Dietsche Warande. Nieuwe reeks. Deel 3
(1881)– [tijdschrift] Dietsche Warande– Auteursrechtvrij
[pagina 525]
| |
De Ware Geschied-beoefening.
| |
[pagina 526]
| |
des matières contenues dans l'ouvrage. Premier volume.... (enz., enz.).... Table des planches gravées qui accompagnent le 4e volume...... L'ouvrage, imprimé sur papier fort, semblable à celui du présent prospectus, comprend plus de 2200 pages de texte......’ Al wat geschiedt, kan op al wat daarna geschiedt, invloed oefenen. Wat bestaat in 't daglicht doen treden, onderzoeken, analyzeeren, vervolgends daaruit konkludeeren en bekend maken - dat is, dunkt mij, de ware wijze van geschied-studie. Wij hebben op dit gebied slechts éene, maar een onverbiddelijke vorstin te dienen, en dat is: de Waarheid. Wij moeten alles te weten zien te komen, zoo als het plaats heeft gegrepen. We willen, in de historie, wanneer het ons namelijk om weten te doen is, met geen waarschijnlijkheden te maken hebben; noch, ten zij als zoodanig, met herinneringen van herinneringen van grootouders van kroniekschrijvers, noch met appreciaties en onderstelde feiten. Men heeft slechts openbaar te maken de bescheiden, over welke men kan disponeeren, de authentieke bescheiden, - die met andere dokumenten te vergelijken en te verklaren hoe men er toekomt de gevolgtrekkingen te maken, welke de gegevens vergezellen en die tot doel hebben eene algemeene juiste waardeering van hoe alles toegegaan is, in 't leven te roepen. Dit zegt Dr Rembry-Barth: ‘C'est dans ces derniers temps seulement que les archives sont parvenues à conquérir toute la place qui leur revient de droit dans les études historiques. Combien d'historiographes, même distingués, n'ont eu jusqu'ici recours qu'aux anciens chroniqueurs et ont contribué ainsi à répandre sur l'historie nationale ou locale un faux jour qu'il tarde de voir disparaître; mais aussi, combien d'écrivains consciencieux ont dû marcher quand même dans l'ornière tracée par leurs devanciers, faute d'inventaires qui pussent les guider dans les dépôts d'archives qu'ils avaient à, consulter. | |
[pagina 527]
| |
encore une importance capitale à ces sources surannées; il est, par contre, surgi tont un groupe de travailleurs sérieux et infatigables, qui consacrent leur vie à dépouiller les archives, à en dresser des inventaires, et à, préparer ainsi des matériaux précieux pour les travailleurs de l'avenir. Dr Rembry-Barth is een dier chercheurs zélés, een dier travailleurs in den waren zin des woords; en wanneer hij, dit boek aan zijn vader opdragende, het qualificeert als le fruit de nos veilles, le résultat de nos longues et laborieuses recherches, dan nemen wij met eerbied den hoed voor hem af, dan welt een traan van dankbaarheid in ons oog. We voelen dan immers, wanneer wij die vier dikke deelen naast ons zien liggen, en we bedenken hoe ze tot stand moeten zijn gekomen, - dat de archivaris daar de volle waarheid heeft gesproken, en we krijgen eenig besef van de overgroote liefde, welke hij der wetenschap moet toedragen. Dit werk is naar een uitstekend plan bearbeid. Vooraf gaat een zeer korte voorreden. Daarna komt ten eerste de zeer breedvoerige topographie ancienne et moderne. Vervolgends krijgen wij eene verhandeling over de etymologie van het woord: Menin; dan wordt over de geschiedenis der gedenkstukken, welke aan deze boekdeelen ten grondslag liggen, uitgeweid en er wordt opgegeven wat voor-handen is. Hierna worden de rechtsinstellingen, de wapens (heraldische), de gilden (over 32 van welke zeer uitvoerig wordt gesproken), de feesten en processies, de sobriquets, legenden, eigenaardige volksuitdrukkingen en spreekwijzen verhandeld. Nu weet men dus wat Menin is en hoe het volksleven er zich eigenaardig geopenbaard heeft, en hiermeê eindigt het eerste deel. Stippen wij even een kleine bizonderheid van wapenkundigen aard aan: Met onomstootelijke bewijzen wordt op twaalf | |
[pagina 528]
| |
