Dietsche Warande. Nieuwe reeks. Deel 4
(1884)– [tijdschrift] Dietsche Warande– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 270]
| |
‘Hérodiade’,
| |
[pagina 271]
| |
voor den waarlijk niet geheel verwachten uitslag van Hérodiade; ofschoon, het zij nu reeds gezegd, wij het werk van den betrekkelijk jongen Massenet niet met dat van den ouden maëstro op éene lijn willen stellen. Maar toch - al heeft men ook de in vele opzichten verdiende kritiek van P. Iseux S.J., in de Revue Catholique van Leuven van 1881, niet gelezen, met de hand op het hart kan de grootste bewonderaar der muziek van dezen opera niet beweren dat, uit het oogpunt zoowel van de geschiedenis als van het gezond verstand, de tekst van Robert niet wemelt van gebreken. Ondertusschen bevat het werk zoo veel karakteristieke schoonheden en oorspronkelijke muzikale merkwaardigheden, dat wij, en vooral de geduldige operabezoekers, alle onvolkomenheden mede in den koop nemen. Welnu - zoo iets heeft, dunkt mij, het belgische publiek beheerscht, bij de aanhoudende toejuiching waarmede het Hérodiade heeft begroet Uit een historisch oogpunt en tegenover het gezond verstand heeft ook dit werk groote fouten. Doch als muzikaal voortbrengsel verdient het de opmerkzaamheid. Eene kritiek daarover werd reeds zwijgend uitgesproken, door den directeur van den grooten opera te Parijs, toen hij aarzelde Hérodiade op te voeren, wegens het onderwerp. Deze kritiek, aan gezonden zin ontsproten, spreekt zich verder uit in Engeland, in Londen, alwaar een verbod tegen de opvoering van het werk is gegeven. De maatregel is radicaal, maar ten volle rechtvaardig. De muzikale compositie heeft grootere verdienste dan honderd andere werken, die zich op het repertoire jaar in jaar uit staande houden; de schrijvers van den tekst en de muziek hebben misschien geenerlei doel gehad, gewijde personen uit den Bijbel te ontheiligen, de geschiedenis te verwringen. het gezond verstand te kwetsen; zij hebben bij de keus van het onderwerp beiden wellicht slechts gedacht aan de schilderachtigheid der joodsche costumen met romeinsche vermengd; aan het pikante en nieuwe van eenen ‘profeet’, wien het hof wordt gemaakt door eene jonge jodin; het grootste deel van | |
[pagina 272]
| |
't publiek verstaat misschien niets van den samenhang en de strekking - dat alles kan ons oordeel niet wijzigen: deze opera behoort tot een genre waartegen elke gezonde kritiek moet protesteeren, al waren de bijzonderheden der compositie ook nog belangrijker dan zij werkelijk zijn. Het zangspel is in drie bedrijven verdeeld, welke wij: 1. ‘Het optreden of de verschijning’, 2. ‘Het verhoor’, 3. ‘De dood’ zouden kunnen noemen. Gelijk gezegd is valt hier aan geene historische waarheid te denken. Wanneer wij dus bij het aanschouwen en aanhooren van Hérodiade ons een werk voorstellen dat geheel aan de verbeelding van den schrijver des tekstboeks ontsprongen is, kunnen wij de opvoering met minder teleurstelling aanzien dan wanneer wij willekeurig of onwillekeurig elk tooneel aan de waarheid der geschiedenis toetsen. Doch, dit punt reeds alleen, dat een schrijver, dat een kunstenaar steunend op de mogelijke onwetendheid des toeschouwers zich veroorlooft naar effecten te zoeken, die onmogelijk anders te bereiken zijn dan door eene volledige miskenning der geschiedenis, is een zoo onwaardig streven, dat dáárom reeds dit zangspel onze afkeuring verdient. Men werpt soms den leeraars der katholieke Kerk voor, dat zij het volk te zeer in onkunde laten, dat zij daaraan de kennis der waarheid van geschiedenis, taal en natuurwetenschap onthouden. .... En wat doen zij die geroepen zijn, door kunst en letteren veredelend op het volk te werken?... Men gebruikt de heilige gave der kunst om dat, wat het volk in de school of in de kerk heeft kunnen leeren van het Leven van Jesus en Zijnen Voorlooper, op zulke wijze te verdraaien, dat daaruit een alledaagsche liefdegeschiedenis aan den dag komt, die men zichGa naar voetnoot1 | |
