Dietsche Warande. Jaargang 10
(1874)– [tijdschrift] Dietsche Warande– Auteursrechtvrij
[pagina 491]
| |
Oude Amsterdammers.
| |
[pagina 492]
| |
hiel getroffen, waar de naald diep in doordrong en gedurende vijftien of zestien weken in bleef, zonder dat hij er zich in het minste om bekommerde. Toen echter werd de wonde gevaarlijk en men zond hem naar het dorp Jisp, bij den geneesheer Cornelis om genezen te worden. Hij moest drie jaren plat blijven liggen en liep gevaar het been of het leven te verliezen. Gedurende dien langen tijd bestond zijn eenigst vermaak in het nateekenen van prentjens, onder voorlichting van zijn vriend Bronckhorst. Zijn zoon Nicolaas bewaarde langen tijd een dezer teekeningen, namelijk een Bacchus naar Andrea de Mantegna. In dien tijd bracht de vermaarde Joseph Frans Borro geruimen tijd, als geneesheer, te Amsterdam door, namelijk van December 1660 tot het einde van 1666, en deze slaagde er in den jongen Verkolje volkomen te genezen. Toen hij weder gezond was, begon de jongeling alle boeken te lezen welke over de perspektief handelden, en in minder dan een maand verkreeg hij de kundigheden die hij noodig had. Toen maakte hij het plan om te gaan schilderen, en hij wist eenige stukken van Gerard van Zijl met zoo veel juistheid in den stijl en de manier van dezen kunstenaar na te volgen, dat zijne kopiën de liefhebbers bedrogen. Hij begreep echter, dat hij met uit zich zelven te willen leeren wat een meester hem in weinige lessen kon onderwijzen, te veel tijd verloor, en hij verzocht Jan Lievens hem te helpen. Deze ontving met genoegen zulk een leerling en gaf hem verscheidene stukken om af te maken, die Gerard van Zijl vóor zijn dood slechts geschetst had. Verkolje maakte kort daarna een schilderij volgens de manier van dezen kunstenaar en slaagde daarin zoo goed dat eenige liefhebbers die gekomen waren om het stuk te zien, zonder dat zij wisten dat het van hem was, in zijne tegenwoordigheid zeiden dat Lievens zelve nog nimmer iets zoo schoons gemaakt had, en dat zij niet konden begrijpen hoe hij in het bezit was van die schilderij, daar Gerard dood was. Verkolje verliet Lievens, na zes maanden bij hem geweest te zijn. Hij was een der eersten die zich in Holland onderscheiden hebben in de zwarte-kunst-gravure, welke hij zonder meester geleerd had. In 1672 vestigde hij zich te Delft, waar | |
[pagina 493]
| |
hij huwde met Judith, dochter van Nicolaas Voorheul of Verheul, ‘chirurgien ordinaris’ van de stad, wiens graf men in de Oude Kerk vindt, en van Maria Velsen. Hunne familiën waren sedert eeuwen verbonden met de patricische familiën die de voornaamste ambten vervulden, en die verbintenissen hebben zonder twijfel medegewerkt om aan Verkolje bestellingen te verschaffen en hem aan te moedigen; hij verwierf zoo veel vrienden en kwam zoo zeer in aanzien, dat men hem met algemeene stemmen tot ‘Diaken’ of armenverzorger verkoos. Hij schilderde uit eigen liefhebberij een aantal personen uit zijn omgeving, als ook de militaire wacht die bij zijne woning geposteerd was, en een ieder was verwonderd over de gelijkenis der wezenstrekken. Hij hield er ook van om feesten, gezellige bijeenkomsten en tooneelen van minnarij te schilderen. Onder zijne leerlingen noemt men Thomas van der Wilt, Jan van der Spriet, beiden van Delft en portretschilders; de laatste gestorven te Londen; Albert van der Burg van Delft, Hendrik Steenwinckel en Willem Verschuring. Weyerman, Descamps, Houbraken, en zijn zoon hebben zijn portret geschilderd. Verkolje schilderde te Delft: De kinderen van Van der Heul, buskruitfabrikant bij de Waterslootsche Poort. Het huisgezin van den Burgemeester Berkhout. De Burgemeester Vreedenburg en zijn huisgezin. De Bries, advocaat en zijne echtgenoote. Geeraardt Brandt, predikant der Remonstranten. Bogaert, rechtsgeleerde. Wolferd Sengwerd, professor in de philosophie te Leiden, geschilderd 1686 en zijne echtgenoote Elisabeth van der Does, geschilderd 1685, van gelijke grootte, 0.60 meter bij 0.52; toebehoorend aan den Heer Graaf Nahuys te Utrecht. Abraham van Bleyswijck, Burgemeester te Delft, werd door hem geteekend. Johannes Roldanus, predikant te Enkhuizen, werd geschilderd en gegraveerd door J. Verkolje. Folio. | |
