Dietsche Warande. Nieuwe reeks. Deel 4
(1884)– [tijdschrift] Dietsche Warande– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 553]
| |
De moderne kunst in NederlandGa naar voetnoot1.Wij nemen levendiger deel aan de dingen van den tegenwoordigen dan aan die van den verleden tijd: en inderdaad niet alleen om dat de tegenwoordige de onze is, maar ook om in dezen den indruk op te sporen, dien de handelingen onzer voorouders, voornamelijk op het gebied der kunst, bij hem hebben achtergelaten. Wanneer men van de Nederlandsche kunst spreekt, denkt men onwillekeurig ten eerste aan de groote scholen der 17e eeuw, maar gelukkig bezitten wij nog andere belangrijke kunstperioden met hunne meesters; terwijl het aan de geschiedenis voorbehouden blijft om onze kinderen voldoende in te lichten omtrent de talenten, die onze tijd heeft voortgebracht. In het belang der toekomst en tot onderricht onzer tijdgenoten in den vreemde, zal ik hier echter een klein overzicht geven van de voortbrengselen onzer landslieden in de schilderkunst, beeldhouwkunst en architektuur dezer dagen. Te beginnen met de schilderkunst, zal ik, tot grootere duidelijkheid, en om het overzicht te vergemakkelijken, haar in vakken verdeelen. | |
1. Historieschilders.Onder de historieschilders, welke oudere en nieuwere, vooral uitheemsche, geschiedenis behandelen, is Alma Tadema de | |
[pagina 554]
| |
uitstekendste, al heelde hij meer beschavingstoestanden af dan persoonskarakters. In Friesland geboren, trok hij later naar Engeland, waar hij zich als Engelschman liet naturalizeeren. Maar als geboren Nederlander had hij zich aanvankelijk bij de Hollandsche kunstenaars aangesloten, waar zijne beteekenis als historieschilder niet terstond erkend werd, dat in ons klein land, met zijn overvloed van kunstenaars, niet te verwonderen is. Daarop zette hij zich te Londen neder, waar hij zich spoedig een grooten naam maakte. Den 1sten December van het vorige jaar werd de wintertentoonstelling der ‘Grosvenor- Gallery’ geopend, die uitsluitend uit schilderijen van Tadema bestond. Men kan zeggen, dat Tadema met reuzenschreden carrière gemaakt heeft, want hij neemt ofschoon een der jongste, een eerste plaats in onder de beroemde schilders. Charles Rochussen is de schilder van Noord-Nederland: door zijne nauwkeurige kennis van hare zeden, gebruiken, kleederdrachten en volkskarakter, waarbij hij zich steeds op de hoogte der algemeene beschavingsbegrippen der laatste 40 jaar, die niet onbeduidend zijn, gehouden heeft. Hij is uitstekend in de kompozitie, daarbij geestrijk en sierlijk op fransche wijze; bovendien ontwerpt hij met groote vlugheid, en al is het waar dat zijn schilderstukken niet genoeg afgewerkt zijn, zoo is toch alles wat hij voortbrengt in zijn soort een meesterstuk. Na Charles Rochussen hebben wij Herman ten Kate. Deze legt in zijn schilderingen een vlugge penseelvoering aan den dag; terwijl zijne opvatting wel eenigzins aan het romantisme van 1836-1848 herinnert. Hij neemt zijn onderwerpen bijna uitsluitend uit de spaansch-hollandsche oorlog; wachtkamers, oproeren, optochten en dergelijke. Rustiger en uitvoeriger dan ten Kate en, ofschoon niet zoo begaafd als deze, maar toch ook niet zonder talent als historieschilders der 17e eeuw, zijn H.J. Scholten, H. Hollander en J. Lingeman; in de kunst de erven der beide Pienemannen, vader en zoon, die insgelijks in hun genre zekere verdiensten hadden en voor 40 jaar aan de spits der Amsterdamsche Akademie stonden. | |
[pagina 555]
| |
