werklijk de keten is wechgelaten. Dit portret, in medaljon gevat, zonder handen noch bijwerk, heeft niet de eer gehad aan onze letterkundigen, die over het onderwerp geschreven hebben, te behagen (K. en Letterbode, 1847, 1o D. bl. 77; verder 162-65, en 209). Ondertusschen geeft het veel beter den indruk van Sandrarts werk te-rug: in zonderheid de oogen het voorhoofd en het haar, waarop zeer duidelijk het pruikjen, dat Hoofts bovenschedel bedekte, herkenbaar is, zijn bij Sijlvelt veel beter dan bij zijne voorgangers. Sijlvelt heeft echter ook het beeld omgekeerd; iets dat de gelijkenis altijd zeer benadeelt. Ook onder Sijlvelts portret prijkt het vaers van Vondel. In de 2o helft der XVIIIe Eeuw zijn er exemplaren van Perzijns versleten plaat in den handel gebracht, waaronder men de letters heeft wechgemaakt en een 4-regelig vaers van L. Van Ollefen heeft geplaatst.
Voords bestaat er nog een prent, bewerkt, in zijn klop- en ponsoneertrant, door J. Lutma de Jonge, levensgroote kop, weêrgaâ voor dien van Vondel; en eindelijk het kniestuk, dat op 't Rijksmuzeüm hangt onder no 45, aan Leendert Bramer wordt toegeschreven, maar niets anders is dan een zeer slechte (vergroote) kopij van Sandrarts schilderijtjen, ofschoon, volgends den Muzeümkataloog, A. Bloteling er eene gravure naar gemaakt heeft.
J.A.A.Th.