Dietsche Warande. Nieuwe reeks. Deel 3(1881)– [tijdschrift] Dietsche Warande– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 391] [p. 391] Aan Pieter Corneliszoon Hooft. 16 maart 1881. Aan u mijn groet, urbane Drost van Muyden! Aartskunstenaar met dichterlijk penceel! Uw gaaf (doorgloeid van d' adem van het Zuiden) Viel levenslang een tooverroê ten deel. De koopren taal, die Hollands burger voerde, Door u verlost van onduitsch drab en schuim, Werd, toen uw staf elektriesch haar beroerde, Verkeerd in goud, rijk, smijdig, diep en ruim. Ga nu te wed, o Glaucus, in haar stroomen, Begluur haar geestig rimplen langs het riet, Deel fluistrend meê, wie gij er langs hoort komen En 't blanke voetje in 't beeknat domplen ziet. Gij, Daifilo, verhaal van 't sterrenflonkren Dat, zelfs des daags, uw ziel ten doolhof leidt. Princessen, ziet het schouwtooneel verdonkren, Als Medicis haar ondergang beschreit. Ja, Medicis! nog elders daalt uw glorie: De Benvenutoos zijn uw erf ontvloôn: Hier cizeleert men liedren en historie Met fijner staal, dan van Florences zoon. [pagina 392] [p. 392] Aan u mijn groet, die met der schoonheid glansen Uw gastvrij huis doorgloeid hebt en bedaakt, Die Tesselschaâ met bloem en loverkransen Het vrouwlijk hoofd onsterflijk hebt gemaakt! Mijn groet aan u, Doorluchtig Ingezeten Van de eenge Stad, die Keizerskroonen spant! Wat staat u goed, de ‘fransche Koningsketen’, Republikein met onverslaafd geweten! Wat voelen we ons, met trots, aan u verwant! J.A.A.Th. Vorige Volgende