Dietsche Warande. Nieuwe reeks. Deel 3
(1881)– [tijdschrift] Dietsche Warande– Auteursrechtvrij
[pagina 402]
| |||||||||
Nagerecht
| |||||||||
[pagina 403]
| |||||||||
Ik laat nog daar dat niets aan den anoniemen pluimstrijker K.t.D. het recht gaf om den Hr Alb.Th. zijdelings voor te stellen als iemand die uit loutere rechthaberei, als hij van eene dwaling overtuigd wordt zou weigeren die te erkennen - maar de ongepaste aardigheid aan het slot van zijn artikel zou de kolommen van de D.W. sluiten voor ieder, die het alleen om de waarheid te doen is en die wetenschappelijke zaken ernstig wenscht behandeld te zien, indien niet de Redactie door de plaatsing van dit mijn protest toont de verantwoordelijkheid van dit artikel van K.t.D. van zich af te werpen.
Mijne voornaamste kantteekeningen op het Gedacht Hooft zijn de volgende: Blz. 6 Pieter Jansz. H., Schepen en natuurkundige, moet hier geschrapt worden. Hij staat terecht op blz. 12 onder K. 2. Jan Cornelisz. Hooft B. 2. heeft geen kinderen gehad. Blz. 6 Jannetje Boricks. Ik geloof dat die toenaam niet aan echte bronnen is ontleend, maar een schrijffout is voor Hendricks. Blz. 6. Geslacht v.d. Pot te Rotterdam, afstammende van C.Jz. Pot (niet van der Pot) en Aegje Hooft. Dit is onjuist: geen der zoons van Corn. Pot liet wettige kinderen na. Blz. 7. Jacob Symonszoon de Rych (uit de blaauwe hulk) Van waar wordt hem de naam van der Gracht toegeschreven? Blz. 8. Cornelis Pieterszoon H. was niet de oudste zoon van zijn vader (zie zijn Memorien en Adviezen, blz. 356). Hij stierf 1 Jan. 1626 en de plaats uit Vagenaar, in de noot aangehaald, spreekt dit ook, als men goed leest, volstrekt niet tegen. Blz. 9. ‘Janneke Pauw’. Banning Cocq noemt haar ‘Verhouten’. ‘Herman Tholinx (Hooft noemt hem Harman Teuling) trouwde vóór Nov. 1618 (Hooft, Brieven, I 149) zijn sterfjaar in 't Gedacht Hooft 1672, zal wel een drukfout zijn als zijne weduwe 1632 hertrouwde. Blz. 10. Pieter Gerrz H. geb 1597, Moet dit niet zijn 1579? Blz. 10/11. Jacob Willemsz. H. tweemaal getrouwd. Dit is onjuist. Hij trouwde slechts eens en wel met Maria Jonckheyn, dochter van Elbert Simonsz. Jonckheyn en van Claesje Chys Overlander (de zuster van Burgm. Volkert Overlander en de dochter van Claes Pietersz. Overlander en van Trijn Claesdochter Chys of Sijs). | |||||||||
[pagina 404]
| |||||||||
Blz. 12. Dr Pieter Jansz. Hooft. Hij is volgens de familie-aanteekeningen van de Graeff geb. in Augs. 1575 en getrouwd, niet in 1631, maar 1613 Hij stierf Jan. 1636 Zijn schoonvader Claes Overlander was geen Vrijheer van Ilpendam (die heerlijkheid werd pas door diens zoon Volkert O. gekocht) Zijne dochter Catharina trouwde met Corn. de Graeff in Augs. 1635 en liet niet aan hem de heerlijkheid Ilpendam na, daar die aan Overlanders schoonzoon Frans Bancing Cocq kwam en eerst na diens dood in 1655 aan de familie de Graeff verviel. Blz. 13. De uitdrukking: ‘Zij werd genaamd de oude vrouw van Purmerlant’ kan tot misverstand aanleiding geven. Wanneer in sommige papieren sprake is van de oude Heer en Vrouw van Purmerlant worden daarmede wel Volkert Overlander en zijn vrouw Geertrui Hooft bedoeld, in tegenoverstelling van de jonge Heer en Vrouw (Frans Banning Cocq en zijne echtgenoote Maria), maar zoo als 't in 't Geslacht Hooft gedrukt staat zou men aan een sobriquet denken. De 10 kinderen van Volk. Overlander en Geertruy Hooft zijn alle kinderloos overleden. Blz 14. Pieter Crijnsz. Hooft trouwde ‘met eene Portugeesche vrouw’; dat hij ‘in Portugal’ trouwde heb ik (zie de vorige Aflev.) nipt geschreven. Blz. 14. Pieter Cornz. Hooft, tot Drost van Muiden aangesteld, volgens Koning: Slot te Muiden niet 23 Mei, maar 28 Mei 1609 - trouwt, niet 30 Nov. maar 23 Mei, 1610 met Christina van Erp. Hare moeder heette niet Baers, maar van Thenesse (Hooft; Brieven I 95; zie ook heb stuk van den Heer A.A. Vorsterman v. Oyen in de Amsterdammer van 17 April 1881).