[pagina 273]
| |
(God betere 't) alleen in de muzikale kunst laat welgevallen. In het eerste bedrijf dan, hetwelk ik hierboven ‘De verschijning’ heb genoemd, zien wij, na een schilderachtig koor van kooplieden, welke hunne waar naar Jerusalem brengen, Phanuel den hoveling en priester optreden, welke de twistende handelaars tot eensgezindheid vermaant, want, zegt hij: ‘Le monde est inquiet, ‘Maar’, gaat hij voort: ‘Ils restent sourds à la voix immortelle In deze woorden ligt iets profetisch, zij kondigen van verre de komst van den Messias aan. Deze gedachte wordt nog duidelijker in 't volgende tooneel, waarin een meisje verschijnt (wat naderhand blijkt de dochter van Hérodiade te zijn), ‘Salomé’ genoemd. Salomé verhaalt, dat zij eenen profeet in de woestijn heeft gezien, die ‘zacht is en goed’; op wiens woord alles zwijgt. ‘Il parle.... tout se tait; Daar ligt de knoop van het geheele zangspel, namelijk in de aardsche liefde der dochter van Herodias voor Joannes den dooper, terwijl de geschiedenis ons leert, dat die dochter als loon voor haren dans en schoonheid, aangezet door hare moeder, het hoofd van Joannes heeft doen vallen. Hier kent zij haar moeder in 't geheel niet. Phanuel antwoordt daarop: ‘Pars, enfant, la foi t'éclaire, elle te guidera.’ Volgens den tekst krijgt de hoorder hier den indruk als of Phanuel en Salomé op den weg waren door Joannes den dooper tot boetvaardigheid te worden gebracht. Het denkbeeld daartoe ligt voor de hand... Noodzakelijk moet men denken, dat het einde des stuks de bekeering zal zijn van Phanuel en Salomé. | |
[pagina 274]
| |
Wanneer dan ook Salomé's cavatine eene diepe overtuiging en hooge begeestering uitdrukte, zoo ware dit tooneel onvergelijkelijk schoon, en bereidde het optreden van St Jan heerlijk voor. Doch neen; de componist doet het meisje eenvoudig eene melodie zingen van die zoetheid en weekheid, welke schering en inslag zijn der meeste fransche opera's van de laatste jaren. Deze mist daarom toch niet alle oorspronkelijkheid! Wij komen ondertusschen met die liefdeklacht in den ouden slendriaan der sentimentaliteit, en de zinrijke woorden, waarmede Phanuel de jonkvrouw laat vertrekken: ‘la foi te guidera’, gaan onopgemerkt voorbij; te meer daar de zang van het geheele eerste bedrijf door de zware (al is het ook prachtige) instrumentatie slechts half hoorbaar is. Op dit tafereel volgt eene tweede liefdeklacht, namelijk van Herodes, die, de belangen van rijk en koningschap vergetende, Salomé nazet; want, roept hij uit: ‘Salomé! une ivresse ineffable illumine mes yeux! - Reviens!’ Phanuel wil den koning te vergeefs over de komst van den Messias spreken. Herodes antwoordt: ‘Ah! guéris mon amour, dont je meurs! Zulke toestand is alleen in het hooge, heidensche treurspel te dulden, waarover dan tegelijk afgrijzen en medelijden bij den toeschouwer kan gewekt worden; gelijk bij voorbeeld in Phèdre. Die gehuwde koning der Joden, met eene sentimenteele klacht de voordochter zijner vrouw achtervolgende, maakt hier eenen prachtigen indruk!! Phanuel herinnert hem te vergeefs aan den toestand van volk en rijk, en roept uit, dat hij raast: ‘C'est le délire!’ - Herodes wil naar geenen raad luisteren. De hoveling waarschuwt Herodes nogmaals, zeggende dat het volk romeinsch gezind is, en alleen nog naar St Jan wil hooren. Daarop roept de koning plotseling uit: ‘Ce Jean me servira!’ Hij neemt het besluit eerst de Romeinen te verjagen, en vervolgens alle ‘profeten’ te dooden. Maar Phanuel, getrouw aan zijn karakter (ten minste dat van 't eerste tooneel) antwoordt dat de aanhangers der pro- | |
[pagina 275]
| |
feten lofzingend den marteldood zullen ondergaan, en dat hunne tempels die der Joden lang zullen overleven! Terwijl hij zijnen weg wil voortzetten, stort Hérpdiade op 't tooneel, biddende en smeekende, dat Herodes St Jan ‘den profeet’ doe ombrengen, want hij heeft haar gehoond. De lezer weet, dat Herodias haren echtgenoot Philippus, den zoon van Herodes den Groote, had verlaten, om Herodes Antipas, haren schoonbroeder te huwen, en dat St Jan de dooper haar deze echtbreuk heeft verweten. Natuurlijk verdient dit den dood! Herodias om haren waardigen gemaal tot die veroordeeling te bewegen, uit zich in een alweder door weekheid uitmuntende liefdeklacht(?), waarin zij haren trouweloozen echtgenoot toevoegt: ‘Toi, mon seul bien!’ op zeer smeltenden toon gezongen. Zij wil haren gemaal hunne eerste liefde en ‘les timides baisers’ (timides baisers van twee echtbrekers), bij 't maanlicht gegeven, herinneren. Herodes laat zich niet vermurwen. ‘Want’. zegt hij, ‘ik wil alleen meester blijven in 't rijk.’ Hérodiade besluit nu zich zelve wraak te verschaffen. Doch op dat oogenblik verschijnt St Jan in persoon (gekleed als een hebreeuwsche koopman, en niet ‘à peine couvert’, zoo als Hérodiade had gezegd), herhaaldelijk uitroepende: ‘Jésabel, Jésabel!’ waarop de sterke, standvastige Herodes en de wraakzuchtige Hérodiade niets beter weten, dan na een kort, welgeschreven trio, 't tooneel te verlaten. Nu treedt Salomé op, die hier Jan terug vindt. Op de vraag: wat zij verlangt, antwoordt zij: ‘Je veux te dire que je t'aime. Dans ton regard est ma patrie?’ Daarop verneemt St Jan: ‘Que me veut ta splendeur dans l'ombre de ma vie. Pour toi c'est la saison d'aimer. Pour moi tout autre est le destin. Éloigne toi!’ Enz. NB! H. Joannes de dooper die zich beklaagt over de duisternis zijns levens, tegenover het ‘seizoen der liefde’ van Salomé! Doch eindelijk geeft hij toe: ‘Aime moi donc, zegt hij, comme on aime en songe’. Zeker een voortreffelijke prac- | |
[pagina 276]
| |
tische raad, dien St Joannes (belachelijk is 't zelfs te zeggen) wel nooit aan een verliefd meisje zal gegeven hebben! ‘Élève ton âme jusqu'au ciel. Qu'elle plane au milieu des parfums d'un nuageux encens!’ De verliefdheid moet zich verheffen in eene geurige wierookwolk! Doch dat onnoozel meiske verstaat niet veel van dien wierookwalm. Zij luistert er dan ook maar niet naar, en vervolgt haar uitroepen: ‘Je t'aime, je t'adore, je t'appartiens!’ terwijl St Jan voortgaat van de ‘nouvelle aurore, regarde cette aurore de vérité’ te zingen. Zij blijft derhalve voor zijne woorden geheel doof. Hij, als profeet, had beter gedaan zijner strate te gaan, en in de woestijn terug te keeren. Het bedrijf eindigt met het optreden van den romeinschen veldheer Vitellius; terwijl het volk een oogenblik te voren den opstand heeft bezongen. Doch, wisselvallig als het is, huldigt het nu den Romein! Ook St Jan verschijnt weder en wordt door een ander deel des volks in eenen plechtigen, schoonen zang toegejuicht. St Jan, Vitellius ontdekkende geeft hem ongevraagd plotselijk eene kleine les over de ‘fragilité humaine’, en zoo neemt het bedrijf met eene kunstrijk gecomponeerde finale een einde. In 't begin van het 2e bedrijf, ‘Het onderzoek’, vernemen wij, uit een aandoenlijk klaaglied, van Salomé, dat St Jan in een onderaardsch gewelf is gebracht. Herodes begeeft zich daarheen, om Jan tot den opstand tegen de Romeinen aan te zetten. Doch zie, hij ontmoet hier de jonkvrouw zijns harten en alle groote plannen zijn weder vergeten. Hij uit haar zijn gevoel in eene nieuwe liefdeklacht. ‘Vision fugitive et toujours poursuivie; toi mon seul amour!’ Eene melodie, welke in eenen salon door eenen jongen sentimenteelen baryton gezongen menige jonkvrouw tot tranen zal roeren, maar Herodes den gehuwden koning der Joden, die zijn vaderland wil bevrijden, recht verachtelijk maakt. Nadat Salomé den langen Andante geduldig heeft toegehoord, vraagt zij op eens (zij was wel erg verstrooid): ‘Que voulez-vous de moi?’ | |
[pagina 277]
| |
‘Tu m'appartiendras.’ ‘Jamais.’ ‘Pitié!’ ‘Tu me fais horreur,’ enz. ‘Tremble!’ enz. Dit onderhoud wordt door de tempelzangen gestoord. Herodes verdwijnt zooals hij gekomen is. Nu volgt een zoogenaamde ‘heilige dans’ in den tempel. Hier vertoonen zich, zonder bepaalden grond Vitellius, Herodes, enz. De priesters dringen er op aan dat Vitellius St Jan ter dood veroordeele, ‘qui soulève le monde’; doch deze verwijst hem aan Herodes. Nu heeft er een onderzoek plaats. St Jan wordt voorgeroepen en vangt aan op waardige wijze: ‘Seigneur, donne à mon coeur les clartés de la foi... Soutiens ton défenseur!’ enz. Herodes laat hem uitzingen, en vraagt dan: wie hij is en met welk doel hij door de straten van Jerusalem wandelt. ‘Je suis Jean, fils de Zacharie’ is 't antwoord. ‘J'ai dit: “Paix aux hommes de bonne volonté”. - Mon but est... la liberté!’ Dit tafereel is meer belachelijk dan profaan, voor hen die wel eens de evangeliën van de maand December hebben hooren lezen. Een mengelmoes van anachronisme en miskenning van het karakter van St Jan den dooper. Een schoone coup de théâtre: ‘La liberté!’ Hier ware, om den indruk volledig te maken, eene herinnering aan de marseillaise in 't orkest niet ongepast geweest! Op dat woord van ‘la liberté’ gaat er natuurlijk eene siddering door de omstanders! Allen blijven een oogenblik stom en roepen dan uit: ‘La liberté, la liberté!’ Maar de priesters meenen: ‘Il insulte César!’ waarmede ten laatste vele anderen instemmen en uitgalmen: ‘A la mort, à la torture!’ Herodes echter verklaart: ‘On ne peut condamner cet homme, c'est un fou’, en fluistert aan St Jan in 't oor, dat hij eenen opstand tegen de Romeinen moet bevorderen. ‘Dieu n'abaisse pas son regard sur les complots des rois’, is het antwoord. | |
[pagina 278]
| |
Het volk, de priesters en Hérodiade krijten op nieuw: ‘Mort à l'impie!’ Herodes en Vitellius daarentegen roepen met Phanuel uit: ‘Qu'il vive!’ Doch zie, daar stort Salomé weder op 't tooneel, en ontdekt daardoor aan Herodes dat St Jan de man is dien zij vurig bemint. Zingende in eene waarlijk schoon geschreven cavatine en vol gevoel, uit zij: ‘Wat? Een krankzinnige? Hij? - C'est Dieu, que l'on te nomme! Car il n'est pas un homme qui garde ta sérénité. Toi dont la vie entière Men kan zich denken hoe de toehoorders alweer verstomd staan. Zelfs Phanuel, die toch Salomé's stemming in het eerste bedrijf reeds had leeren kennen, zegt: ‘Sombre mystère!’ Nu geeft echter Herodes, woedend van jaloezij, aan de priesters gelijk, en roept uit: ‘C'est le peuple qu'il voulait soulever, il prêchait la révolte!’ ‘Frappez les prophètes!’ ‘Ja,’ roept St Jan, ‘frappez-les, les apôtres dont le dernier soupir est un cri d'amour!’ Hij voorspelt vervolgens den ondergang van Rome, waarop Herodes St Jan en Salomé beiden nogmaals ter dood veroordeelt, ofschoon een deel des volks Jan voor een' zendeling des hemels houdt. In 't derde en laatste bedrijf, ‘De dood,’ zien wij St Jan zich tot den dood en de ‘onsterfelijkheid’ voorbereiden, maar .... ‘ô faiblesse, je songe à cet enfant!’..... Doch, zegt hij - en dit zijn zeker de belachelijkste zoo niet de meest profane regels van den geheelen tekst: ‘Seigneur, dis-moi pourquoi tu souffres que l'amour vienne | |
[pagina 279]
| |
ébranler ma foi? Et si je sors meurtri, vaincu de cette lutte, qui l'a permis, Seigneur, à qui la faute de ce crime?.....’ Jan werpt alle verantwoordelijkheid van zich af, dat hij opgehouden heeft de Voorlooper van Christus te zijn. Nu, van Précurseur de Jésus-Christ is trouwens in 't geheele stuk geene sprake. Terwijl hij aldus zich in zijne gedachten verdiept, verschijnt weer plotselijk Salomé. Werkelijk toont St Jan nu zijne vooraf betreurde zwakheid. ‘Ah, c'est donc vrai Seigneur, que tu pardonnes, que je puis respirer cette enivrante fleur.’ Onze lieve Heer wordt dus voor alles verantwoordelijk gemaakt! Schoone moraal! ‘La presser sur ma bouche et murmurer je t'aime.... Ces mots ne sont pas un blasphème!’ NB.! zooals Salomé alreeds in het eerste bedrijf tot hem zeide: ‘Non, l'amour n'est pas un blasphème.’ Nu gelooft hij 't zelf en toont zich waarlijk un peu fou, verder uitroepend: ‘Tu m'as donné la voix pour te nommer, Seigneur, et l'âme pour aimer.’ Alles volkomen overeenstemmende met het 6e en 10e gebod, waarvan S. Jan, den Messias predikende, toch wel eens zal hebben hooren spreken! En aan zulk eenen tekst werkten niet minder dan drie schrijvers: de heeren Janardini, Paul Milliet en Henri Gremont. Het gesprek wordt plotselijk gestoord door het volk, wat van buiten roept: ‘Mort au prophète!’ om het theatraal effect nog te doen stijgen. Nu dweept Salomé nog een weinig voort: ‘Sublime martyre.... Je veux mourir près de toi’, enz. Maar - St Jan herstelt zich nog eens: ‘Neen,’ roept hij uit, Dieu n'accepte pas ton sacrifice.’ - Maar hij vervalt op nieuw in 't eerste gevoel: ‘Il est beau de mourir en s'aimant, ma chère âme!’ Onze lieve heer, gelijk men ziet, komt achter aan. Phanuel wiens karakter als geheel mislukt kan geacht worden, treedt nu op, en komt S. Jan nog eenmaal de gunsten | |
[pagina 280]
| |
van Herodes aanbieden: waarop deze antwoordt, met eene laatste goede beweging: ‘Je suis le serviteur du Dieu puissant et fort, et non du lâche Hérode!... J'attends la mort!’... In 't volgend tafreel wordt de roem der romeinsche wapenen bezongen in een recht schoon, klaar en krachtig geschreven mannenkoor. Jammer dat nu de onvermijdelijke dansen, der zoogenaamde Egyptiennes, der Babyloniennes, der Gauloises, en Ethiopiennes, wier kostumen zooveel historische waarheid hebben als het geheele stuk, en aan onwelvoegelijkheid niets te wenschen laten, den voortgang der handeling in 't spannendste oogenblik akelig storen. Salomé, wier aanwezenheid of zenuwachtig optreden het geheele stuk door in alle tooneelen verbazing en schrik heeft veroorzaakt, stort nu nogmaals, doch voor 't laatst, op 't tooneel, tot nieuwe verwondering