Dietsche Warande. Jaargang 9
(1871)– [tijdschrift] Dietsche Warande– Auteursrechtvrij
[pagina 1]
| |
Gustaaf Adolf, Koning van ZwedenGa naar voetnoot1,
| |
[pagina 2]
| |
cisme afbreuk te doen, en gevolgelijk ook niet om als apostel der Luthersche godsdienst op te treden, hebben verreweg de meeste schrijvers den koning van Zweden nog liever (ofschoon ftilzwijgend) tot eenen huichelaar en leugenaar gemaakt, dan dat zij van hun lievelingsdenkbeeld zouden afzien Gustaaf als geloofsheld te schilderen. Men verliet zich daarbij op den Zweedschen geschiedschrijverGa naar voetnoot1 Chemniz, welke in dienst der regeering ftond, en 's konings persoonlijkheid natuurlijk in een den volke welgevallig beeld afmaalde; en men vroeg niet, wat al andere ftemmen in andere landen zich vóór of tegen Gustaaf hadden uitgesproken, niet eens (zoo als wij zeiden) in hoeverre Gustaafs eigen woorden en bedoelingen met die overeenftemmen, welke hem door zijnen geschiedschrijver worden toegedicht. Sedert de Wasa's, in het begin der zestiende eeuw, den Zweedschen troon hadden veroverd, was de algemeene administratie des lands niet slechter geworden; Zweden was zelfstandiger opgetreden. Maar zij die dit geflacht verheerlijken bedenken niet met hoeveel onrecht en gruwelen de regeering der Wasa's gepaard ging, en wat al krenking het Zweedsche volk ondervond, door de autokratische maatregelen van Gustaaf Adolf zelven, die hem zijn doel moesten doen bereiken. De duitsche geschiedschrijvers vooral bekommerden zich daarom weinig, en oordeelden, uit afkeer van de katholieke godsdienst, slechts naar hetgeen hij in Duitschland deed; schoon zij uit andere bronnen den grond en het doel zijner handelingen hadden kunnen leeren kennen. Zoo plantten zich de vooroordeelen tot in onze eeuw voort, toen de geleerde Westenrieder en anderen in het tweede vierde gedeelte daarvan verzamelingen van aktenftukken begonnen uit te geven, waardoor langzamerhand de ware geest des beroemden | |
[pagina 3]
| |
krijgers aan den dag moest komen. Doch eene eigenlijke samenhangende geschiedenis van den 30jarigen oorlog of een gedeelte daarvan hierop gebouwd was nog uitgebleven, toen in 't jaar 1837 August Friedrich Gfrörer, toen ter tijd nog protestant, en opper-bibliothekaris aan de koninklijke bibliotheek te Stuttgart, zijnen ‘Gustav Adolph, König von Schweden’ bij Krabbe te Stuttgart in 't licht gaf. Dit werk legde den eersten grond tot eene meer onpartijdige beoordeeling des levens en der bedoelingen van den Zweedschen koning, en vond zulk eenen algemeenen bijval, dat na weinige jaren eene tweede en derde uitgave noodzakelijk werden en 12000 exemplaren zich naar alle landen van Europa verspreidden. Ondertusschen had eene menigte andere schrijvers de hand aan 't werk geslagen, tot nadere toelichting van een gedeelte of het geheel des dertigjarigen oorlogs. Karl Hagen, almede een protestant, in zijn werk: ‘Deutschland's literarische und religiöse Verhältnissen im Reformationszeitalter,’ Aretin, als katholiek, en K.A. Müller reikten elkander de hand in 't kloekmoedig verwerpen der aloude vooroordeelen over deze eeuwen. De studiën der archieven namen toe, Rommel, von der Decken, Breyer en vele anderen gaven overzichten van den inhoud der lands- of stadsarchieven over geheel Duitschland verspreid; en zoo won ook het werk van Gfrörer bij elke nieuwe uitgave, zonder dat het standpunt waarvan de schrijver was uitgegaan als onhoudbaar was bewezen; ja zelfs werden gedurig nieuwe bewijzen geleverd voor de waarheid zijner voorstelling, bijzonder wat den persoon des konings betreft. Nu volgden dan ook een aantal schriften over hetzelfde tijdperk elkander op. De beroemde Hurter gaf de eerste deelen van zijn Ferdinand II in het licht; algemeene geschiedenisfen der 30j. oorlog, verschenen van Keym, Mebold, Schmidt; ‘Beiträge’ van Breier, Murr; levensgeschiedenisfen van Wallenstein, of gedeelten daaruit in menigte, en eindelijk ook de Villermonts ‘Tilly’, Onno Klopps ‘Tilly’, enz. enz. Gfrörer kwam in 1861 te sterven, eene 4de uitgave van zijn werk werd door Onno Klopp verzorgd en verscheen bij den | |