Daarna valt nog J.B. Witkamp te vermelden, die tegenwoordig te Antwerpen woont. Hij behandelt met voorliefde vaderlandsche stukken, waaronder zijne voorstellingen der Noordpoolexpeditiën de voornaamsten zijn. Zijn koloriet heeft zich ondertusschen niet verbeterd, ofschoon de jongste ten toongestelde schilderijen weder eenige vorderingen in dit opzicht bewezen. Van Trigt, veel jonger dan de bovengenoemden, bezit een onmiskenbaar talent voor karakterschetsing, kleur, teekening en kompozitie; in deze richting verdient ook J.H. Egenberger genoemd te worden. Prof. B. Wijnveld, die eigenlijk portretschilder is, beoefent ook het historieschilderen, zoo ook de onlangs overleden R. Craeyvanger, die vooral door de krachtige behandeling der waterverwen uitblinkt. Op hetzelfde gebied hebben ook J.H. van de Laar, Kool en Schmidt-Crans zaken van beteekenis geleverd; de laatste verwierf zich bovendien nog den naam eens geestrijken teekenaars. Ook Wilm Steelink, een geestverwant beurtelings van Alma Tadema en Liezen-Mayer heeft een schoone toekomst. Wat het gebied van bijbel, kerk en mythologie betreft, deze vakken worden bij ons zeer weinig beoefend; toch bezitten wij een zeer verdienstelijken kunstenaar in A. Brouwer te Hilversum. Hij is de uitvinder van muurverwen, welke in ons vochtig klimaat de duurzaamheid der schilderstukken waarborgen. Op dit gebied beweegt zich ook, met talent, A.B.J. Sterck, een amsterdamsch liefhebber, wiens hart warm voor de kunst slaat. Bij wijze van overgang kunnen wij hier vermelden onzen grooten Bosboom, die, als schilder van kerkengezichten van binnen, de eenige in zijn vak is, en zich met zijn handig penseel sinds lang een europeeschen naam verworven heeft. Hij houdt zich juist in het midden tusschen impressionistische en objektieve waarheid. | |
2. Genreschilders.Onder de genreschilders neemt Joseph Israels eene eerste | |
[pagina 556]
| |
plaats in; hij beweegt zich voornamelijk in de visscherwereld. In treffende diepte en dichterlijke tederheid is hij niet geëvenaard; zijn palet wijst een lange toonladder van tusschentonen aan licht en schaduweffekten; maar in zijn laatste stukken mist men helaas iets van de vroegere zorg voor omtrekken, drapeering, klaarheid en nauwkeurigheid. August Allebé, een neef van Alma Tadema, en tegenwoordige directeur der Rijks-Akademie te Amsterdam, bezit een onbetwistbaar groot talent, hij heeft menig fijngevoeld tafreel gemaakt: maar de eischen die hij zich-zelven stelt, zijn zoo groot, dat hij maar weinig voltooide werken aan het licht brengt. Hij leverde rijkgekleurde met geestdrift behandelde binnengezichten, doch in den laatsten tijd bepaalde hij zich hoofdzakelijk tot de dierenschildering. Nederland bezit geen beter teekenaar; daarom is het te betreuren dat hij zelden meer openbaar ten toon stelt. Het karakteristieke der dieren uit den zoölogischen tuin geeft hij met groote kunstkracht in aquarel terug, zoodat niemand hem daarin gelijkt. David Bles illustreert op zeer geestrijke wijze de 18de eeuw, zonder de pedanterie van den kennisrijken Hogarth en met meer voorliefde voor de eigenlijke schilderhoedanigheden dan deze. Zijne genrestukken treffen zoodanig onze zeden in het hart, dat zij daardoor eenigermate van historische waarde zijn; zijn talent wordt 't best als ‘gezonde kunst’ betiteld; hij is een humorist, die dikwijls zeer treffende, zeer luimige toestanden uit het leven der deftige burgers neemt en voorstelt. Een fijnere opvatting bij een rijker koloriet en niet geringer kompozitietalent bezit de onlangs afgestorven A.H. Bakker-Korff van Leiden, die steeds het wederkeerend maar altijd gevarieerd thema, aan thee en koffietafel vergaderde oude dames uit het jaar 1825, schilderde. De te Antwerpen levende, maar te Steenbergen geboren E.J. Boks is een beminnelijk karakterschilder, die wat de uitvoering betreft in onze eeuw misschien eene plaats bekleedt, gelijk aan Dirk Hals en Gabriel Metzu in de 17de. A.H.R. Maasdijk, die in het buitenland woont, schildert | |
[pagina 557]
| |
