Dietsche Warande. Nieuwe reeks. Deel 3
(1881)– [tijdschrift] Dietsche Warande– Auteursrechtvrij
[pagina 552]
| |
Max Rooses over Kiliaan,
| |
[pagina 553]
| |
literatuur als een meesterstuk in zijnen aard wordt beschouwd, daar het tevens tot bewijs strekt der verhevenheid van 's dichters gevoelen’Ga naar voetnoot1. Nog lezen wij: ‘.... rijk aan vinding en gedachten, had hij een aantal verzenstukjes vervaardigd’.Ga naar voetnoot2 Van andere gedichten Kiliani wordt weêr getuigd, dat zij ‘bij hun verschijnen eenen grooten opgang hadden gemaakt en in talrijke dichtverzamelingen werden herdrukt’Ga naar voetnoot3. Later nog vindt men: ‘als dichter staat van Kiel ongeveer op de hoogte der voornaamste Nederlanders der XVIe eeuw die zich op de studie der Latijnsche letteren hebben toegelegd’Ga naar voetnoot4. Foppens getuigt in zijne Bibliotheca Belgica, van Cornelis: ‘Latinitate disertus, versificatu, felix, quemadmodum Epigrammata varia et faceta (à lepido ac faceto ingenio profecta)’Ga naar voetnoot5. Max Rooses echter is, gelijk wij zagen, eene andere meening toegedaan; van daar dat hij aldus zijn meer speciaal doel van openbaarmaking uit-een-zet: ‘Waarom wij de verzen uitgeven, die zoo weinig tot zijnen roem kunnen bijdragen? Omdat zij hem klaarblijkelijk lief waren, omdat een zijner geliefkoosde droomen moet geweest zijn, ze, in keurigen druk bijeen verzameld, te zien verschijnen, en om, door het verwezentlijken van zijnen wensch, eene laattijdige voldoening te brengen, en eene hulde te bewijzen aan den man, wien wij zooveel verschuldigd zijn.’ Men ziet het: deze dichten verdienden wèl het licht te zien; zij 't dan om hun objektieve hoedanigheid van werkelijk schoon te zijn, zij 't om hunne subjektieve van hun veelgeprezen maker lief te zijn geweest; zij 't slechts om hun qualiteit van geschieddokument! De ‘Inleiding’ bevat vele naauwkeurige bizonderheden omtrent Kiel, den korrektor op de Plantijnsche drukkerij, hoofdzakelijk, wat zijn ambt en de geletterde zijde zijns levens aangaatGa naar voetnoot6. Het is wellicht niet onnuttig even op te merken, hoezeer de | |
[pagina 554]
| |
Heer Max Rooses thuis blijkt te zijn in l'art de vérifier les dates (et les faits). ‘.... Van Kiel werd dus geboren in 1528 of in 1529.... Kiel kon dertig jaar oud zijn, toen hij bij Plantijn in dienst trad.... De Antwerpsche drukker heeft ons den juisten dag doen kennen, waarop Kiel zijne taak van correcteur bij hem aanvaardde....: “Op Zondag 6 Maart 1558 is Cornelis hier komen wonen......”’Ga naar voetnoot1 Dit nu komt precies uit, tusschen 1528 en 1558 (tijdstip, waarop Kiel Plantijn's correcteur werd) is 30 jaar tusschenruimte. Hij (Kiel) kwam dus bij Plantijn in dienst, ten jare 1558, en dat wel, als correcteur. Het volgende wordt ons élders door denzelfden Max Rooses verhaald: ‘Corneille van Kiel n'entra pas comme correcteur au service de Plantin..... Le 24 Juin 1565 van Kiel était entré comme correcteur chez PlantinGa naar voetnoot2. Het dreigt waarlijk komiesch te worden, wanneer men de 3e, of liever de 1e lezing, die van den heer Génard, hierbij voegt: ‘ten jare 1556 bezette van Kiel den correctorsstoel.......’Ga naar voetnoot3.