[pagina 494]
| |
G. Roldanus, geschilderd en in zwarte kunst uitgevoerd, door J. Verkolje. F. Coster, predikant te Hoorn, geschilderd door J. Verkolje, is door Valck gegraveerd. J.G. Bronkhorst, dierenschilder, geschilderd door Verkolje werd gegraveerd door v.d. Vinne. L. Bidloo, dichter, geschilderd door Verkolje, is gegraveerd door Houbraken. Guilielmus Saldenus, theol. doct., 1670, aetat. 55, geschilderd en gegraveerd door Verkolje. Folio. Anthony van Leewenhoeck, geschilderd en in aquatint gegraveerd, 1686, door Verkolje, met 6 Hollandsche verzen er onder. Cornelius van Aken, predikant te Opperdoes, desgelijks. Theodoor van Brakel, predikant te Makkum: evenzeer. Wilhelmus van Brakel, predikant te Rott.; als boven in 1686. Johannes Goethalsius, Prim. Schellinghoutanae post Purmerendanae Pastor, gegraveerd 1670 aetat. 60 in zwarte kunst. Hij was aalmoezenier van prins Frederik Hendrik; dit portret is nogmaals gegraveerd door Verkolje, maar in eene andere manier. Willem Hendrik, Prins van Oranje (later Willem III, Koning van Engeland) staande, in plechtgewaad: zwarte kunst. Verkolje heeft het tweemalen gegraveerd, eens met het natuurlijk hoofdhaar en eens met een pruik. Karel I, Koning van Engeland, in plechtgewaad in een armstoel gezeten; op een tafel kroon en scepter. Gegraveerd door Verkolje naar P. Lely. Maria, Koningin van Engeland, in rijk gewaad met een bloemruiker in de hand. Naar P. Lely in zwarte-kunst door Verkolje. His Royal Highness James Duke of York. Kneller pinxit, J. Verkolje fecit et excudit 1684. The Dutchess of Grafton (Isabella, gravin van Arlington), in het midden van een landschap gezeten. P. Lely pinxit, J. Verkolje fecit et excud. 1683. Mevrouw Parson, ten halven lijve zittende, in het midden van een landschap. P. Lely pinxit. J. Verkolje fecit et excud. 1683. | |
[pagina 495]
| |
Hortense Mancini, Hertogin de Mazarin, naar P. Lely, zwarte-kunstplaat door Verkolje. Josias van der Kapelle, Leeraar in de gemeente Jesu Christi aet. 60. Anno 1692 naar Willem Verhulst gegraveerd door Verkolje. Een meesterstuk in de aquatintkunst. Steffan Wolters, Amator artium, ten halven lijve. Kneller pinxit. J. Verkolje fecit et excud. 1681: zwart. 4o. Martinus van Boeckelen, Nativitate Mechlenburgicus. A. Bakker pinxit. J. Verkolje fecit et excud, gegraveerd 1683 met het familiewapen. Hij werd van Zweden naar Bremen gezonden, en is voorgesteld, zittende in een leuningstoel. Heinrich Haeks, van Lubeck, koopman te Amsterdam, door J. Verkolje 1697. 12o. J. de Rijk, bouwkundige en dichter, zwarte kunst. P. Coeterier, schilder, is geteekend door J. Verkolje. J. Verkolje had zijn eigen portret geschilderd; op een schildersezel ziet men het portret zijner echtgenoote. Dit schilderstuk is in zwarte kunst gegraveerd door zijn zoon Nicolaas. Eene teekening in Oostindischen inkt, hem zelven voorstellende in busten, het hoofd met een kapje gedekt, bevindt zich in de verzameling Muller, No 5632. Meest al de genoemde gravuren zijn in folio-formaat. Jupiter, Leda verrassende, 11 duim hoogte op 15 duimen breedte, is gegraveerd geworden door L. Garreau. In de galerij van Graaf von Moltke te Kopenhagen heeft men van hem een schilderij op doek 