Kinderen:
Tweede huwelijk Leon. Hellemans, geb. 1595 te Hamburg, begraven 5 April 1661Ga naar voetnoot1, weduwe van J.B. Bartolotti v.d. Heuvel (waarom ‘tot Beichlingen’, waaruit blijkt dit?). | |||||||||
[pagina 405]
| |||||||||
Voordochters van L.: Susanna (geb. 1613), Leonora geb. 1614), Maria (geb. 1621), Cocstancia (geb. 1624)Ga naar voetnoot1; tijdens het huwelijk met Hooft de beide middelste waarschijnlijk reeds overleden. Blz. 16 Volgens de MS. van Pieter de Graeff was de man van Eleonora Burgh: Wolfert Abraham van Gelsdorp, resident van den koning van Polen. Pieter Burgh werd 1687 te Muiden doodgestoken door den postmeester v. Weede; zijn broeder Cornelis volgde hem daarna op als kapitein van de infanterie bij 't garnizoen te Amsterdam. De Graeff vermeld nog een zesde kind: Arnout, ob. coel. Blz. 17. Jacob Hooft en zijne descendenten. Is dit ook ingeschoven? De Graeff vermeld dezen zoon niet, hoewel goed ook met dezen tak van de familie bekend (Hij noemt ook den voornaam van den man van Jannetje: Jan Gerritsz. van Vollenhoven). Blz. 20. Dirk Hendriksz. Hooft stierf volgens de Graeff 5 Sept. 1676. Blz. 22. De data betrekkelijk Willem Janszoon Hooft zijn geheel in de war. Hij huwde met Ida Quekels 28 Juni 1605Ga naar voetnoot2 en was dus iets vroeger geboren dan 1609. Ida was geboren in 1581 en stierf 1657. Hunne dochter Ida werd geb. 30 Jan. 1618 O.S. te Londen. Den 6 April 1620 werd hun een zoontje geboren, Willem geheerenGa naar voetnoot3. Blz. 23. ‘Paulus Claeszoon Hooft, Schepen der stad Amsterdam’. Dit moet een fout zijn: er is geen Schepen van dien naam op de Amsterdamsche regeeringslijsten te vinden. Blz. 24. De veronderstelling dat de dochter van Warner H. met Guilielmo Schouten trouwde is niet juist. Zij heette niet Johanna maar Anna, en de Johanna die met Guil. Schouten trouwde staat reeds op bladz. 18 (sub. P. 2. c ). Blz. 25. Gerrit Hooft is eerst (1672) Stads Secretaris geweest. D.C. Meijer, Jr. | |||||||||
[pagina 406]
| |||||||||
II.