bladzijden (111-123) bewezen hoe het heraldische onderscheidingsteeken, door Meenen sinds eeuwen gevoerd, valsch is, als in strijd met het oorspronkelijke. Op het in gebruik zijnde komen drie kepers van sabel voor, die veranderd dienen te worden in drie van keel. Zouden Franse Hooft (blzd. 569), van de Kamer van Rhetorica, Fransoys Hooft en France Hooft, de spelers wien wine ghesconken was, (van blzd. 644) en Joos Gillissen Hooft, (no 99 van de lijst der in 1524 bestaande vrye meesters brauwers ende brauweghen die huerlieder teekene overbrocht hebben jn den houc van de brauwers, op blzd. 323 gedrukt) nog voorneven van onzen Drost zijn? - Zoo niet bloed- zijn ze toch naamen geest verwanten; geen van allen vreemd aan ‘spelen’, aan ‘Rhetorica’ en aan den gullen blanken drank. Met het 2e deel begint de eigenlijke geschiedenis van Menin en loopt tot het jaar 1748. Het 3e bevat de historie der stad van 1748 tot 1880 en de geschiedenis en gesteldheid van 5 établissements d'instruction publique en van 5 anciennes communautés religieuses à Menin. Het 4e deel houdt in: L'ancienne église paroissiale de Saint-Vaest et les oratoires publies (blz. 515-714), dan de hoogst interessante Biographie meninoise (715-795) vervolgends Annexes, Addenda, Table analytique sommaire des matières (een abrégé van 't gantsche werk), Explication au moyen des textes originaux des vieux mots flamands qui se rencontrent dans l'ouvrage, en eindelijk acht steendruk-platen, een gezicht in de stad, 6 plans en het zegel (dat op de vier titels voorkomt) uitmakend.
Al hadden wij liever, in de gedachte van Dr Guido Gezelle, wanneer hij, ‘den achtbaren heer Dr Rembry-Barth’ in het Rond den Heerd-nommer van den 12n Zondag na Cinxen 1881, een lofdicht toezingt en dit zijn werk bij een ‘blom’ vergelijkt, de tedere plant zien plaats maken voor een trotschen eik of nog liever voor een dier reuzenboomen uit verre landen, waarvan éen blad dikwijls den omvang van een woningdak bereikt; toch dient eene stem uit Amsterdam samen te klinken met die uit Kortrijk, die dit gewas toeroept: | |
[pagina 529]
| |
‘Blijf bloeien, jaar en eeuwe, en dat
bij honderden uw prachtig blad
na dezen nog aanschouwen;
ja, dat veel bietjes, groot en kleen,
- heb dank, uw dienaar telt voor een! -
er honinkraat uit bouwen!’
Wij zijn het verder geheel eens met den dichter der ‘Kerkhofblommen’, als hij op pag. 319 van genoemd weekblad, zich o.a. aldus uitboezemt: ‘Hoevele en zijnder niet die alle jare 30 frank betalen, wat zeg ik, 40, 50 frank, om dagelijks, in eene gazette, al de verschillige dwaasheden te mogen lezen die de fransche gazettenknoeiers dagelijks uitkramen. En wat hebben ze dan op 't einde van 't jaar? Eenen ijdelen kop en een groote mande vol scheur- of plakpapier!....... Velen zouden 30 frank geven voor eene halve dozine oude chineesche taillooren, bij voorbeeld, die de zorgvuldige maarte in eenen keer breken zal! Voor zulk een boek, als boek, en is 30 frank niet te vele, maar 't is de boekenmart die te leege staat op onzen tijd,’ en verder, den taalvorm lovende, spreekt: ‘Zoo veel te beter is mijn antwoorde: Nu kan geheel de wereld lezen en te weten komen wat er van de meenensche Vlamingen is en van de Vlamingen in 't algemeen.’ Wij kunnen den geringen prijs van 30 frcs. slechts verklaren uit de betrekkelijk min kostelijke wijze van uitgave. De druk doet den persen des Heeren Gailliard en der korrektors-pen alle eer aan; maar wij meenen dat men voor het illustreeren van een dergelijk werk een geheel anderen weg in had behooren te slaan. De steendruk van van de Vyvere-Petyt (Bruges) is zeer goed als steendruk. Maar in den werkkring der lithographie, heeft het reproduceeren van oude platen, drukken of schriften zijne plaats verloren. Wanneer men er zich eenmaal over kan verblijden, zich in de armen van de geschied-beoefening geworpen te hebben en | |
[pagina 530]
| |
wel op eene wijze, als dat plaats heeft in de tweede helft der negentiende eeuw, dan dient men zich ook, bij het publiceeren zijner historiën, wat de toelichting in plaat daarvan betreft, op de hoogte van zijn tijd te betoonen. Men bezige dan niet alleen in plaats van steendruk om oude dokumenten te-rug te geven, fototypie of heliogravure (wie weet of er in de laatste week al weder geen praktischer middel ontdekt is?), die dit op zooveel schitterender wijze te werk stellen; maar men overvulle zijn werk met illustraties. Men geve afbeeldingen, in een boek als dit b.v., van gebouwen, van gilden-optochten, van zegels en rekeningen en brieven enz., enz., enz., opdat men ook op nog aanschouwelijker wijze er toe gebracht worde, zich juiste voorstellingen van vroegere toestanden te maken. Dat b.v. het eerstbekende charter van 1087, hier in reproduktie ontbreekt, is een ware lacune. Hadde het werk dan ook wellicht een 20 frcs. meer gekost, het ware er niet minder aanvaardingswaard om geweest.