22¾ duim bij 19¾, eene muzikale oefening voorstellende. Eene jonge dame heeft hare luit even ter zijde gelegd, terwijl zij de noot zingt, die haar aangewezen wordt door een man, die deze noot ter zelfder tijd aanheft. De gitaarspeler slaat de zelfde noot aan op zijn instrument. Een hazewindhond is als aandachtig toehoorder er bij gezeten. Die noot houdt zoo zeer het gezelschap bezig, dat de neger te vergeefs ververschingen aanbiedt, terwijl eene oude vrouw, aan wie de vioolspeler het stilzwijgen oplegt, heimelijk is binnengekomen. Hoewel verscheidene deelen van dit schilderstuk, bijv. het wit satijnen kleed der dame, uitmuntend zijn | |
[pagina 496]
| |
uitgevoerd, heerscht er toch eene zekere matheid in het geheel; welk gebrek na 1670 niet vreemd is in de hollandsche school. In de galerij van het Louvre bevindt zich een tooneel uit het familieleven. Eene jonge vrouw zit met een kind op hare kniën in het midden eener kamer. Het kind heeft zijne hand op den boezem zijner moeder gelegd en kijkt naar een kleinen hond, dien men doet dansen, terwijl eene dienstmaagd eene drinkschaal binnenbrengt. Dit stuk is geschilderd in 1675. Op de verkooping van Sollier in 1781 werd eene schilderij van Verkolje verkocht, voorstellende een man, die op de fluit speelt, eene vrouw die zingt en twee andere personen, voor een som van 572 livres, en bij de verkooping van Neymann heeft men 280 livres betaald voor eene zinnebeeldige voorstelling van de kunsten en wetenschappen door Verkolje in Oostindische inkt geteekend. Venus en Adonis is een der meest gewaardeerde stukken van Verkolje; het is gegraveerd geworden door G. Valck. Folio. Het bad van Diana, als zij de zwangerschap van Calista ontdekt, is geschilderd en gegraveerd door J. Verkolje. Folio. Venus en Amor, ‘Lasciva Venus blandusque Cupido.’ J. Verkolje fecit et excudit 1682. Folio. Jupiter en Calista. C. Netscher pinxit. J. Verkolje fecit. Folio. Pan en Pomona. Een herder en een herderin in een idyllisch landschap; rechts twee geiten, links een standbeeld van Venus en eene fontein. C. Netscher pinx. J. Verkolje fecit. Gr. folio. Een jong meisjen met eene fluit, aan de zijde van haren minnaar. Voor haar zit een grijsaard met langen baard, die een muziekboek in de hand houdt. Gravure. Folio. Eene vrouw met een pot, bij een venster staande. Achter haar een jonge man met een beker in de hand. J. Uchtervelt, pinxit. J. Verkolje fecit. Gravure in folio. Een jonge man, in de eene hand een glas houdende, terwijl hij met de andere een jong meisjen liefkoost. Gravure naar Uchtervelt, uitgevoerd door J. Verkolje. Een grijzaart, een blad lezende, ten halven lijve. 8o. Gravure. Het hoofd van een grijzaart met langen baard, en profil rechts. Klein 8o. Gravure. | |
[pagina 497]
| |
De vijf zinnen, vijf zeldzame bladen. 4o. Gravure. Een geknielde boetvaardige, verlicht door een lamp. Zwarte kunst. Een hoornblazer, in zwarte kunst. De beide laatste bladen worden zeer geroemd. Een blaffende waterhond op eene tafel. 4o. Gravure. Een blaffende waterhond op den vloer. 4o. Gravure. Een dansende waterhond. 4o. Gravure. Een slapende hond. 4o. Gravure. Een loopende hond rechts; gegraveerd 1680. 4o. Een loopende hond links; gegraveerd 1694. 4o. Een loopende haas. Gravure. Een kat met zijne kleinen op een kussen liggende te slapen. 12o. Een haan en twee hennen. Gravure. 12o. De Leydsche Boer, Japick van Leyden, zwarte kunst. Een verzameling van kleine teekeningen in Oostindische inkt met de pen vervaardigd, door Verkolje, en voor het grootste gedeelte bestemd om als titelplaten voor boeken te dienen, bevond zich in 1810 in het kabinet van den Heer Paignon-Dijonval te Parijs; eene andere verzameling in het kabinet Sylvestre.