| |||||||||
[pagina 407]
| |||||||||
orde, waarin die kinderen in de aangehaalde ‘Genealogie’ opgegeven staan, is dus niet geheel juist. Alleen ‘inneboedel ende huysraet’ zal aan den langstlevende verblijven, die met ‘twee noeste bloetvrunden’ van den eerstoverledene de goederen der kinderen zal besturen, en bij overlijden vóór de meerderjarigheid der kinderen door twee zijner eigene ‘bloetvrunden’ zal vervangen worden. Behalve eene bepaling aangaande de uitkeering van de erfenis, waarbij ook voorzien is in het geval, dat een der kinderen ‘hem onbehoorlijck quam te dragen (twelck God ghenadigh verhoede) ende jegens raedt van den langstlevenden oft naer het overlijden van hun beyden teghen den wille ende believen van de naeste bloetvrunden mochte comen te huwen, zulx dat vader oft moeder langstlevende oft naer het overlijden van hun beyden de naeste bloetvrunden rechtvaerdighe oorzaecke hadden omme nyet daerin te consenteren’, vinden wij in het testament ook nog eene clausule opgenomen, waarbij alles wat de testateurs later nog mete igen hand aan het testament zullen toevoegen of als toevoegsel onderteekenen ‘van zulcke cracht ende waerde wezen zal, als oftet in desen testamente behoorlijck gheschreven ende vervat ware.’ Die clausule gaf aan Neeltgen Jans gelegenheid, om den 22sten Januari 1599 ten gunste van haren man nog eene beschikking te maken, die wij op één der beide afschriften met hare ‘eygender handt onder aen geschreven’ en door het echtpaar samen onderteekend vinden. Zij zegt daarin, dat zij tijdens het opstellen van het testament reeds begrepen had, dat - zoo zijn hare woorden:
‘Tusschen ons beyden daerin onderscheyt behoort gestelt te weesen, namelijck dewijle van mijn mans sijde heel veel meer goederen als van mijne sijde gecoomen sijn, sules dat genoechsaem tgene de Heere door sijnen zeegen ons verleent heeft, met de middelen, van sijne sijde gecoomen sijnde, gewonnen is, dat daerom behoorlijck waer, soo ick eerst coome te sterven, dat mijn man een seecker stuck gelts vooruyt geniete; dan hebbe hem doen ter tijt daertoe niet konnen beweegen, waerdoor niet | |||||||||
[pagina 408]
| |||||||||
daervan gestelt en is; maer alsoe ick daernaer al vervolgende tot verscheyden thijden met hem daervan gesproecken hebbe, heeft hij ten laetsten daerin bewillicht ende sijn soo geaccordeert, dat in gevalle de Heere mij eerst uyt deesen leeven haelt, hij alsdan booven den inboel ende huysraet sal vooruyt hebben van tghereedtste goedt de somma van ses duysent guldens current, ende van de reste den kinderen de helfte goet doen, in manieren als in deesen testamente gestelt is.’
Deze nadere beschikking bleek overbodig te zijn, daar Gerrit Pietersz. Hooft in 1600 lang voor zijne vrouw overleed, maar wij zien er uit, dat hij bij zijn huwelijk reeds een welgesteld man was, en kunnen daaruit opmaken, dat zijn vader, Pieter Willemsz. Hooft, de grootvader van den Drost, dat ook zal geweest zijn, al was die dan ook met cene Wormer boerin getrouwd. Een derde stuk is de volgende acte, die in 1607 werd opgemaakt voor den burgemeester Hooft en de weduwen van drie zijner broeders, waaronder ook de bovengenoemde Neeltgen Jans.