met voorliefde tooneelen uit het hofleven der 17de eeuw, en wel op buitengewoon meesterlijke wijze. Hij behandelt zijn stukken vlugger, geestiger en dikker in de verf dan Boks, en vooral ook dichterlijker dan de boeren en burgertooneelen van den gemoedelijken binnenhuisschilder H. Valkenburg, ofschoon ook deze in zijn vak een degelijk kunstenaar is. H.J. Melis, J.S.H. Kever en J.J. Paling rekent men evenzoo onder de beste genreschilders. M.J. de Haan schildert zeer geestig joodsche typen in hun huiselijk leven. F. Philippeau, president der Amsterdamsche vereeniging ‘Arti et Amicitiae’, schildert met voorliefde italiaansche figuren, zoowel historische als moderne. Ook Albert Neuhuis heeft zich in den laatsten tijd in een welverdienden roem te verheugen. J.D. Huibers, Louis van Erven Dorens, J.J.M. Damschröder en J.E. Masurel zijn insgelijks degelijke genreschilders. J.A.B. Stroebel houdt de overlevering van huizen met doorzicht à la Pieter de Hooghe staande. De beide schilders Portielje, vader en zoon, hebben zich te Antwerpen gevestigd, waar zij een grooten roem verworven hebben: de vader kiest het liefst onderwerpen uit de elegante waereld en is onovertrefbaar wat de behandeling der kleederstoffen betreft, de zoon kiest grovere maar met veel karakterkennis uitgevoerde onderwerpen: herbergtooneelen en dergelijken. Uit ons midden hebben zich ook de gebroeders P. en D. Oyens naar Brussel verplaatst; onrustige talenten vol prikkelenden geest; zij schilderen het liefst Atelierscènes met levendige kleuren, pikant bovenlicht, alles zeer beslist impressionistisch, zoodat men van nabij bijna geen teekening gewaar wordt. Wat het jonge Holland der toekomst aangaat, er zijn onder de tegenwoordige en gewezene kweekelingen der Akademie van Amsterdam veelbelovende talenten, waaronder men kan noemen: E.S. Witkamp, N. van der Waay, H.F. Haverman, C.L. Dake, F.G.W. Oldewelt, A.J. der Kinderen, W.A | |
[pagina 558]
| |
Witsen, J.H.F.C. Nachtweh, G.J. van Soeren, Jac. van Looy, Mej. Wally Moes, Mej. Marie Wandscheer, Mej. Etha Fles en meer anderen. | |
3. Portretschilders.Behalve onze historie- en genreschilders bezitten wij ook nog voortreffelijke portretschilders. Onder deze is Thérèse Schwartze, een vrouwelijke Rubens der 19de eeuw, zonder de fijnheden van Van Dijck, du uitstekendste. Kort geleden werd haar de vereerende opdracht gedaan de Koningin met haar dochtertje te schilderen. C. Bisschop is een Vries even als Tadema; zijne portretten zijn zeer zuiver wat de lijnen betreft, maar zijn koloriet is wel wat te bruin; hij schildert ook bewonderenswaardige genrestukken; zijn penseelvoering is vlug en breed. Zijn vrouw, een geboren Engelsche, neemt eene niet onbeduidende plaats in onder de genreschilderessen. Prof. A. Altman en J.H Neuman zijn ook goede portretschilders; het verlies des onlangs afgestorven A.H. de Bloeme wordt zeer betreurd; hij schilderde in de manier van Ingres' leerling Lehmann. Onder de veelvoorspellende portretschilders der toekomst telt men den Heer D. Lewenstein en de Dames Wally Moes, Abramine Hubrecht, Clémence Pruys van der Hoeven en Marie Wandscheer, van sommige van welke wij boven reeds gewag maakten. | |
4. Landschappen, zeestukken, dieren en stadsgezichten.De patriarch der landschapschilders is H.W. Bilders, die in den ouderdom van 70 jaar en ijverig bijgestaan door zijn insgelijks schilderende tweede vrouw, de stoutste en ook de liefelijkste landschappen uit Gelderland voorstelt. Hij is, ondanks zijn leeftijd, niet bij den tijd ten achter gebleven, en huldigt, nadat hij eerst de schilderwijze van den uitvoerigen Schelfhout en van den porseleinachtigen beroemden B. Koek- | |
[pagina 559]
| |
koek te boven kwam, een stout impressionisme, zonder daarom aan zuiverheid van teekening te kort te komen. W. Roelofs te Brussel woonachtig, doet zich in zijn schilderstukken als een talentvol, maar somtijds wat droevig gestemd impressionist kennen. J. van de Sande Bakhuyzen zet op grootsche wijze de rustige overlevering zijns vaders voort. Aan de spits der Haagsche impressionisten staat H.W. Mesdag, een uitstekend watergezichtschilder. Het panorama in den Haag is van zijn hand en stelt de zee bij Scheveningen voor. Om dit uit te voeren, zette hij zich in een glazen cylinder aan het strand en bepaalde daarin met eene stift alle punten, die hem 't meest in 't oog vielen. Een verdienstelijk panorama, de omstreken van Haarlem, heeft te