Max Rooses brengt nog hulde aan Kilianus' onvermoeide vlijt. Hij ontving maar een jaarwedde van 75 gulden! En ‘een middelcijfer van 150 gulden 's jaars [mocht] voor het loon der beste werklieden [die aan de Biblia regia arbeidden] aangenomen worden’Ga naar voetnoot4. De verschillende vertalingen, door Kilianus in 't leven geroepen, vinden wij opgesomd; van zijn medewerking aan verscheidene taalkundige uitgaven wordt gewag gemaakt. Er wordt eene vergelijking ingesteld tusschen de bekende woordenboeken van Plantijn en Kilianus, waarbij het werk des laatsten de palm der voortreffelijkheid ontvangt. De uiteenloopende ideën, die de bewerkers beheerscht hebben, worden verklaard. De heer Max | |
[pagina 555]
| |
Rooses beweert dat de eigenaars der Plantijnsche drukkerij, onder welke Kiel werkzaam was, te weinig achting voor hem hadden. Hij geeft hier de presumptie voor op. - Er moet toch wel een reden zijn, waaróm Plantijn en Moretus hem niet naar behooren waardeerden? Vervolgends wordt gewaagd van het handschrift, waarin deze vaerzen gevonden zijn; er wordt verhaald hoe 't opgedragen was, aan de zonen van Frans van Ravelingen, ook latijnsche dichters. Zij moeten nog zeer jong zijn geweest; want ze waren de kleinkinderen van Plantijn, een tijdgenoot van Kiliaan. ‘Het grootste deel van Kilianus' gedichten werd gemaakt om tot opschriften van gravuren te dienen. Zij vormen dus eene nog al belangrijke bijdrage tot de kennis der plaatwerken van dien tijd;’ die tijd, ‘toen Antwerpen de groote prentenmarkt van Europa was (Wiericx, Sadeler, Collaert, Galle, de Jode, van de Passe, van der Borcht, de Mallery)’. Voor de stift-vruchten der Wiericxen en Sadelers heeft hij echter geen onderschriften vervaardigt. Aan 't eind. der levensschets spreekt de heer Max Rooses over verschillende platen en plaatwerken, door Kiliaan met dichterlijke onderschriften voorzien en hiermede eindigt de Inleiding. Onder de gedichten, welke thands volgen, merken wij op: Lusus in tres operas librarias (bladz. 16), in drieën verdeeld: Typographus mercenarius, Corrector typographicus en Bibliopola. Het laatste eindigt aldus: ‘Quid sciolo prodest librorum multa supellex,
Si neget auspicium dia Minerva suum?
Bibliopola quidem non mentis acumina vendit:
Sed vendit cotes. His acue ingenium.
(bladz. 20)
Vervolgends:
Bibliotheca:
‘Sumptu me multo dominus studioque perornat,
Ut sim culta bonis bibliotheca libris.
Spectatum admissus, probitatis munia servet:
| |
[pagina 556]
| |
Ne quid deformet, surripiatve mihi.
Ordine quaeque; videt quo nunc digesta; reponat:
Ne sint divereis post repetenda locis.
Urgenti dominus si quicquam commodet, illud
Integrum, ut accepit, non monitus referat.
Si quaedam inveniet non prorsus grata palato,
Judicioque minus forte probanda suo:
Sese contineat placide: meditetur, inesse
Saepe etiam scriptis turpia menda suis.
Hanc quisquis legem contemnes, bibliotheca
Abstine ab alterius: volve, revolve tuam.
en eindelijk:
Abustus medicinae (bladz. 24) in 2 deelen gesplitst.
In de Levensschets, door P. Génard, vindt men de plaatsen opgegeven waar verscheiden der vaerzen reeds voorheen gedrukt zijn. 't Is vreemd, dat de Heer Génard meent dat het hier gedrukte HS. maar 47 gedichten bevatGa naar voetnoot1, daar het nu toch blijkt dat er 56 zijn. De vaerzen, waarvan wij hier de uitgave behandelen - ze zijn van Kiliaan, en als zoodanig dient men er kennis van te nemen, om een zoo kompleet mogelijk denkbeeld van den verdienstelijken geleerde te verkrijgen. Na lezing, oordeele men zelf over hun ‘oorspronkelijkheid aan vorm of gedachten’, enz. Aan de uitvoering in druk is de meeste zorg besteed. Het portret van den dichter, gegraveerd naar het door van der Venne geschilderdeGa naar voetnoot2, tegenover de vensters in la chambre des Correcteurs van het Plantijnsch Museum hangende, had, vóor den titel b.v., niets geschaadt. |
|