Wij Jan Thomasz ende Roetert Ernst, schepenen in Amstelredamme, oorconden ende kennen, dat voor ons gecompareert zijn d'Eersame Cornelis Pietersz. Hooft, tegenwoordich burgermeester deser stede, voor hem selven, Giertgen Jansdochter, weduwe wijlen Jan Pietersz Hooft, Giertgen Hendriex dr, weduwe wijlen Willem Pietersz. Hooft, ende Neeltgen Jansdr, weduwe wijlen Gerrit Pietersz. Hooft, geassisteert dye voors drye weduwen met hare respective voochden in naervolgende manieren, te weten dye voors. Giertgen Jansdr met haren zoon Pieter Jans Hooft, de voors. Giertgen Hendricksdr met Abraham Gillon, haers dochters man, ende de voors. Neeltgen Jans met haren zoon Jan Gerrits Hooft. Ende hebben die voors. comparanten inder qualiteit ende geassisteert als voren verclaert ende beleden, gelijck zij verclaren ende belijden mits desen, vanden anderen ende elck van anderen wel ende ten vollen voldaen ende betaelt te wesen den lesten penningen metten eersten van alle handelingen zoo in compagnie als daerbuyten, hoedanich die wesen ofte genaemt werden souden mogen, geenen uytgesondert, dye de voors. Jan Pieters Hooft, Willem Pieters Hooft ende Gerrit | |||||||||
[pagina 409]
| |||||||||
Pieters Hooft noch in leven sijnde metten anderen, als oock metten voors. Cornelis Pieters Hooft ende van gelijcken oock die de voors. weduwen te samen oft elck besonder nae het overlijden van hare respective mans metten voors. Cornelis Pieters Hooft alleen eenichsins gedaen ofte gehadt mogen hebben totten dage van huyden toe, bedanckende oversulcks elckander ende d'een den anderen van goede rekeninge, bewijs ende reliqua, belovende alle te samen ende elck besonder voor haer ende haren erffgenamen, malckanderen ende d'een den anderen uyt saken voors. met alle den aencleven ende gevolge van dien nyet meer te manen ofte te molesteren, nochte te gedogen bij yeman gemaent ofte gemolesteert te worden, in rechte nochte daer buyten in eeniger manieren, maer voor alle namaninge te bevrijden ende schadeloos te houden tegen oenen yegelijck; daer voren verbindende alle hare respective goederen, roerende ende onroerende, presente ende toecomende; stellende alle deselffde tot bedwanck van allen rechten ende rechteren. Behoudende nochtans ende welverstaende, dat hierinne nyet begrepen sijn alsulcke penningen, als de voors. Giertgen Hendricks dr ende Neeltgen Jans dr alsnu omtrent den tijt van een jaer metten voors. Cornelis Pieters Hooft in compagnie hebben gehadt ende alsnoch hebbende sijn, ende bij den voors. Cornelis Pieters Hooft werden geadministreert, volgende de bekentenisse, daervan bij den voors. Cornelis Pieters Hooft onder sijn eygen handt aen de voors. Gierlgen Hendricks ende Neeltgen Jans drs gelevert. Alles getrouwelijck zonder arch ofte list. Des toorconde hebben wij schepenen voornt deser brieven vier alleensluydende besegelt met onsen zegelen. Den derden Martii anno XVIc seven’
De notaris S. Henrix heeft het stuk geteekend, dat voorzien is van twee afhangende zegels in groen was, het eeno van Jan Thomasz. Cronenburg, het andere van Roetert Ernst. Dat Cornelis Pietersz. Hooft met zijne beide schoonzusters, Geerlgen Henricx en Neeltgen Jans (de derde, Geertgen Jans, was in 1608 overleden) nog minstens vier jaar ‘handelingen in compagnie’ heeft gedreven, blijkt uit een vierde stuk van 10 Januari 1611, van ongeveer denzelfden inhoud als het vorige, waarbij zij verklaren, met elkaar geheel te hebben afgerekend, en alle geldzaken, waarin zij sinds den 3den Maart 1667 met elkaar betrok- | |||||||||
[pagina 410]
| |||||||||
