Dietsche Warande. Nieuwe reeks. Deel 5
(1886)– [tijdschrift] Dietsche Warande– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 114]
| |
Nogmaals Reyer Anslo.Ga naar voetnoot1In mijn opstel over Reyer Anslo, verschenen in den Volks-Almanak voor Ned. Katholieken 1884, schreef ik op blz. 243: ‘Ware Six van Chandelier, Anslo's bestendige en met hem briefwisselende vriend, niet zoo bitter protestantsch - 't blijkt uit zijne gedichten - en bijgevolg zoo ijselijk onkundig in 't beoordeelen van alles wat op Roomsche zeden, gebruiken en spreekwijzen betrekking heeft, dan wisten wij met volle zekerheid dat Anslo te Rome kanunnik is geworden. Immers in een dichterlijken ‘Brief aan R. Anslo, te Rome’,Ga naar voetnoot2 toont hij zich bezorgd en beangst over 't lot en 't onzekere verblijf van zijn ‘goede kennis’: Seeper! wist ik t' achterhalen,
Waar dat Anslo is belend
Maakte ik hier en daar bekend;
'k Moest de kennis, half begraven,
Doen verrijzen, somtijds laven
En gezonder dan te voor
Maken met een brieftrezoor.
‘Zie, daar komt me waarlijk een snaterbekkende spreeuw uit Rome te Amsterdam aangevlogen, en Spreeuwbek, doch wat twijfelachtig,
SnaterbekteGa naar voetnoot3: hij in 't machtig
En trotsch Rome hield zijn woon
Bij den kardinaal Kappoon.
Hij had Menno uitgetrokken,
Ging in lange knunnikrokken,
| |
[pagina 115]
| |
Hong de zeilen naar den wind
Van den mijtergodGa naar voetnoot1 bemind,
Welkers stoel hij kon verplichten
Met hoogdravende gedichten,
Als een oud of nieuw Romein
In uitheemschen ongemein.
In 't voorbijgaan teeken ik hier aan: gelukkig, dat er een spreeuw aan “'t snaterbekken” is; anders ware de plagerij, hong de zeilen naar den wind!, een al te grove onheuschheid geweest van het vriendschap. Doch, volgt nu uit “de lange knunnikrokken” van onzen Jan Six, dat Anslo een kanonikaat te Rome verkregen en bekleed heeft? Ik antwoord: gelijk niet zelden, ook heden nog, ieder katholiek priester door de protestanten (zonder erg echter, en in alle goede trouw) tot pastoor verdoopt wordt, zoo is 't zeer aannemelijk dat ieder, die een koorhemd droeg, ook een eenvoudige klerk of clericus, door Six als een kanunnik werd beschouwd: hij had er zoovelen op zijne reizen door Italië gezien! 't Is dus zeer wel mogelijk, dat het alleen en uitsluitend dichterlijke vrijheid was, die de “lange knunnikrokken” er heeft bijgehaald of liever bijgesleept, om ze te laten rijmen op hem, die “Menno had uitgetrokken”. Toch geloof ik wel, dat Anslo in den geestelijken stand is getreden, al was het misschien slechts door 't ontvangen der tonsuur of kruinschering, en hoogst waarschijnlijk vind ik het zelfs, dat hij de bijzondere geheimschrijver van den kardinaal Luigi Capponi geweest is.’ Zoo schreef ik tegen het einde van 't vorige jaar.
Thans heb ik de zekerheid, al blijft zijn kanunnikschap nog even twijfelachtig als vroeger, dat de bekeerling R. Anslo in Juni 1667, twee jaren dus vóór zijn overlijden († 16 Mei 1669), nog slechts subdiaken was en geen priester - wat hij ook later wel niet meer zal geworden zijn 'k Heb | |
[pagina 116]
| |
die zekerheid te danken aan de voorkomende hulpvaardigheid van den heer C.J. Gonnet, adjunct-archivaris der stad Haarlem. De gedienstige man schreef mij den 25 Mei 1884.
‘Zeer Eerwaarde Heer,
Ik ben altijd een belangstellend lezer van de studiën, die gaandeweg van uwe hand in de Studiën, Warande en Volks-Almanak verschijnen. Zoo maakte ik in 't begin van dit jaar met veel genoegen kennis met uw opstel over Reyer Anslo, en had het gelezene nog vrij wel in de herinnering, toen mij dezer dagen een brief in handen kwam van 25 Juni 1667. Hij is geschreven door Andries Triefne(?)Ga naar voetnoot1 en gericht aan (Willem) van der Goes te Weenen, en bevat, onder meer andere mededeelingen, het volgende: Mijn Heer AnslooGa naar voetnoot2 die woont hier nogh, te weeten in het Huijs van het Hospitael van Vlaenderen bij Sint Andries de la Valle, hebbe nogh aen hem niet ghesproocken; maer wel door Monsr Jean Muvem [van Meuwen?] Meester van het Hospitael, bij de welcke hij in de koste is, hebbe ick hem laete doen groeten van Mijn Heer (van der Goes) sijn tweeghenGa naar voetnoot3, morghen ofte overmorghen sal ick het persoonlick doen; dezelfde Heer Ansloo is maer subdiaconus, niet priester ghelijck aen Ul. hadde gheseyt.’ ‘Willem Van der Goes, Hollandsch edelman en streng katholiek, was broeder van Mr. Adriaan Van der Goes, | |
[pagina 117]
| |
over wien bij Van der Aa, Biogr. Woordenboek. Hij had het land moeten ruimen wegens onwilligen manslag en zijne levensgeschiedenis is, dunkt mij, zeer belangrijk. Ik heb op dit oogenblik de aan hem gerichte brieven onder mij, waar eene menigte staatkundige bijzonderheden der 17e eeuw in voorkomen, een dossier, dat een zeer lijvig boekdeel vullen zou. Ik heb gemeend, dat de kleine mededeeling hierboven voor UZE nog eenige geringe waarde kon hebben, en geef mij de eer, met de betuiging van oprechte hoogachting en vereering, steeds te zijn Zeer Eerwaarde Heer uw dienstv. dienaar C.J. Gonnet’
