Dietsche Warande. Nieuwe reeks. Deel 3
(1881)– [tijdschrift] Dietsche Warande– Auteursrechtvrij
[pagina 563]
| |
Een onvolledig bekende brief
| |
[pagina 564]
| |
wij gaan morghen naa Ujtrecht, [om de kindren daar te brengen en te leveren aan haaren vaader van der MejdeGa naar voetnoot1, die ze op Maandagh denkt van daar te komen haaien. Joffrouw van Eik oft liever (schreef mijn zoon laatst ujt den Baaghe Joffrouw Ymans, wordt daar ook verwacht en ik leg haar (toe) niet zonder Ymans de reize te zullen aannemen. ‘Wij zijn alle ter bruylofte genoodight, doch mijn dochter Christina heeft alleen bewillight in 't koomen, zoo haare zuster van der PerreGa naar voetnoot2 meede tot zulx verstaat.] Wij maaken gissing Dinxdagh oft Woensdagh weeder hier te weezen en een hoppezak vol tijdingen mee te brengen. Dat waare te veel om in een bladt papiere op Amsterdam gezonden te worden. Derhalve, zoo UEd. lust daartoe heeft men zal er banket mee houden. Van 't groote boekGa naar voetnoot3 kan ik nog niet scheiden vindende kost daarin, die lekker is voor de geenen, dien ze wel smaakt: gelijk mij en mijns gelijken. Ik vind er UEd. naam al mede gespeld en om zoo te zeggen met roode letters. Waare de schrijver Paus geweest UEd. stonde in den Almanach. Doch het is rujm zoo goedt in de gunste des Prinsen te staan, gelijk UEd. doet, aan de welke zich op 't hartlijkste gebiedt
Mijn Heere UEEd. Ootmoedighe dienaar P.C. Hóóft.
Ter vlucht, van den Hujze te Mujden, 13 Sept. 1646. |
|