ken waren, te hebben vereffend, ‘behoudende nochtans, dat hierinne nyet begrepen zijn de somma van acht duysent, vier hondert zes ende vijftich guldens current, negen s uvers, acht penningen, alsnoch in 'tgemeen uytstaende, waervan elck van voors. comparanten zijn contingent zal ontfangen, volgende de specificatie onder de handt vanden voors. Cornelis Pieters Hooft aen de voors. Geertgen Hendricks ende Neeltgen Jans op dato deses overgelevert.’ Bij het opmaken van dit stuk werd Geertgen Henricx ‘geassisteert met Henrick Willems Hooft, haren zone ende voocht in desen, Abraham Gillon, haren swager (schoonzoon) ende Jan Gerrits Hooft, haren neve’, welke laatste weder zijne moeder, Neeltgen Jans, als voogd assisteerde ‘met Joost Claes, haren swager ende Henrick Willems Hooft, haren neve.’ De schepenen, ten overstaan van welke dit stuk werd opgesteld, en die er hun zegel in groen was aan hechtten, waren Jonas Witsen en Abraham Boom. De laatste twee stukken, waarvan ik melding kan maken, hebben betrekking op de achterkleindochter van Gerrit Pietersz. Hooft, namelijk Wijntgen Leeuw, gesproten uit het huwelijk van David Leeuw en Cornelia Hooft, de oudste der beide dochters van Pieter Hooft, tweeden zoon van onzen Gerrit Pietersz. Hooft. Het eerste is een van het grootzegel van Holland in rood was voorzien bewijs van lijfrente, groot vijftig gulden, in 1665 door David Leeuw gekocht voor zijn toen zesjarig dochtertje Wijntgen; het tweede een dergelijk bewijs, groot honderd gulden, een jaar later door den vader aangekocht voor dezelfde dochter, die in 1728 overleed, als weduwe van Arnout van Lennep, en moeder van Jacob van Lennep, haren tweeden zoon (zie Mr J. van Lennep, Het leven, van Mr. C. en Mr. D.J. van Lennep, 2de uitg, Amst. 1865 II, bl. 23-25), welke Jacob bestemd was grootvader te worden van onzen geleerden dichter David Jacob van Lennep, en overgrootvader van den nog beroemder dichter en romanschrijver Jacob van Lennep. Dr J. te Winkel. Groningen, Maart 1881. | |||||||||
[pagina 411]
| |||||||||
III.
| |||||||||
[pagina 412]
| |||||||||
Sophia SteenqoueGa naar voetnoot2, dochter van Theodorus S. en Maria van Seventer. Den 24n Augustus 1651 vind ik aangeteekend, dat Brigitta Hooft op dien dag haar kerkelijk huwelijk met Leenardt Dobbessen voltrokGa naar voetnoot3 in 't bijzijn van pater Laurijssen en voor de beide trouwgetuigen Gerbrandt Dobbessen en Pieter Hooft, haar vader. Eindelijk den 10n December 1662 beeft de fraaie schrijfhand van Dientje Noordijck, zij nam als vestalis of klopjen, de plaats in van Laurijssen, die, bij 't plegen van ‘paepsche stouticheden’, voor de tweede maal zijn arm gebroken had - allersierlijkst opgeteekend, dal Willem Dircx Hooft, tevens met Metje Jans, doopborg geweest is van Joannes Verdonck, zoon van Hubrecht V. en Maria Willems. Deze, elders nergens- door mij aangetroffen Willem Dircx, misschien een broeder van Crijn Dirksz. H., (Biz. uitg. bl. 24), kan een zoon geweest zijn van Dirk Krijnsz. Hooft en 't spilzicke Baartgen Krijn-Willemsdochter H., en dan is hij een stiefzoon van Joost van den Vondel Jr. Deze vijf Hoofden waren natuurlijk allen ‘van 't houtjen’. H.J. Allard. Maastricht, 5 April 1881. | |||||||||
[pagina 413]
| |||||||||
IV.
| |||||||||
[pagina 414]
| |||||||||
't Is vreemd, dat de Heeren nog heden niet begrepen, wáar uitsluitend de schoen wrong. De Heer Alb.Th. heeft, tot op de ontdekking van Mr. A.D. de Vries, bekend gemaakt in Eigen Haard No 12, niet veel meer gehad dan eene Ahnung van de leeftijd van Susanna in 1627. Hij is nu zeer in zijn schik met den gevonden datum (verg. Weekbl. Amsterdammer); maar die datum heeft voor zijn komedietjen geen waarde. Daarin heeft hij te doen met de persoon, die door P. Cz. Hooft in alle opzichten voor vol wordt aangezien. Als dus de Heer de Vries dat veertienjarige en kindorachtige van Susanna zoo dik onderstreept, bekladt hij eenvoudig onzen held, den Drost: want die bewoog zich in de waereld der feiten; de Heer A. Th. bleef in de waereld der litteraire fiktie. Dat hij 't verzonnen geval (de intrige) waarschijnlijk trachtte te maken, was zijn recht, en bij die waarschijnlijkheid komt het op geen 2 jaar meer of minder aan, zoo lang we in 't bezit zijn van den brief van Hooft. Is dat alles zoo onbegrijpelijk of onjuist? 25 April. Kirghbijl ten Dam. |
|