Onze belgische broeders zijn ons toch véel voor! - Om in den kreits van détail-geschied-onderzoeking te blijven: Waar is de Bibliotheca Belgica aan 't uitkomen? - Wie denkt er aan om een omvangrijke geschiedenis te schrijven van Utrecht of Haarlem, veel minder van Breda of Roermond?... De geschiedenis van Amsterdam door ter Gouw, belooft niet meer in te houden dan deze van Meenen!.... Kunnen wij ze niet op zijde streven, laten we toch erkennen dat die Belgen ferme ‘kaerels’ zijn op dit gebied, laten wij hun onvermoeide vlijt bewonderen, maar vooral, volgen wij ze na, met den trots der verwantschap in 't hart!
De heer Rembry-Barth heeft een meester-werk geleverd. Het is voor eene histoire politique et militaire de la ville; de son organisation administrative et judiciaire, de ses anciens corps de métiers, de ses établissements de bienfaisance et d'instruction publique, de ses institittions monastiques, de ses monuments civils et religieux, de ses anciennes fêtes et ses hommes | |
[pagina 531]
| |
remarquablesGa naar voetnoot1: de tous ces sujets, aussi variés qu'intéressantsGa naar voetnoot2, zoo kompleet, als men 't maar wenschen kan. Niets bewonderenswaardiger dan die ontzettende nauwkeurigheid, tot in de minste bizonderheden. De Heer Rembry-Barth heeft niet geschreven de geschiedenis van éen huis en deszelfs bewoners, zich bevindende in het stadtjen Meenen, in een 20tal ferme deelen begrepen. Neen, de archivaris teekent slechts op, wat tot nu toe, door zijne eeuwgenooten voor 't interessantste gehouden wordt, en zoo komt in vier zware oktavoos de historie van éen plaatsjen tot stand. De schrijver toont zich kind van zijn tijd, en ging reeds zoo ver als 't mogelijk was. Ware hij verder gegaan, velen hadden hem wellicht niet begrepen. Wanneer men, gelijk wij, zoo tot in ie ziel overtuigd is, van de hooge belangrijkheid dezes werks, van het groote nut dat het stichten zoû, van de goede plaats, op welke het, van rechtswege, in alle wetenschappelijke bibliotheken van Noord-Nederland weinig minder dan van Belgiën, aanspraak heeft, dan zoû men in staat zijn een dikke brochure er over te schrijven, - alles uitvoerig te detailleeren en er op te wijzen hoe 't onder de zoetste plichten der hedendaagsche bibliothekarissen behoort, dit heerlijk werk aan te koopen en daaraan algemeene bekendheid te geven... Maar ik moet eindigen en wil nog slechts opmerken, hoe de stad Meenen, als grens-vesting, in velerlei relatie tot ons Holland gestaan heeft, en wel bij name ten tijde der republiek en welke groote rol zij gespeeld heeft in den 80jarigen oorlogGa naar voetnoot3. Onze hulde nu slechts nogmaals, de betuiging onzer diepste erkentelijkheid den Heer Rembry-Barth, archivaris van Meenen, hier toegebracht, voor den grooten dienst aan de waereld der beschaafden bewezen, voor deze voortreffelijke vrucht zijner lange werkzaamheid, voor de uitnemende bijdrage tot onze vaderlandsche geschiedenis, - voor zijn voorbeeld van waarachtige geschiedvorsching. Amst. 26 Sept., '81. |