Ongetwijfeld heeft deze vriendelijke mededeeling hare niet geringe waarde, als nieuwe bijdrage ter ontwarring van R. Anslo's levensgeschiedenis. De heer Gonnet ontvange mijn hartelijken dank. Mr. Adriaan en Willem van der Goes, die hier te sprake komen, zullen de kinderen zijn van Andries van der Goes en Machteld Doubleth. Of moeten wij nog eene generatie lager dalen, en denken aan de zonen van Mr. Adriaan Andriesz. van der Goes en Maria Dulcia Spiering?Ga naar voetnoot1 Dat kan ons niemand beter zeggen dan de knappe Haarlemsche adjunct-archivaris. Toen Anslo's beschermer en patroon, de kardinaal Luigi Capponi, in 1659 te Rome overleden was, zal hij zich teruggetrokken hebben en metterwoon gevestigd ‘in het Huys van het Hospitael van Vlaenderen bij Sint Andries de la Valle’. Welk dat huis was, valt niet zoo licht met volkomen zekerheid te bepalen. 't Is van algemeene bekendheid, dat vóór de dagen der | |
[pagina 118]
| |
Fransche omwenteling schier elke natie te Rome een eigen kerkgebouw bezat, waarmede veelal een woon- en verpleeghuis, ospizio ed ospedale, vereenigd was, bestemd ter herberging of verpleging van reizigers en pelgrims, die eertijds, vooral gedurende het jubeljaar, de moeilijke reis naar de eeuwige stad ondernamen. Niet zelden was eene begraafplaats daarmede verbonden. Een der oudste stichtingen van dien aard is, na de schola Francorum, de schola Frisonum, op een der hellingen van den Vatikaanheuvel gebouwd door krijgslieden uit Friesland, al is sinds eeuwen herwaarts het nationaal karakter daarvan verloren gegaan.Ga naar voetnoot1 Zoo hadden ook later de Franschen en hebben zij nog heden hun prachtigen tempel van St. Lodewijk S. Luigi dei Francesi met toebehooren, de Duitschers hunne Santa Maria in Campo santo, de Hollanders en Duitschers hun gesticht van Santa Maria dell' Anima, de Vlamingen hunne kerk van St. Juliaan S. Giuliano dei Fiamminghi. Bij den rector dezer kerk en der verdere daarmede verbonden inrichtingen zal, vermoed ik, R. Anslo zijn intrek genomen hebben. Werkelijk waren die gebouwen in de nabijheid van S. Andrea della Valle gelegen, zooals blijkt uit de Itinéraire de Rome par le chevalier de VasiGa naar voetnoot2. Over die belgische stichting deelt ons Cavaliere Gaetano Moroni de volgende bijzonderheden medeGa naar voetnoot3: ‘In de 8ste wijk van Rome of S. Eustachio bevindt zich de kerk van S. Juliaan der Belgen, ook genoemd de' Cesarini, naar 't in de nabijheid gelegen palazzo van dien naam. Piazza in zijn Eusevologio romano wil dat ze gesticht werd onder 't pontifikaat van den H. Gregorius II, door de vlaamsche natie, die ze | |
[pagina 119]
| |
toewijdde aan den H. Juliaan, de arme bijgenaamd. Daarna werd er een belendend ziekenhuis en hospitium bijgevoegd, bestuurd door eene broederschap, waarin ook de pelgrims der aangrenzende provinciën geherbergd werden. Onder het pontifikaat van Urbanus II, wanneer de vlaamsche graaf Robert II, met de zijnen ten kruistocht naar Palestina, in 1094 door Rome trok, herstelde hij het gasthuis en begiftigde het met inkomsten. Toen, na verloop van tijd, de kerk veel geleden had, werd zij in 1675 op kosten der natie in den toestand gebracht, waarin zij heden nog voortbestaat.... Op het oogenblik is die kerk in 't bezit der Belgen en versierd met tamelijk goede schilderstukken. Daar aanschouwt men eene schoone graftombe der gravin de Celles, gebeeldhouwd door Matthias Kessels van Maastricht, die in 1834 te Rome overleed.’ Deze gravin de Celles is de echtgenoote van den graaf De Visscher de Celles, gevolmachtigde van koning Willem I bij den Heiligen Stoel tot sluiting van het Concordaat van 1827. Over den in zijn vaderland miskenden, in zijn eigen moederstad te laat erkenden Matthias Kessels - heden echter heeft Maastricht hare Kesselskade - kan men een warm woord van hulde lezen van Dr. M. Smiets in de Handelingen van het XIVe taal- en letterkundig congres te Maastricht, blz. 248-255. Uit de omstandigheid dat Anslo niet te Rome begraven schijnt te zijn - althans zijn naam komt niet voor in Victor Gaillard's Epitaphes des Neerlandais enterrés à RomeGa naar voetnoot1 - kan men opmaken, dat hij te Perugia, waar hij stierf, ook ter aarde is besteld. Uit den meegedeelden, in 1667 geschreven brief, blijkt ook dat Anslo, heeft hij al een bestendig en vast verblijf te Perugia gehad, niet lang aldaar vertoefd kan hebben, wijl hij reeds twee jaren later overleed. H.J. Allard. Maastricht, 30 Oktober 1884. |
|