Nicolaas Verkolje, zoon van den voorgaande, leerling zijns vaders, even als deze schilder en graveerder, vroeger als een buitengewoon talent beschouwd, en door de dichters Feitama en Bogaert bezongen, werd den 11n April 1673 te Delft geboren. Op twintigjarigen leeftijd zijn vader verloren hebbende, alvorens zijne vorming als kunstenaar voltooid was, trachtte hij dat verlies zoo veel mogelijk te vergoeden door verdubbelden ijver in de studie. Hij was reeds tamelijk ver gevorderd in zijne kunst, en weldra wist hij door eenige schoone portretten de aandacht van invloedrijke personen tot zich te trekken. Door dat welslagen aangemoedigd beproefde hij zijn genie op grootere voorwerpen en waagde hij het historische stukken te schilderen. Spoedig zag men schilderstukken uit zijne handen komen, die door de liefhebbers bewonderd en gekocht werden. Daarna belastte men hem | |
[pagina 498]
| |
met grootere werken voor de versiering van zalen en huizen; nooit was hij een oogenblik zonder bezigheid, en men zegt dat hij zich zelfs onder het eten met lezen onledig hield. Zijne nachtelijke tooneelen vooral hebben een bewonderenswaardig effekt. Even als zijn vader bestudeerde hij de zwarte kunst of aquatintgravure; maar hij streefde hem verre voorbij. Hij heeft ook een groote vermaardheid verworven door het talent, waarmede hij in Oostindische inkt teekende. In 1718 werd hij zoodanig door de derdendaagsche koorts aangetast, dat hij gedurende zeven maanden niets kon schilderen. Hij bracht het laatste gedeelte zijns levens te Amsterdam door, waar hij den 21 Januarij 1746, waarschijnlijk door een aanval van beroerte, met het penceel in de hand stierf. Onder zijne geschilderde portretten kent men die van Christoffel Beudeker, zich in zijn kabinet te Delft met zijne medailles bezig houdende. De Heeren van Obreede, van Foreest en van Pijlswaart. Mevrouw van Schoonewal. De Heer van Oosthuysen te Hoorn. Abraham Bogaert, overleden 1727. Herman Hengstenburg, schilder, gestorven 1726. Hendrik Grave, admiraal van Holland. P. Poiret, godgeleerde, gestorven 1719. Dit portret is naderhand gegraveerd geworden door de Breen. Johannes Verkolje Jr., zijn broeder, in het bezit van den Heer Eyck van Zuylichem te Maartensdijk. Anna Maria Wulffing, zijne echtgenoote, borstbeeld in natuurlijke grootte, 27 duim bij 21, ovaal. In het bezit van den heer Burman-Becker te Kopenhagen. Johanna Antonia Verkolje, zijne dochter, in wit satijn gekleed, in zittende houding spelende met een papegaai, die aan zijne kooi hangt; op hare kniën ligt een muziekboek; voor haar staat eene tafel met een prachtig kleed bedekt, en op den achtergrond vertoont zich een rijk vercierde schoorsteen. Dit stuk is op hout geschilderd, 25½ bij 19½ duim groot, en vervaardigd in 1734, korten tijd nadat zijne dochter de kinderpokken had | |
[pagina 499]
| |
gehad. Het behoort aan den heer Burman-Becker te Kopenhagen. Nicolaas Verkolje, zijn zoon, geboren 1726, staande op een ouderwetsch balkon; op linnen geschilderd 23 bij 19 duim; in het bezit van den heer Burman-Becker te Kopenhagen. Zijn eigen portret, door hem zelven in 1723 geschilderd, behoort aan den heer Eyck van Zuylichem. Dit portret werd in 1753 gegraveerd door J. Houbraken, waaronder Feitama zes regels plaatste. Het zelfde portret is met eenige veranderingen gegraveerd geworden door Arnoud Rentinck. Behalve deze heeft men nog portretten van hem door van Gool en Descamps vervaardigd. Een portret van hem zelven op meer gevorderden