| |
| |
| |
De harmoniën van het Oude en Nieuwe Testament in de beeldende kunst.
Biblia Pauperum.
Indien, met de Hervorming der XVIe Eeuw, de zucht van het leekenvolk hier en daar was toegenomen om de gezamendlijke Boeken, die de Heilige Schrift uitmaken, als een voorwerp van lektuur en eigen uitlegging te behandelen, - men kan niet zeggen dat het gebruik van de leeringen en voorstellingen des Bijbels in de Middeleeuwen minder algemeen en minder vruchtbaar was.
Ieder-een weet, of behoort te weten, dat de christelijke kerkdienst van laatstgenoemd tijdperk geheel vervuld, dooraderd en bezield is van den geest en de texten der Heilige Schriftuur. De historische, profeetische en lyrische hoofdstuk ken van den Bijbel zijn oordeelkundig over de christelijke liturgie verdeeld en worden priesters en leeken, naar de orde der feest- en vastendagen en naar den aard der kanonieke uren, nog heden ter overweging, bidding of uitjubeling door het kerkgezach aanbevolen.
De christen Kerk der Middeleeuwen rekende hierin het eigenlijk, het hoofd-gebruik der H. Schriften gelegen te zijn. In de bloeitijd der nationaliteiten heeft dan ook bij geen volk ooit iemant gemeend, dat de Heilige Oorkonden, van historischen en symbolischen aard, waarop de leer en tucht voor priesters
| |
| |
en geloovigen steunden, in de eerste plaats tot voorwerp van studie of nieuwsgierigheid of tot element van lektuur voor het ‘publiek’ bestemd waren. Zulk denkbeeld kon wel in geene andere hersens opkomen dan die door het kriticisme der XVIe Eeuw geprikkeld werden en alle notie van Kerk en kerkordening daarbij langzamerhand zouden inschieten.
Daaruit is ook het beroemde woord van den H. Augustinus te verklaren: de schilderijen zijn de boeken der leeken. In de romeinsche christenwaereld waren het alleen de hoogere standen die lazen - zij, die, in de Bazilieken, het Presbyterium, het Senatorium en het Matronaeum bezett'en. Het volk, dat rechts en links de kerkbeuken vulde, werd, bij zijn bidden en zingen, gesticht en geleerd onder anderen ook door de tafereelen, die op de muren geschilderd waren.
Groote muurvlakken, die niets aanboden voor het oog en den geest van den beschouwer, kende men in vroegere maatschappelijke toestanden bijna niet. Even zeer als de huisdisch, de liggende tafel, ter maaltijd streeling voor de tong en spijze voor den stóffelijken mensch aanbood, zoo bood de muur, de staande tafel, aan wat het geluk van oog en ziel verhoogen kon.
De geschiedenis van het Christendom, in zijne voorbereiding en vóorschaduwing, behoorde natuurlijk tot de meest gereede stoffen, die in de verschillende christentijden op de muren der Heiligdommen, van kerken en grafplaatsen geschilderd, op de hangtapeeten gestikt en in velerlei beeldwerk vertoond werden.
Tot de liefste voorstellingen, waarmeê de christenziel zich bezighield, behoorden de harmoniën van het Oude en Nieuwe Testament: de plaatsen, toestanden, personen, die ginds in vóorlooping en vóorspiegeling, hier in wezenlijkheid, belostevervulling en bevestiging in 't leven traden. Men vond hierin krachtige bewijzen voor de waarheid van Christus' Woord en daarmeê voor het gezach der door Hem gestichte Kerk.
Het volk was met die typologische vergelijking van het Oude en Nieuwe van der jeugd vertrouwd. Men kan in de groote kerk te Naarden nog eene late uitwerking van zooda nige reeks van ‘harmoniën’ tegen het houten tongewelf ge- | |
| |
schilderd zienGa naar voetnoot1. Het volk lás nog in de XVe en XVIe Eeuw weinig of niet. De Biblia Pauperum, waarin de ‘Harmoniën’ van het Oude en Nieuwe Verbond in teekening zijn gebracht, bevestigt aldus het woord van Augustinus: de béelden zijn het leerboek des volks.
