Dietsche Warande. Jaargang 7
(1866-1868)– [tijdschrift] Dietsche Warande– Auteursrechtvrij
[pagina 598]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mengelingen.NOG IETS SOCIAALSGa naar voetnoot1. - Maarten Schierbeek, weesvader in het armhuis te Zwartsluis, door het hof van Overijssel tot 10 jaar tuchthuisstraf veroordeeld, wegens het bevorderen van onzedelijkheid bij de aan zijn zorgen toevertrouwde minderjarige meisjens, heeft zich in kassatie voorzien. Zeer natuurlijk! volgends de moderne theoriën is het begrip van meerderjarigheid eene konventie, en wat heeft een filozoof zich aan konventies te storen, aan wier vaststelling hij geen deel heeft gehad? Waren de meisjens meerderjarig geweest, dan had Maarten Schierbeek natuurlijk, volgends de theoriën die sints lang alle begrip van zonde achter de bank hebben geworpen, niet misdaan. Als twee meerderjarigen het eens zijn, mogen zij doen wat zij willen - mids zij geen derden in de wielen rijden. Dat is de nieuwe en, bij de meer en meer veldwinnende ‘kerkgod’-ontkenning, volkomen logische leer. Die brave Schierbeek heeft dus te-recht tegen die 10 jaar tuchthuisstraf gesparteld - bij wier doorleven hem waarschijnlijk geen weesmeisjens tot gezelschap zouden gegeven zijn. Maar het onbarmhartig Hof van Friesland heeft den filozoof zijn streven naar absoluut geluk (alias: Godwording) niet ten goede gehouden, en den homme aux vastes pensées nu tot 12 jaar tuchthuisstraf veroordeeld. Zóo moeten ze nog maar varen - zoo lang de christenachtige traditie hare tyrannie tegenover het modernisme kan staande houden - al ontbreekt haar de grondslag - het autoriteitsbeginsel - de openbaring Gods in de Kerk. M.
ANGLOMANIE. - Ik heb lang geaarzeld mij te voegen bij hen, die Engeland aan de spits der beschaafde natiën plaatsen; maar ik verklaar mij gewonnen, sints men op High-gate's-kerkhof een marmeren monument voor Thomas Sayers, den vermaarden bokser, heeft opgericht en bij die gelegenheid eene naauwkeurige statistiek van zijne titels en aanspraken op onze erkentlijkheid heeft uitgegeven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 599]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Die statistiek is kort, maar welsprekend. Thomas Sayers, bij herhaling de winner van den boksgordel, heeft het volgende verricht:
In het land, waar men zijne vrouw kan verkoopen, en, bij gebreke van een afgerond Corpus Juris, allerlei andere aardighedeu doen kan - mids men maar geleerd genoeg zij in de oude instituten, - in het land der vrijheid bij uitnemendheid (het aangenomen vaderland aller oproermakers en koningsmoorders), - in het land der edelmoedigheid en verlichte filanthropie (waar men zoo goed over zijne Iersche broeders denkt) - kan men, zelfs als moordenaar van beroep, de onsterflijkheid verwerven. Het ‘Engelsen oogpunt’ brengt dit meê, en als men maar iets uit zeker oogpunt kan goedkeuren, dan verdient het lof. (Verg. Handelsbl. 20 Sept. 1866.) K.
VRIJHEID VAN GODSDIENST. - De vrijheid van Godsdienst is een wettig onderdeel van de algemeene vrijheid van handelen. Ieders vrijheid van handelen is, volgends de moderne begrippen, een recht dat alleen begrensd wordt door de vrijheid van anderen. Indien er maar éen mensch op de waereld was (om voor het oogenblik de zoogenaamde dieren nog buiten behandeling te laten) zoû zijne vrijheid, als recht, door niets begrensd worden; hij zoû alles mogen doen wat hij zoû kunnen. Iets anders is het, of het hem altoos raadzaam geacht moet worden, dat de eenling van dit zijn recht gebruik make. Daar zijn méer rechten, waarvan het soms béter is geen gebruik te maken. Maar wij spreken hier niet van het kunnen, noch van het willen of durven, maar van het mogen. Volgends de moderne begrippen, zeg ik, wordt ons recht om dit of dat te doen, onze vrijheid daartoe, alleen begrensd door die van anderen. Verzetten zich andere menschen dus niet tegen ons gebruik maken van deze onze vrijheid, zijn zij en ook wij van oordeel, dat het plegen van zekere daad ons vrijstaat, - dan is er geen wet, die ons dat verbieden kan. Daar is geen van boven, door een hooger gezach, ons voorgeschreven wet, - derhalve op voorwaarde van anderen niet in hunne vrijheid te krenken, mag de mensch doen wat hij wil. Sommigen spreken van een geweten, een zelfbesef, een zedelijke wet, die aan ons hart eigen is, zoo als de geur aan de banilië- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 600]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