leeftijd, met een geopende portefeuille voor zich, en médaillon, is gegraveerd door H. Boeken. Johanna Antonia Verkolje, zijne dochter, op den leeftijd van 4 jaren, staande in het venster van een balkon, op welks leuning een mandtjen met bloemen staat; met de linker hand houdt zij het mandtjen vast, terwijl zij de rechter hand boven de bloemen uitstrekt; geschilderd in 1717 op linnen, breedte 53, hoogte 64 duim. Behoort aan Mevrouw van Breugel Douglas; geteekend N. Verkolje. Zijn eigen portret, genomen op middelbaren leeftijd, als borstbeeld op koper geschilderd, breed 5, hoog 61 duim; met een penceel van buitengemeene fijnheid allerkeurigst uitgevoerd. Het portret van Dr Cornelis 's Gravensande, praelector anatomices et chirurgiae te Delft (geb. 11 Mei 1631, overleden 2 Dec. 1691), op koper; behoort aan den Heer 's Gravesande Guicherit te Delft. Jacob Pijnacker; behoort aan den Heer H.A. van der Schalck te Schiedam. Carl Borchard Voet, pictor florum, gestorven 1745. De zelfde dien N. Verkolje in zwarte-kunst gegraveerd heeft.
Zijn gegraveerde portretten zijn: Augustus II, Koning van Polen en Keurvorst van Brandenburg. O. Ellig inv. N. Verkolje fecit. Ovaal met rijke versieringen. Op de banderolle de slag van Kalisch: 29 October 1706. Groot folio. | |
[pagina 500]
| |
Hendrik Grave, admiraal van Holland; in wapenrusting, borstbeeld. 1744. Folio. Hugo van der Helst, pastor ecclesiae Amstelod. met een boek in de hand bij een tafel staande. Folio. Zwarte-kunst. Jan Verkolje, zijn vader, naar G. Schalken. 4o. Gerardus Puppius Hondius Hornanus, ecclesiast. Amstelodam. L. van Breda pinxit. N. Verkolje fecit. Zwarte-kunst. Bernardus Picartus, Delineator et sculptor. J. Marc. Nattier; pictus anno 1709 et a N. Verkolje aere expr. Amstel. 1715. Folio. Bauer, rechtsgeleerde te Leipzig. D. Klein pinxit. N. Verkolje fecit. Gr. folio. Hieronimus van Beverningk. Maes pinx. N. Verkolje fecit, Folio. J.P. Zomer, beroemd liefhebber, met een portefeuille en een teekening in de hand. A. Boonen pinx. 1715. N. Verkolje, fecit et excudit 1717. Zw. kunst. Folio. Er zijn twee verschillende bladen; het eene draagt dit opschrift: ‘natus 10 Martii anno 1641’, en op het blad, dat hij in de hand houdt, ziet men eene naakte figuur. Het opschrift op het andere blad luidt aldus: ‘natus 10 Martii anno 1641, denatus 18 Maji anno 1724’, en op dat blad ziet men het afbeeldsel van Zomer. Frans van Schie, onderwijzer aan de latijnsche school te Dordrecht, naar Houbraken. Zwarte kunst. 4o. C. Speelman, Goeverneur generaal van Indië. Zw. k. Jan Verkolje, zijn vader, naar dezen gegraveerd in zwarte kunst; op een schildersezel staat het portret zijner moeder. J. Walraven, schilder te Amsterdam; teekening in Oostindischen inkt. 8o. J. Moelart, kunstliefhebber, bij een venster teekeningen ziende. A. Houbraken inv. N. Verkolje fecit. Zw. kunst. Fol. Jacob Zeeus, dichter te Amsterdam, gestorven 1718; teekening in Oostindischen inkt. Verkolje werd uitgekozen om de voorname personen te teekenen, die de beroemde knipster, Johanna Koerten-Block met hunne hoogachting hadden vereerd; en al deze portretten zijn bewonderenswaardig. Te Amsterdam was bij den Heer Ziedervelt (?) eene geheele zaal behangen met schilderingen van Nicolaas Verkolje, | |
[pagina 501]
| |
de geschiedenis van den Pastor Fido van Guarini voorstellende. Een zaal van den heer van Mollem te Utrecht was ook door hem vercierd, en op de buitenplaats van den heer Moller schilderde hij verschillende behangsels.
