Dietsche Warande. Jaargang 9
(1871)– [tijdschrift] Dietsche Warande– Auteursrechtvrij
[pagina 470]
| |
Bessie van Meurs, gerehabiliteerd.In het ‘Oude Doolhof’ hier te Amsterdam, had men ter rechter hand bij het binnenkomen der kunstzaal (zal ik maar zeggen) eene reeks zitplaatsen, trapswijze ingericht gelijk (sans comparaison) in het Coliseum: uw zitplaats was, des verkiezende, voetbank voor uw achterbuurman. Tegenover die tribune of estrade, welke zich, in de lengte van het gebouw, langs de vensters uitstrekte, waren de beelden en verdere kunstwerken op verschillende hoogten langs den wand geschaard, en dus tegenover het daglicht. De voorwerpen op kleinere schaal, als bijv. ‘Salomon op sijn conincklijcken throon’ en de hem voorbijraderende optocht der Koningin van Saba, stonden vooraan, en op eene bekleede toonbank ter hoogte van 4, 5 voet. De uitlegger liep heen en weêr tusschen deze toonbank en de kolizeesche trappen. In de diepte, tegenover de gemeene ingang, stond onder anderen de ‘Reus’ met David, en zat de reuzin. Boven de ingang was, in den hoek, eene geprivilegieerde plaats voor de rijke-luî-kinderen, die zich met de noten- en scharrenetende menigte niet wilden afgeven. Boven gemelde toonbank en de gebouwen en andere voorwerpen, die zich daarop verhieven, liep, ter hoogte van een voet of 10, eene galerij, op welke tien of twaalf gebootste beelden van ‘was’Ga naar voetnoot1 te zien waren. Een der beelden, die tot de middelste behoorden, was op een verguld houten throonstoel gezeten, die tot de XVe Eeuw gebracht wordt, om dat de rug met boogjens voorzien is en een frontaalvorm heeftGa naar voetnoot2. Die stoel heeft men ter oudheidkundige tentoon-stelling en elders kunnen zien. Ik zoû hem niet veel hooger | |
[pagina t.o. 470]
| |
Ed. Dijardin.
naar Jan Tiel | |
[pagina 471]
| |
ouderdom dan 3 eeuwen durven toeschrijven. Belangrijker was nog het personagie, dat er op zat en, meen ik wel, tot die beelden behoorde, welke, op kommando van den strijkijzermaker-doolhofexplikateur, al ratelend opstonden en weêr plaats namen. Op dien throon dan zat een vrouw (een der gebootste beelden), die aan de gapende menigte als ‘Bessie van Meurs’ geprsezenteerd werd, ‘dat leugenachtig wijf’, dat zeide in geen 7 jaar gegeten te hebben, en de kruimels zaten nog aan haar mond. Zij maakte werklijk eene beweging met de hand, om deze getuigen van hare geveinsdheid te verdrijven. Ik weet niet, wat er van ‘Bessie van Meurs’ en hare wassen facie geworden is. Ik herinner mij ook niet, welke de uitdrukking was van haar gezicht. De naam ‘bessie’ duidde op eene oude vrouw en dit was dan ook de indruk, dien de kinderen in het Doolhof van haar kregen. Ik heb het genoegen hier het portret over te leggen, van de interessante persoonlijkheid, die, in de amsterdamsche straattraditie, tot een ‘leugenachtig wijf’ is omgeschapen. Het was blijkbaar eene schouwster: iemant van het geslacht der mystieke personen, die in de eeuwen des geloofs leefden zonder voedsel te gebruiken, die, biddend, van den grond geheven werden, waarvan Thomas van Cantimpré en andere ernstige denkers en schrijvers verklaren, dat zij ze van buiten tegen torens hebben zien opvliegen en over de toppen van boomen hebben zien wandelen. Het ‘bessie van Meurs’ was, in haar bloeitijd, geen bestjen, maar eene jonge dochter, Heva Vliegen genaamd, wie door haar stiefmoeder het voedsel benijd en onthouden werd en die daarom van God gebeden had, dat zij van de nooddruft der voeding ontslagen mocht worden, en dat zij zich mocht kunnen onderhouden met bloemen des velds, als zij ze had, of met den dauw, die elken morgen als een honigzeem op hare lippen stond. Zeventien jaar lang liet God haar aldus leven. In den rand van de XVIe-eeuwsche engelsche portretgravure, die men van haar gemaakt heeft, staat: ‘Mary that lived at Meurs in Cleveland without Food aetat. 40. The pourtrature of Eva Fliegen the miraculous.’ | |
[pagina 472]
| |
Onder het portret staat: I was that pray'd I never might eat more
('Cause my stepmother grutched mee my food)
Whether on Flowers I fed; as I had store:
Or on a dew, that every morning stood
Like honey on my lips, full seaventeene years.
This is a truth, if you the truth will heare.
‘And are to be sould in Popes head Ally by George Humble.’
Jan Tiel bezorgde in 1615 eene hollandsche gravure, waarnaar wij onze afbeelding op steen hebben laten brengen. In den boog staat: dit is heva vliegen tot mevrs. Onder het portret leest men het volgende kreupelrijm: Die ghij de wondren Godts (buytend' natuerlijck wercken)
T'aenschouwen fijt gesint. Niet als de luyden licht
Oft die 't belachen al dat sijne handt uijtricht:
Siet hier een bloem eerbaer gegroeijt in Meurs Stadts percken,
Daer sij noch levend' haer handen voegt met s'geests vlercken.
Te louen haren Godt omschijnt haer een claer licht,
Daer met sij op haer tong' (opdat sij blijft onbeswicht)
[opdat sij niet en swicht]
Dalen voelt shemels sucht, haer lijff en siel te stercken.
[Voelt dalen] [om]
Soo dat in seventhien iaer en sess maendt geleden
Deess' maegt noijt att noch dranck als drijmael wat vocht heden,
En alsoo door Gods cracht werd onderhouwen. Soot
De Waerheijt getuijgt elck, die des wel sijn bewust:
Op dat niemant naerlaet hem te dienen met lust,
Die nu soo wel als doen doet leven sonder broodt.
Anno salutis humanae 1615.
Ian Tiel excud.
P.D.K.
Onder ons portret had niet moeten staan ‘naar Jan Tiel’, want deze schijnt alleen uitgever geweest te zijn. J.A. Alb. Th. |