van het geheele hof. Zij smeekt om vergiffenis voor den ter dood veroordeelden St Jan. Van haar eigene veroordeeling, door Herodes uitgesproken, wordt niet meer gerept. Zij richt zich tot Hérodiade, zeggende dat zij als kind door hare moeder verlaten was, en door St Jan beschermd werd. Allen bidden en smeken met Salomé genade voor Jan, opdat Hérodiade bevel geve hem weer los te laten. Terwijl de koningin daarop spreken en hare verhouding tot Salomé uitleggen wil, die, zegt zij, ‘hare eigene moeder verwenscht’, meldt de beul Jans onthoofding. Salomé stort nu met een dolk op Hérodiade los. Doch nu deze plotselijk uitroept: ‘Grâce je suis ta mère’, brengt Salomé zich zelve wanhopend om 't leven, en 't scherm valt, terwijl het koor zingt: ‘Jour d'horreur!’ Ziedaar het korte overzicht van den tekst en de muziek van dit laatste en grootste werk van den begaafden Massenet. Hoe belachelijk, hoe onhistorisch, hoe profaan de tekst ook zij; hoe smakeloos, hoe valsch gevoeld, hoe alledaagsch vele tooneelen; hoe ziekelijk, week en karakterloos in sommige opzich- | |
[pagina 281]
| |
ten de muziek ook wezen moge - toch zijn hier te veel elementen van wat beters daarneven, dan dat het werk onze opmerkzaamheid niet zou verdienen. Het geheel verwerpen en afkeuren is voorzeker gemakkelijk gedaan! Misschien ook verklaart zich binnen weinige jaren de algemeene opinie tegen zulke tweeslachtige voorstellingen, die erop aanspraak maken roerend te zijn, doch waarvan vele hoedanigheden alle roering onmogelijk maken, of storen! Zij die genoegen vinden in aanhoudende liefdeklachten en dweepzieke droomerijen, zonder na te denken, door wie en bij welke gelegenheid die worden voorgedragen, zullen hier en daar eenige ontroering kunnen gevoelen. Zij wien het genoeg is af en toe een krachtig, wel gedeclameerd koor te hooren voordragen zullen in eenige nummers van dit zangspel oprecht behagen kunnen scheppen. Maar het dieper nadenkende gedeelte van 't publiek, wat hier door eenen verliefden, verwijfden koning die liefdeliederen hoort zingen, andere dergelijke door eene echtbreekster hoort voordragen, en eindelijk zelfs van die toonen hoort uiten door eenen man, eenen held, eenen heilige van den verhevensten levenswandel, die zelfs niet nalaat zijne zwakheid aan God zelven toe te schrijven - het denkende gedeelte van het publiek, aan wie toch de geschiedenis der komst van Jesus Christus niet geheel onbekend is, kan bij zulk eene voorstelling niet dan eenen diepen wrevel gevoelen, of hoogstens daarvoor eenen lach van medelijden veil hebben. Men zegge niet dat de dichters een aantrekkelijk kunstgeheel hebben willen scheppen; dat de waarheid der geschiedenis daaraan mag geofferd worden; dat men zich onder den naam ‘Jan’ St Joannes den dooper niet voorstellen moet, en de toeschouwer ten slotte dus zelf de oorzaak is van zijnen wrevel, enz. enz. De herinneringen aan de bijbelsche geschiedenis zijn al te duidelijk dan dat een christen-mensch die hierbij kunne vergeten. Voorwaar, koning Cetewayo zou zich aan 't werk niet stooten! Wij herhalen daarom: is het geene belachelijke tegenspraak, dat in onzen tijd, waar de regeeringen alle middelen uitdenken | |
[pagina 282]
| |
om aan de jeugd een recht begrip van alle wetenschappen, natuurkunde, historische en litterarische kennis bij te brengen, een der gewichtigste en verhevenste gebeurtenissen uit de geschiedenis des christendoms op bovengenoemde wijze aan eene christelijke, waarheidzoekende(?) maatschappij ten beste wordt gegeven?
