zonder beeldwerk, te doen vervangen. Aldus (éen voorbeeld uit duizend) aan een (thands gepleisterd!) huisjen op de Heerengracht bij de Hartenstraat en aan den opgang van een der fraaiste bovenhuizen onzer stad, Heerengracht bij de Wolvenstraal, KK 248.
Heeft iemant een leuning aan zijn sloep met fraaye pijlers (of balusters) uit de tijd van Lodewijk den XIV, - hij heeft niets haastisgers te doen, als hij een bankbiljet over de hand heeft, dan die rijk vercierde pijlers aan Raap te verkoopen en eenige stijlloze, magere dingen uit de gieterij te ontbieden. Millionairs vinden er behagen in hunne stoepen te verderen met het zelfde gietwerk, dat het optreedtjen van een naaister of toehuis van een timmermansbaas verciert. Zie bijv. Heerengracht, KK 182.
Zoo gaat het in 't algemeen. Maar daar zijn ook loffelijke uitzonderingen, en die, naar gelang harer meerdere zeldzaamheid, hooger waardeering verdienen. Bijv., aan het fraaye huis op het Cingel bij de Gasthuismolensteeg, KK 7, dat met zijn breeden achtergevel en tuin op de Heerengracht uitkomt, onder den naam van het ‘IJzeren hek’, moest de stoep en leuning vernieuwd worden. Menig voorbijganger hield zijn hart vast, bij de gedachte, dat ook hier, vóor dien breed behandelden gevel, drie magere giet-ijzerstaven de fraai gemodeleerde balusters zouden vervangen: maar zijn wantrouwen is beschaamd. De 5 fraaye pijlers zijn schoon gemaakt, hunne cieraden zijn opgezuiverd, zij zijn hersteld, en zullen morgen op zijn oud-Amsterdamsch geschilderd worden, naar behooren. Vooral heden ten dage zal niemant onze belangstelling in dien gevel wraken: want werd het huis in het begin dezer Eeuw bewoond door den gehaten Franschen Praefekt, - thands abriteert de gevel eene der geachtste familiën der stad en is de Heer des huizes tevens een der voornaamste en edelmoedigste bouwheeren van het nieuwe St-Jacobsgesticht, in de Plantaadje. Ehre dem Ehre gebührt.
K.