenschap bestaat uit:
Verder noemt Brandt nog een dichtstuk van haar met deze woorden, die hij tot zijne bruid richt: Maar zoo myn liefde u dwingt, gelyk uw pen bekent,
Wat weigert gy my dan? zyt ge overtuigt in 't endt,
Gelyk uw dicht my klaagt, waar blyft dan uw medogen?
Van Brandt's verzen aan Suzanna sprekende, behandelt Dr. Penon ook (bl. 100) het eigenaardige gedicht: Aen Joffr. A.[nna] B.[arlaeus] Den 17 December 1651, over de drie ‘Vrijsters’ en de ‘dry Gerrits.’ Hij toont zeer juist aan, welke personen Brandt op het oog had en hoe twee der drie jonge | |||||||||
[pagina 466]
| |||||||||
vrouwen hare ‘Gerrits’ huwden; ‘of ook de derde zijn Anna tot vrouw heeft gekregen, dat meldt de historie niet,’ zoo besluit de schrijver op bl. 108. Uit genealogische papieren, waarover straks meer, blijkt mij dat deze vraag ontkennend moet worden beantwoord: Anna, de tweede dochter van prof. Barlaeus, overleed te Amsterdam, den 10 October 1676, ongehuwd. Door genoemde genealogische bescheiden, die Jhr. Dr J. Six de goedheid had, uit zijne familiepapieren, aan mij ten gebruike af te staan, ben ik ook nog in de gelegenheid om over de familie van der Houve eenige bijzonderheden mede te deelen tot toelichting der Bijdragen, II. 92-93. Johanna van der Houve, de hartsvriendin van Suzanna, was de oudste dochter van Robbert Apersz. van der Houve, die, 29 Dec. 1581 geboren, te Padua publiek promoveerde den 20 Juni 1606. Hij huwde 18 Juli 1610 Elisabeth van der Wolf, dochter van Gerrit Dirksz. v.d.W., koopman te Schiedam en Elisabeth Jansd. Uitenhagen. Van der Houve's eerste vrouw overleed te Schiedam 31 Aug. 1617, nalatende een dochter. Hij hertrouwde in 1620 te Amsterdam met Maria van Offenburg, geb. 25 Octob. 1593, dochter van Dirk v.O. en Johanna van Loon. Zijn tweede vrouw overleed den 28 October 1652, nadat haar echtgenoot den 19 April 1641 gestorven en den 24 te Amsterdam in de Nieuwe kerk, op het koor, begraven was. Ik laat hier de juiste geboorte- en sterfjaren hunner kinderen volgen. Aper,Ga naar voetnoot1) geb. 9 Aug. 1622, † 7 Dec. 1667. Johanna, geb. 20 Aug. 1624, † 5 Nov. 1693, huwt Mr. Cornelis Cloeck, 11 Jan. 1656. Hij overleed zonder kinderen, in hetzelfde jaar als zijne vrouw den 12 April. Willemina, geb. 13 Jan. 1627, † 10 Oct. 1669, ongehuwd. Maria, geb. 9 Nov. 1628, † 2 Juni 1663, huwt Mr. Aar- | |||||||||
[pagina 467]
| |||||||||
nout Hellemans Hooft, 25 Mei 1655. Zij hadden zes kinderen, allen ongehuwd gestorven. De jongste, Robbert, † Padua, 14 Juli 1699. In de lijst, D. War. III, N.R. bl. 263, ontbreekt vóór dezen: Constantia. Het cabinet-Six bezit de portretten van Dr. Robbert Apersz. van der Houve, Anno 1613, Aetatis 31, en van zijne eerste vrouw, Anno 1612, Aetatis 19. Dat Robbert niet ‘geneesheer te Leijden was’ (van Lennep), maar de praktijk te AmsterdamGa naar voetnoot1) uitoefende, blijkt, dunkt mij, zeker uit een kaart van den atlas van BlaeuGa naar voetnoot2). In Dl. VIII, bl. 77-78, wordt die van het ‘Territorio Padovano,’ zeer toepasselijk, aan Dr. Robbert opgedragen, met de volgende inscriptie: Amplissmo Prudentissmo Doctissimoq. viro D. Roberto van der Houve, Medico apud Amstelodamenses celeberrimo hanc tabulam D.D.D. Joh. et Cornelius Blaeu. Boven deze opdracht staat het wapenGa naar voetnoot3) der van der Houves en de spreuk: Fide et Concordia. Voegen wij hierbij, dat hij als kunstliefhebber bekend staat, daar Vondel zegt, in zijn huis schilderstukken van Jan Pinas en Peter Lastman gezien te hebben, dan zal men zich, ook van Dr. Robbert van der Houve en zijn omgeving, een vollediger beeld kunnen vormen dan tot nu toe geschied is. Deze korte aanteekeningen meende ik aan de vroeger door mij geschrevene bladzijden over Brandt's echtgenoote te moeten toevoegen. Het geheel moge tot een geringe aanvulling strekken van Dr. Penon's voortreffelijke uitgebreidere studie. Amsterdam. J.F.M. Sterck. |
|