peul, of aan de assa-foetida; maar eene ook maar beperkte waarneming leert, dat de éene voor zedelijk voorschrist houdt wat de andere een onzedelijke zelfdwang noemtGa naar voetnoot1. Eenheid van geweten is dus alleen denkbaar bij een algemeen erkend buiten den mensch staand gezach. Waar dit gezach geloochend wordt, vervalt die eenheid van geweten, en zoo komt het, dat het recht van den eenen mensch tot vrij handelen alleen beperkt wordt door dat zelfde recht bij zijne medemenschen. Het is te verwachten, dat naar mate de moderne begrippen meer veld winnen, de staatsinstellingen zich allengskens naar deze leer der verlichting zullen wijzigen. Dit is de troost, dien wij den Haagschen Gemeenteontvanger aanbieden, bij de te-leur-stelling, welke hij onlangs heeft ondervonden, in de bekende zaak met den belastingschuldigen Japannees. Gij hebt dat gelezen in den N. Rotterdammer of het Handelsblad. Wij verheugen ons uit eene ‘particuliere correspondentie’ de volgende wetenswaardige bizonderheden te kunnen putten. Den Haag verheugt zich tegenwoordig in een hoofdelijken omslag, het gevolg der afschaffing van de accijnsen. Maar elk hoofd van een gezin geniet, voor elk zijner kinderen, 2% vermindering in zijn aanslag. Nu kreeg zeker Japansch Heer, even als zijn buurluî, een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 601]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
biliët ter invulling aan huis. Hij leest de bepaling, krijgt een rol papieren uit zijn fekretaire, en gaat vol vreugde naar den ontvanger. ‘Mijnheer,’ zegt hij, ‘ik zie met veel genoegen, dat in de rezidentie eindelijk een premie gesteld is op het verrijken van het menschdom met nieuwe spruiten. Langzamerhand komt gij dan toch met uw verouderd Christendom tot de ruimte van begrippen, tot de vrijheid en mildheid van handelen der ten onrechte zoo veel eeuwen nu reeds gehonnisseerde Heidenen. De Heer Limburg Brouwer, de sanskrietsche specialiteit in de Tweede Kamer, is de eenige voorvechter niet meer van de intellektueele meerderheid der Oosterlingen boven de mannen uit het bleeke Westen.... Ik heb dan ook maar een klein quittantietjen klaar gemaakt en dadelijk kunnen wij de zaak regelen.’ De man sprak perfekt Hollandsch; maar alles was den ontvanger toch nog niet duidelijk. De Japanner, zonder den verbaasden en vragenden blik des ambtenaars te verstaan, bracht daarop zijn rol voor den dag, inhoudende 56 blaadtjens rijstpapier, waarop met zeer duidelijke japansche letters 56 verschillende namen geschreven stonden en, door den ambtenaar van den burgerlijken stand te Jeddo (of althands een met dezen westerschen officier gelijkstaand persoon), getuigd werd dat hier de namen en geboortedatums vermeld werden van dat en dat en dat en dat en dat kind van den WelEdel Gestrengen Heer Zooënzoo, rechtzinnig Japannees. ‘Ik krijg dus van u,’ zeide de Japanner, en hield zijn beurs open: f 9.85’. - ‘Gij, van mij?!’ barstte de verschrikte ontvanger - een paar stappen te-rug-tredende - uit. ‘Ja wel,’ andwoordde het rechtzinnig familiehoofd: ‘die geen kinderen heeft, betaalt te-recht de boete in dit biliët aangegeven; voor ieder kind daarentegen ontvangt men 2% van het bedrag dier boete. Mijne belasting zoû zijn, indien ik ellendig genoeg was geen kinderen te hebben: f 85.35. Voor elk kind gaat hier 2% af; dat is, voor 56, 56 maal f 1.70, gelijk f 95.20. Krijgt gij dus van mij f 85.35; ik krijg van u f 95.20. Ik reken matig en loyaal: want ik houd mij moreel overtuigd, dat het getal mijner kinderen, in plaats van 56, wel 356, ja 365 bedraagt: maar deze 56 zijn de ordelijk ingeschreven wichten; en daarom wil ik, in dit land, waar alles netjens en bureaukratiesch is ingericht, geene hoogere aanspraken laten gelden.’ De ontvanger andwoordde, dat hij ontvanger, geen betaler was; dat er, derhalve, hoogst genomen, ter gunste van den ordelievenden | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 602]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