Amsterdam geschilderd, de langen tijd in Parijs gewoond hebbende Pierre Tétar van Elven. Tot de impressionistische school behoort ook Maris met zijn eenden en koeien; A. Mauve met zijn landschappen, met nette stoffeering; eindelijk Th. Mesker met zijn harde luchttonen. Men kan hier van de vier M's spreken, zoo als men in den aanvang dezer eeuw in Parijs over de vier G's schertste (Gérard, Gros, Guérin, Girodet). Er komt nog een vijfde M. bij, namelijk de dierenschilder F.G. ter Meulen. Simon van den Berg, een reeds oud man, gaat met vee smaak voort rustige dierstukken te schilderen. B.J. Blommers schildert strand- en visscherstooneelen en alhoewel min of meer in den geest van Israels, bezitten zij evenwel niet die aangrijpende verhevenheid. Niettegenstaande dat, wordt zijn werk zeer geacht en kan hij, even goed als Mesdag, 3600 gulden voor zijn schilderstukken vorderen. J.W. van Borselen, J.F. en W.A. van Deventer schilderen bevallige landschappen; de laatste hoofdzakelijk stranden zeetafreelen. De Hollandsche duinen hebben voor den schilder Destrée iets bijzonder aanlokkelijks. A. van Everdingen, die in den laatsten tijd iets wolligs in zijn wijze | |
[pagina 560]
| |
van behandeling aangenomen heeft, draagt zijn naam niet zonder eer. Onder de voortreffelijkste landschap- en marineschilders behoort M.F.H. de Haas, nu laatstelijk woonachtig te New- York, verder Herman Koekkoek, die korten tijd geleden afstierf, en E. Heemskerk van Beesd. De geheele familie Koekkoek kan een geniaal kunstenaarsgeslacht genoemd worden, behalve Herman heeft het nog Jan B.H. Koekkoek (stranden zeeschilder), vervolgens H.B. Koekkoek met zijn rustige winterlandschappen en W. Koekkoek met karakteristieke woudtooneelen. Joh. Hilverdink wordt onder de voornaamste zeeschilders geteld, ofschoon zijn water iets te schitterend is. Dezelfde fout valt bij J.J.L. ten Kate in zijn landschappen aan te merken. D. van Lokhorst staat voor een goed landschapschilder bekend, zijn schapen zijn zeer natuurlijk. Als strandschilders met stoffeering noemt men Elchanon Verveer en Ph. Sadée. Vermelden wij nog den landschapschilder Schipperus even als Jan Vrolijk, P. en C.S. Stortenbeker als niet onbeduidende dierenschilders. Eenig in haar soort is Mevr. Henriette Ronner, als schilderes van ware dramatische kattentooneelen; zij woont thans te Brussel en is moeder van eene familie van schilders en schilderessen. Als geestige hondenschilders munten Cunaeus en vooral te Gempt zeer uit, welke laatste onlangs afstierf. Bijna al onze landschapsschilders leggen zich ook op wintertafreelen toe; L. Apol is een uitstekend kunstenaar voor winter, sneeuw- en ijseffekten; hij heeft zich bij de Noordpoolexpeditie met het schip Willem Barends aangesloten, om de natuur aldaar te copiëeren. Wat de stadsgezichten betreft is C. Springer wel bekend, met zijn historisch ware en tegelijk poetische opvatting Iets photographisch maar vol levendige realiteit is in het zelfde vak J.C.K. Klinkenberg. J.C. Greive daarentegen is uitstekend in het wedergeven onzer neveleffekten. | |
[pagina 561]
| |
5. Bloemen- en vruchtschilderkunst.In het bloem- en vruchtschilderen staat Mejufvr. Adriana Haanen bovenaan. Hare kunst munt door grootsche compositie, nauwkeurige natuurbeschouwing en krachtige behandeling uit. Zij stamt uit eene schildersfamilie; haar broeder, Remy Haanen, is een in 't buitenland zeer geachte kunstenaar. Naast Mejufvr. Haanen munt Marguerite Roozeboom uit, die, tegelijk fijngevoelige dichteres en voortreffelijke schilderes, met hare gebroken tonen zeer poëtische uitwerkingen bereikt. Vervolgens kan men nog noemen: Mejufvr. G.J. van de Sande Bakhuysen, Mejufvr. E.E. Kaiser en anderen. | |
6. Stilleven.Onder de schilderessen van het stilleven is Mejufvr. Maria Vos de begaafdste en de bekendste; de barones van Hogendorp en verschillende leerlingen der Rijks- Akademie, waaronder de Dames Wandscheer, Fles en Robertson in 't oog vallen, worden hierin insgelijks gewaardeerd.