De Koninkl.-Hannoversche ‘Rath’ en Boekerij-sekrelaris Eduard Bodemann maakt de opmerking, dat de ‘Biblia Pauperum’ geenszins in dien zin een Armenbijbel zoû zijn, alsof hij bestemd ware voor arme Leeken, wien de aanschaffing van een handschrift des O. en N. Testaments te moeilijk zoû zijn gevallen, - want dat de Katholieke Kerk den zulken geheel het gebruik van den Bijbel ontzeide, - maar dat de hier bedoelde armen de nederige ordes- en kloostergeestelijken zijn, wien, even arm aan beschaving als aan geld, zulk een homiletiesch hulpmiddel in gewoon kerklatijn uitmuntend te stade kwam.
Uit deze redeneering blijkt (te midden van eenige licht te weêrleggen ongerijmdheden), dat de Heer Bodemann meer waarde hecht aan de bijschriften der tafereelen, dan aan de voorstellingen-zelven. Dit is mij onbegrijpelijk. De geheele inrichting (wat men met een kunstwoord het agencement noemt) der paginaas getuigt voor de meerdere juistheid der andere waardeering. Zij vormen, op het eerste gezicht, wat men zoû noemen een stichtelijk ‘prentenboek’. Eene handleiding voor arme paters en fraters, die den volke Gods woord te verkondigen hadden, zoû blijkbaar veel doelmatiger en beter koop zijn in te richten geweest.
De voorstellingen der ‘Biblia Pauperum’ staan niet op zich-zelven. Te-recht zegt de Heer Bodemann-zelf: ‘Elementen van zulk eene typische en antitypische tegenoverstelling van het Oude en Nieuwe Testament vindt men reeds bij de kerkvaders der Eerste Eeuw.’ In de vijsde was de reeks dezer
| |
| |
typologische figuren reeds tot een grooten rijkdom aangegroeid, die zich al spoedig in de kunst veelzijdig openbaarde, Allengskens vestigden de groepen zich naast en tegenover elkander in systematische orde en het stelsel stond met het einde der XIe Eeuw vast in glansende volledigheid: ‘de cyklus was gesloten en aan de toepassingen lag een vaste wet ten grondslagGa naar voetnoot1’.
Het oudste voorbeeld der volledige typologische groepenreeks, die wij in de ‘Biblia Pauperum’ aantreffen, wordt gevonden op een geëmalieerd antipendium der XIIe Eeuw uit het stift Klosterneuburg; het meest besprokene op de transvensters van het in 1692 door de Franschen afgebrande klooster Hirschau in Wurtemberg. Bodemann gewaagt van het groot getal handschristen uit de XIVe en XVe Eeuw, die, tot in de kleinste bizonderheden, de zelfde onderwerpen, in de zelfde orde geschikt, bevatten; hij haalt eene altaartafel aan in de Maria-kerk te Gardelegen, de choorstoelen in de Anna-kerk te Eisleben, de hoofdkerk van Freiburg, en den kloostergang van den Bremer Dom, - waar men het zelfde ontwerp, in schilder- of beeldwerk, verwezenlijkt vindt.
Eene beroemde specialiteit, in het vak der oude drukkunst, de Heer J.D.F. Sotzmann konstateert, dat de teekeningen der ‘Biblia’ uit de school der van Eyken zijn voortgekomen en acht het waarschijnlijk, dat zij gekopiëerd zijn naar goede miniatuurhandschriftenGa naar voetnoot2.