en zedigen Japanschen Heer, alleen van doorhaling van den aanslag, maar geenszins van verdere uitbetaling van premiën sprake kon zijn, te minder daar het oneigenaardig scheen, dat de hollandsche Hofstad belooningen zoû uitreiken wegends vermeerdering der bevolking van het Japansche Rijk. Ondertusschen is deze zaak door Burgemeester en Wethouders van 's Gravenhage aan het advies van den kontroleur der rijksbelastingen onderworpen (Handelsb. 5 Mei). Hopen wij, dat eerlang onze geheele staatswetgeving en onze gemeenteverordeningen in overeenstemming met de veranderde rechten in het moderne licht mogen gebracht worden. Bij voorbeeld - deze zoo wreed in zijne rechten verkorte Japanner loopt zelfs gevaar, dat eenige zijner huwelijken hier in Nederland niet als geldig zullen beschouwd worden. Onlangs hadden wij in de koeranten, dat onze Japanners nog maar kwâjongens zijn bij de voorname Mormonen, die, hoofd voor hoofd, honderden vrouwen en duizenden kinderen hebben. Daar is, in de moderne vrijheidsleer, ook geene aanleiding om zoo iets den desverkiezenden te beletten. Gesteld, dat men het bespottelijk vooroordeel der onderscheiding van meer- en minderjarigheid vooreerst nog blijft eerbiedigen, dan wordt toch niemant in zijn recht gekrenkt, en wordt er niet tegen de vrijheidsleer gehandeld, wanneer 600 vrouwen goedvinden éenen man te hebben, en éen man die 600 vrouwen. Indien gij maar een weinig tijd van leven hebt, zal de glansrijke dag voor u aanbreken, waarin de moderne begrippen niet alleen waarheden zullen zijn, maar ook wezenlijkheden. De grondslag is ontkenning van objektief gezach: een gezach buiten den mensch. Die ontkenning wint dagelijks veld. Daarmeê gaat samen een klimmende twijfel aan de uitspraken van deskundigen. Deskundig is, per slot, in de schatting van A slechts die gene, die het met A eens is. Of dus al sommige geneesheeren en sommige advokaten zullen beweeren, dat polygamie en prosmiskuïteit nadeelig op het menschenras en op de ordelijke verdeeling der erfenissen zullen werken, kan niet in aanmerking worden genomen: 1o om dat zij 't misschien niet weten (zoo vele geleerden hebben zich immers vergist! de groote Tycho Brahé dacht, dat de zon om de aarde draaide); 2o om dat, in elk geval, éen mensch niet te zorgen heeft voor de genoegens en het gemak van allen; 3o om dat men met zekerheid op alle gebied mag toepassen, wat men op dat der staathuishoudkunde vastelijk aanneemt, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 603]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
dat alle verbod, alle belemmering schadelijk werkt: dat men alle redelijke vrijheid moet eischen en toekennen; en dat door redelijke vrijheid alle vrijheid te verstaan is, die op de vrijheid van anderen geen inbreuk maakt. Deze zelfde beginselen, overgebracht op het gebied van kunst en letteren, zullen eerst inderdaad l'Ère nouvelle openen. Het is, tot dus verre, maar een zigzag-beweging geweest - eene slingering tusschen Heidendom en Christendom, enz. Ieder ziet echter, dat Heidendom en Christendom éene stelling, eene groote dwaling (hun principe) geméen hadden: het bestaan van een objektief gezach (een gezach, onafhanklijk van den mensch en van 's menschen voorstellingen). Het bestaan van dit objektief gezach beweps ook het bestaan van eene objektieve volmaaktheid - een type van het Goede en Schoone. Wát men voor dezen type te houden had, deed er, in-zoo-verre niet veel toe. Het kwam er maar op aan, dat de mogelijkheid en wezenlijkheid van het bestaan van zoo'n objektieven type erkend werd. Uit die algemeene erkenning vloeit de verwantschap voort, die er, buiten alle bedenking, tusschen de gewrochten der Heidenen en Christenen (ook der Joden en Mohammedanen) bestaat. Ja, er is zeker wel een hemelsbreed onderscheid tusschen de deugd en de kunst van sommige Heidenen en de deugd en de kunst van de christenvolken, in elk hunner tijdvakken: maar onmiskenbaar is toch alom de huldiging en nabootsing van een objektief, een boven de stoflijke orde verheven ideaal. Dit komt nu wech te vallen. Men zal dus nu, ook op het kunstgebied, de grootste revolutie gaan beleven, waar de aarde sints zij door menschen bewoond wordt, ooit getuige van is geweest. Tot heden werkten de volken onder een meester, en naar een model. Dat is gedaan; ze zijn de kinderschoenen ontwassen: de meester krijgt zijn afscheid; het model wordt verbrijzeld; het zal alles vrijheid, blijheid zijn; de waereld zal overvloeyen van groote geniën, wier vleugelen tot heden gekort of gebonden waren. Ieder zal ook oordeelen over het opperste recht; en daar ieder zijn uil voor een valk zal blijven houden, en daar het billijk en natuurlijk is, dat de valken heerschen over de uilen, is er een plukveêrpartij op-handen, op dezen aardbol zonder God, zoo als, van de schepping af, door den Almachtigen en eenig Vrijen Beheerscher dezer ongelukkige waereld nog nooit is toegelaten geweest. M. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 604]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
PROEVEN VAN ‘VOORZANGERS- [en Schoolknape-] NEDERDUITSCH’ en andere stijlfouten, uit beroemde hedendaagsche schrijvers. (II) - Klaasje Zevenster. IV.
|
|