De Nederlanders, vergeleken met andere volken, munten vooral uit door hunne zee-, duin-, strand- en stadsgezichten. Zij hebben de overlevering der kleuren, waarmede zij vroeger zooveel van beteekenis geleverd hebben, onveranderd bewaard; daarentegen hebben zij naar verhouding een geringen vindingsgeest, weinig aanleg voor compositie, en de liefde voor het monumentale ontbreekt dikwijls geheel.
Beeldhouwers van groote beteekenis bezitten wij tegenwoordig niet. Sedert den dood van Louis Royer, die de meeste groote standbeelden van ons land gemaakt heeft, zoo als die van Rembrandt en Vondel te Amsterdam, de Ruyter te Vlissingen, enz. Evenwel telt men in dit vak eenige verdienstelijke | |
[pagina 562]
| |
kunstenaars, die zich door talentvolle compositie onderscheiden hebben. Onder hen kan men noemen de 2 Stracké's, waarvan de eene professor aan de Akademie te Amsterdam is; verder Lacomblé, van Hove en Teixeira de Mattos en Elion, die zich in een zekere vermaardheid verheugen, en eindelijk Roskam, die in de karikatuur zonder weerga is. Wij durven ons ook op eenige beeldhouweressen beroemen: Mevrouw Stracké van Bosse en enkele anderen. Ons land heeft eenige voortreffelijke architekten voortgebracht. De strenge, koude grieksch-romeinsche stijl wordt in ons land niet bemind; de architekt L. Eberson helt het meest naar deze richting over. A.N. Godefroi, ofschoon geen aanhanger van het klassische, is insgelijks eenigzins koel. Leliman toont veel liefde voor de renaissance, als ook Gosschalk, die echter meer tot de overgangsperiode tusschen het middeleeuwsche en de renaissance overhelt. De gebroeders van Gendt, zonen van een ingeniëur, toonen niet veel smaak, ofschoon aan een hunner, te Amsterdam woonachtig, wel iets gelukt. P.J.H. Cuypers, een beslist aanhanger der gothiek, heeft ongeveer honderd kerken in dezen stijl gebouwd. Ook bouwde hij er nu en dan eenige in 't buitenland. De herstelling des doms te Mainz werd hem opgedragen. Tegenwoordig is hij met een der heeren van Gendt aan den bouw van het groote Centraal-Station te Amsterdam bezig, terwijl hij het kolossale Rijks-museum heeft voltooid, aan de zuidzijde der stad. Cuypers is ook geheel vertrouwd met den renaissancestijl en wanneer hij, bij den bouw van het Rijks-museum, middeleeuwsche motieven aanwendt, geschiedt zulks blijkbaar, omdat deze zich beter bij de rationeele constructie van het gebouw aansluiten. De hoofdverdeeling en de gevel van het Rijks-museum zijn aan den stijl der vroegere renaissance ontleend, doch naar de moderne behoefte gewijzigd Inwendig zijn de zalen gebouwd en ingericht in een stijl, die bij de daarin bewaarde voorwerpen past. Er zullen daar kerkkrochten, zalen, kapellen zoowel als boudoirs, in 't kort allerhande lokalen, te vinden | |
[pagina 563]
| |
zijn. De beide overdekte plaatsen zullen met standbeelden en andere monumenten versierd worden; groote galerijen met bovenlicht zullen de meesterstukken der 17de eeuw bevatten en tentoonstellen; waaronder alleen tachtig schutters- en regentenstukken: als, van Rembrandt, Hals, Bol, Flinck, van der Helst, Th. de Keyser, Dujardin, Troost, enz. In borstbeelden, hoog en laagreliëfs, glasschildering en sgraffito, zullen de verschillende beschavingstijdperken, zoowel in- als uitwendig, hun eigenaardige uitdrukking vinden. Boven aan de vensters zijn reeds vele levensgroote koppen in médaillon aangebracht. Al de hoofdsteden der provinciën en verschillende andere steden van beteekenis bezitten hun eigen museum. De voornaamste te Amsterdam zijn het Trippenhuis en het museum van der Hoop, oude kunst, en het museum Fodor moderne internationale, de partikuliere verzameling Six, oude kunst, en het oudheidkundig museum. In den Haag zijn te vermelden het Mauritshuis met oude kunst, het stedelijk museum, en de bijzondere verzameling van Steengracht. In dezelfde stad, het oudheidkundig museum, dat nu naar Amsterdam overgebracht zal worden. Verder in Rotterdam het voor eenige jaren verbrande maar weder opgebouwde museum Boymans en de bijzondere verzameling Jacobson. C. A. Th. |
|