Zijne historische en mythologische schilderstukken en andere samenstellingen zijn: Hagar in de woestijn, op het oogenblik dat haar een engel verschijnt. G. Valck heeft het gegraveerd. Folio. Cleopatra, die bij een feest de eerste plaats inneemt, bevond zich in den Haag bij den heer Lormier. Mozes, in den Nijl gevonden, uit de verzameling van den heer Leendert de Neufville te Amsterdam, behoorde vroeger aan den Konsul van Denemarken, den Heer West, die het voor 3000 livres verkocht aan den Heer Dubreuil te Parijs. De heilige Petrus, zijn Heer verloochenende, en Bethsabé in het bad, geschilderd in 1716, maakten deel uit van de verzameling Neufville en bevinden zich nu in die van Hope te Londen. De bevallige naaister, aan wie een man het hof maakt, beiden door het licht eener kaars beschenen, behoorde aan den heer Marye te Rouaan. Proserpina, met hare gezellinnen in de velden van Enna op Sicilië, Pluto niet bemerkende die het gunstige oogenblik afwacht om haar weg te voeren, bevindt zich in het Louvre, waar ook was: Een grijzaart, voor zijn lessenaar gezeten en een pen versnijdende. Dit laatste stuk is in 1815 teruggegeven aan den Koning der Nederlanden. Twee naakte nymfen in een landschap. Eene Dame, door een hoornblazer uitgenoodigd wordende om een glas wijn te drinken, is te Dresden. Eene heidin, die aan een jong meisjen de toekomst voorspelt. Een klein meisjen, aan wie een jager een vogel geeft; op het eerste plan een jachthond. Dit stuk bevindt zich op het Berlijnsch Muzeüm, waar het nummer 1012 heeft. | |
[pagina 502]
| |
Een koncert van twee zangers en eene Dame, die hen op de violoncel begeleidt, werd bij de verkooping van Nienhoff in 1777 verkocht voor 1850 guldens. Eene Dame, voor een gedekte tafel gezeten, door een man geliefkoosd. De verloren zoon, door G. Valck gegraveerd. Gr. folio. Hersa en Mercurius, op linnen, 38½ bij 44 duimen, bevindt zich in de galerij te Kopenhagen. Hersa, geholpen door hare dienstmaagden, is bezig haar toilet te maken; zij wacht haren minnaar Mercurius, die aan de deur door Aglaura wordt tegengehouden. Een slapende Venus, op hout, 14½ bij 25½ duim, behoorde aan den Konsul West en bevindt zich in de galerij te Kopenhagen. Een rood kleed bedekt ten halve de Godin. Een Silenus tracht haren gordel wech te nemen, terwijl een satyr den zoon der Godin met een roede de deur uitdrijft. Met opschrift: N. Verkol. 1707. Een jonge man en eene jonge Dame benevens een page, geschilderd in 1707, bevindt zich op Lutonhouse in Engeland. Bij den Heer Jan de Wolf te Amsterdam bevond zich een klavier, welks deksel heerlijk schoon versierd was geworden door N. Verkolje. De Heer David Valkenier, Schepen van Amsterdam, was in het bezit van de wechvoering van Europa door Jupiter in de gedaante van een stier. Te Gorinchem vercierde hij in den Stadsdoelen een schoorsteen met een schildering, voorstellende een boodschapper, die aan een officier een brief overhandigt.