En is het publiek, zijn de gezagvoerders te bekrompen of te eenzijdig om in te zien wat hier voor onzin en tegenstrijdigheid opgedischt wordt, dan is het de plicht van enkelen daartegen op te komen, en niet in te stemmen met het algemeen halló? Het is reeds genoeg, dat bij alle gelegenheid ten aanschouwe van christelijk en kiesch opgevoede vrouwen en meisjes, dansen worden uitgevoerd gelijk zij niet alleen in Hérodiade, maar zelfs in Polyeucte, door Gounod in muziek gezet, voorkomen! Is het zoo geheel onmogelijk dat die honderden en nog eens honderden welvoegelijke schouwburgbezoeksters der groote steden tegen deze onwelvoegelijkheid eindelijk eens in menigte protesteeren? De schrijver dezes kent schouwburgen waar zelfs de eerste speelsters eene boete hebben te betalen, wanneer zij zich, naar het oordeel der tooneelcommissie, vóór het publiek onzedig kleeden of gedragenGa naar voetnoot1. Wat daarvan ook zij (mogen deze opmerkingen eens vruchten dragen!) zooals Hérodiade (ook zonder ballet) daar vóór ons ligt, en zooals het werk voorgesteld wordt, moge het, om den wille van kunst, godsdienst en goede zeden nimmer meer worden opgevoerd! Dat is onze hartelijke wensch! Het bestaan er van is beklagenswaardig. Het ware beter nooit geschreven! Voorwaar zulke kunstwerken bewijzen aan het menschelijk geslacht eenen zeer slechten dienst. Evenwel - hier bestaan middelen ter verbetering. Wanneer die aangewend worden, kan dit zangspel nog een eervol blad | |
[pagina 283]
| |
blijven aan Massenets kunstenaars-kroon. Wij stellen daartoe het volgende voor: 1o Eene omwerking van den tekst en gedeeltelijk van de muziek. 2o Eene verwerping der zoogenaamde karakteristieke dansen, of eene bepaling daarvan tot op het minimum. Zie hier de punten welke wij den componist als ook den schrijvers van eenen anderen tekst in overweging geven, wil men het werk niet (gelijk in 't christelijk-gezinde Engeland) van 't tooneel zien verwijzen. Dat men zich in den persoon van ‘Jan’ den voorlooper van Jesus Christus moet voorstellen, welke, predikende in de woestijn niet ophield van met geheven arm uit te roepen: ‘Er is er één onder u wiens schoenriemen op te binden ik niet waardig ben’, moet geheel en al uit het werk verdwijnen, want voor den nadenkenden toeschouwer is dit (gelijk gezegd is) minst genomen... belachelijk, vervolgens ontheiligend. Valt de gedachte van den voorlooper van Jesus Christus weg, zoo kan men elken anderen meer alledaagschen persoon de woorden ‘mon but est la liberté’ in den mond geven, het volk in dien uitroep laten deelen, en hem des noods ook een weinig verliefd laten worden, hetgeen bijvoorbeeld in Le prophète van Meyerbeer niets aanstootelijks heeft. Deze zinnelijke dweeper verzaakt in den operatekst zelfs nog die liefde, om zijne moeder te redden en naar een doel te streven, wat hij in dat oogenblik voor verhevener houdt. Gelijk gezegd is kunnen de rollen van Phanuel en Salomé zonder moeite tot een schoon einde gebracht worden, gelijk bijvoorbeeld in Polyeucte van Corneille met Paulines vader, enz. het geval is. Wil men nu gaarne die schitterende oostersche en romeinsche costumen behouden, zoo kieze men eenen of anderen persoon uit de laatste dagen van Jerusalem, vóór de komst van Titus. Men geve aan alle personen uitgedachte, onhistorische namen. Men late met meer kracht door den hoofdpersoon uit plichtgevoel de liefde van Salomé afwijzen, en bij haar het verlangen wekken hem als Christin in de eeuwigheid te volgen. | |
[pagina 284]
| |
Men verkorte daartoe het duo uit het derde bedrijf tot op een derde, en handhave dan de veroordeeling van den ‘profeet’ en Salomé beiden door Herodes uitgesproken; terwijl Phanuel het land verlaat en een leerling der apostelen wordt. Herodes moet vernederd worden, en de persoon die Herodias vervangt zich zelve van kant maken. Aldus gewijzigd kan het zangspel opgevoerd worden, gelijk bij voorbeeld Meyerbeers opera Les Huguenots, onder Z.H. Puis IX, in den schouwburg te Rome. Wie beter weet, stelle 't voor! Verbeteren is moeielijker dan afbreken, zoowel in muziek en letteren als in de bouwkunst!
Leuven, St Joannes d. D., 1882. |
|