[pagina 4]
| |
bovengenoemden Krabbe in 1863. - Van minder onpartijdige zijde (wij zeggen niet van ‘protestantsche zijde’, want ook Onno Klopp, de getrouwe volger des konings van Hannover in zijne ballingschap, is protestant), van minder onpartijdige zijde werd ondertusschen altoos nog tegen het denkbeeld geijverd dat Gustaaf Adolf veeleer een veroveraar van Duitschland wilde worden, dan een geloofsheld, en zich de keizerskroon op het hoofd had willen zetten, gelijk Gfrörer en zijne navolgers het duidelijk hadden bewezen. Nu eindelijk, voor weinige weken geleden, is de Gustaaf-Adolf-litteratuur met een nieuw werk eens protestantschen schrijvers verrijkt geworden, na hetwelk men niet meer zal kunnen beweren, dat de beoordeeling van Gustaaf Adolf in den geest van Gfrörer en Klopp toe te schrijven is aan partijzucht; maar moet erkennen, dat zij eenvoudig berust op eene koele beschouwing der gebeurtenisfen. Het scherpzinnig, in geschiedenis geoefend oog van G. Droysen, protestant en privaatdocent te Halle, zoon van Joh. Gust. Droysen, den vermaarden schrijver van de ‘Geschichte der Preuszischen Politik’, van 't Leven van den graaf York von Wartenburg, en meer andere werken, waarin hij zijn specifiek pruisfisch standpunt niet verbergt - de zoon dezes anti-habsburgschen vaders heeft zich aan 't onderzoeken gezet der archieven te Munchen, Dresden en Leipzig, welke voor 't leven van Gustaaf slechts zeer onvolledig waren gebezigd geworden. Het eerste deel zijns arbeids is voor eenige weken te Leipzig bij Veit & Cie verschenen. Hier zien wij reeds dat Gfrörers beoordeeling van Gustaaf nu, na verloop van 30 jaren, eindelijk ook door de verdedigers van Gustaafs staatkunde als de ware wordt erkend. De schrijver van dit nieuwe Leven, ofschoon bewerende dat Gustaafs tocht naar Duitschland voor het Lutheranisme en het rijk heilrijke gevolgen heeft gehad, bekent evenwel het volgende: ‘Men heeft zich er aan gewend, de waarde van Gustaaf Adolf in de wereldgeschiedenis daarin te zoeken, dat hij het Evangelie van den rand des afgronds redde. Twee eeuwen lang heeft men zich moeite gegeven om deze zienswijze tot de heer- | |
[pagina 5]
| |
schende te maken, en daardoor Gustaafs aandenken in een stralenkrans te doen verschijnen.... Dewijl hij de evangelische leer beschut, gered heeft, wil men dat het zijn voornemen was die te beschutten en te redden. Als de heros van 't protestantisme leeft hij in de herinnering van de evangelische wereld, als de vrome held en dienaar des geloofs. Zoo als men den apostel Paulus afgebeeld ziet, met den opengeslagen bijbel in de linker en het uitgetrokken zwaard in de rechter hand, zoo staat de man van 't Noorden voor de oogen der bewonderende nazaten. Maar indien het zich nu eens liet bewijzen dat andere gronden hem dreven en zijne daden bestierden, dan de wensch om de geloofsvrijheid te beschutten en het Evangelie te redden?...... [Voor mij] ik beftrijd dat hij tot heil (zu Nutz und Frommen) van het kerkelijk leven en de geloofsvrijheid hieraan de hand heeft willen leggen. Ik beweer, dat hem gronden van staatkundigen aard tot het aanwenden ook van dergelijke middelen [namelijk het verdrukken des katholieken kerkelijken levens] bewogen en zelfs gedwongen hebben.’ Bij het verschijnen des tweeden deels van dit werk hopen wij hierop nader terug te komen. |
|