Zijne gravuren in verschillend genre zijn: De tooverheks, naar G. Douw. Folio. Een feest in een tuin, jagers en soldaten, naar Jan-Bapt. Weenix, wordt beschouwd als een meesterstuk der kunst. Een meisjen met eene muizenval en een jongen. G. Douw, pinxit, N. Verkolje fecit. Folio. De kunstenaar eene naakte vrouw schilderende, door een kunst minnaar (‘Amateur’) beschouwd. A. Houbraken inv. N. Verkolje fecit. Zwarte-k. Folio. | |
[pagina 503]
| |
De grijzaart. A.W. Houbraken, inv. N. Verkolje fecit. Ovaal. 4o. Een man met een spitsen hoed op, in de eene hand eene pijp en in de andere een glas houdende, naar A. Matham. Gr. fol. Een grijzaart in een tuin en een meisjen een klein portret in de hand houdende, dat aan een koord is vastgehecht. Folio. De Heilige Familie, naar A.v.d. Werff. Zwarte kunst. Folio. De Heilige Petrus, ten halven lijve, met gevouwen handen, naar Linschoten. Folio. De Heilige Paulus. Kramm spreekt van een H. Paulus, dien hij in zwarte kunst gezien heeft, uitgevoerd door N. Verkolje, naar A. van Linschoten. Diana en Endymion, naar C. Netscher. Zwarte kunst. Folio. Bacchus en Ariadne, naar C. Netscher. Id. Folio. Twee naakte nymfen in een landschap. Gr. 8o. Een lachende jonge man. Een lachende man en vrouw, naar F. Hals. 4o. Een jonge man, die een Hercules teekent. Folio. Een teekenende jongen, een muts op het hoofd en een pelsrok aan; naar G. Schalken. 4o. Een man, die bij kaarslicht een pen versnijdt, naar G. Schalken. 4o. Het slapende kind, naar C. Netscher en Vaillant. Een meisje in haar hemd, bij een bed, met een kaars in de hand. G. Schalken pinx. N. Verkolje fec, G. Valck excudit. Folio. Eene Dame, voor een gedekte tafel gezeten en door een man geliefkoosd. N. Verkolje pinx. et fecit. G. Valck excudit. Folio. Eene heidin, de toekomst aan een jong meisjen voorzeggende, terwijl een man achter haar lacht. N. Verkolje, pinx. et fecit. Valck excudit. Folio. Een schoothondtjen, dat op een stoel springt. Kl. 4o. De leeuw en de hond. 8o. Een pissend paard, naar W.Ph. Wouwerman. 4o. Twee kleine honden op den grond spelende. Dit stuk is zeer gezocht om de uitnemende sijnheid van het werk. | |
[pagina 504]
| |
Hij teekende de schoone wandschilderingen van G. Lairesse in de raadzaal te 's Gravenhage, die hij uitvoerde in Oostindischen inkt en die bewonderenswaardig zijn.
Onder zijne leerlingen telt men Jan Maurits Quinckhard en Arnold Rentinck.
Johannes Verkolje de jonge was de jongste broeder van den voorgaande; hij oefende te Amsterdam het beroep van makelaar uit, maar hij hield zich van tijd tot tijd bezig met de graveerkunst in mezzo-tinto. Men kent van hem: Een man op de fluit spelende, naar F. Hals. Een man met een grooten hoed op, spelende op een dwarsfluit, naar de rechterzijde gekeerd, het hoofd bijna van ter zijde gezien. Dit blad bevindt zich in de verzameling van den heer J.Ph. van der Kellen te Utrecht. Eene Dame met een papegaai op de hand, waarvan zich een exemplaar op het muzeüm te Amsterdam bevindt. Een blaffende hond. Een Neptunus. Vóór Kramm werden No 2 en 3 toegeschreven aan Johannes Senior. Omstreeks het einde der 18e Eeuw leefde te Amsterdam nog een Abraham Verkolje, die schilder was en van wien Adolf Roelofswaart een leerling werd. Hij schilderde portretten en historische tooneelen en schijnt zich te Rijswijk gevestigd te hebben in 1776.
Ondanks het groot getal woordenboeken van schilders bestaat er nog geen, dat een volledige opgave bevat der voortbrengselen van de Verkoljen. Iedere vermeerdering van den tegenwoordigen kataloog en de hier geleverde korte biografische aanteekeningen zoû met veel genoegen door steller dezer worden begroet. | |
[pagina 505]
| |
|