Deze miniatuurhandschriften werden gewoonlijk vervaardigd voor vermogende personen. Er viel voor geringe burgers of behoeftigen niet aan te denken prentboeken te bezitten, die, van het eerste tot het laatste beeldtjen, met pen en penceel bewerkt waren. Niets is dus natuurlijker dan dat de houtsneêkunst in den aanvang der XVe Eeuw dienstbaar gemaakt werd aan de vervulling eener tot dus verre onvoldane behoefte. Tot heden had de gemeente de afbeelding der uitkomst van
| |
| |
de proseciën en der verwezenlijking van de voorschaduwingen des Ouden Verbonds alleen nog maar kunnen bewonderen op de muren en glazen der bedeplaatsen en bij uitzondering in de boeken en kunsttafereelen der aanzienlijken; voortaan zouden zij dezen hunnen ‘bijbel’ voor een kleinen prijs kunnen koopen en meê naar huis dragen. Bij de waarde, die men aan de platen toekende, is het niet te verwonderen, dat men de texten onverdietscht gelaten heeft. Ieder-een weet trouwens, welke meening gold ten aanzien der bruikbaarheid van het kerklatijn ook voor hen, die het niet woord voor woord verstonden.
De HH. Charles de Brou en Thoré (W. Bürger) erkennen om strijd, dat de teekeningen der ‘Biblia’ uit de school van Van Eyck zijn, en Sotzmann zoowel als Bodemann erkennen dat het oudste exemplaar, berustend ter koninkl. boekerij van Hannover zonder twijsel moet gehouden worden voor een drukwerk van nederlandschen oorsprong, ‘wegen der Verwandtschaft mit der Schriftsorm der Koster'schen Presse’Ga naar voetnoot1. Ja, Bodemann verklaart ‘der Druck unserer Bibl. Paup. ist wohl mit Sicherheit dem Lorenz Janszoon (Lorenz Koster) in Haarlem zuzuschreiben.’ Al is nu de ‘Biblia’ geen voortbrengsel van de kunst om met losse letters te drukken, 't verdient toch opmerking, dat zoo onvoorwaardelijk door dezen Duitscher aan Lourens Coster (die Nederlanders-zelven tegenwoordig bezig zijn naar het mythenrijk te verbannenGa naar voetnoot2) de eer der verspreiding van dit werk gegeven wordt.
Het houtsneedtjen, dat aan ons artikel is toegevoegd, geest maar een zeer onvolkomen denkbeeld van het plastische gedeelte der uitgave. Het is ontleend aan het blad gemerkt 10, k. De ‘Biblia’, in haar geheel, waarvan een fraai oud exemplaar in de verzameling berust van Jhr J.P. Six alhier,
| |
| |
den geoefenden en milden oudheidkenner, die steeds zoo bereidvaardig aan anderen het genot zijner kunstschatten en kundigheden verleent, - is, behalve de beschrijving en proeven, die de Heer Bodemann van haar mededeelt, keurig uitgegeven door den bekenden bibliofiel en voorstander van Lourens Coster, J. Ph. Berjeau.
De inhoud der ‘Biblia’ regelt zich naar de opvolging der belangrijkste feiten uit het Leven van Jezus en eindigt met eene voorstelling van het loon der rechtvaardigen.
Elke bladzijde van het klein-folio-boek is volgenderwijze verdeeld.
In het midden heeft men het feit uit de Evangeliegeschiedenis; rechts en links daarvan de voorschaduwing - het evenbeeld of tegenstuk - uit het Oude Testament. Zoo heest bijv. De Boodschap des Engels aan Maria ter rechter zijde (links van den toeschouwer) De Boodschap van den Engel der Duisternis bij Eva; ter linker (rechts van den toeschouwer) Gideon en het Vlies, het zinnebeeld van Mariaas maagdelijkheid. Het Laatste Avondmaal heeft bijv. ter rechter zij Melchisedech, den offeraar van brood en wijn, ter linker Het Manna. De Gekruiste Christus is geplaatst tusschen Het offer van Abraham en De koperen slang. De Verrijsenis wordt vergezeld van de voorstelling des Sterken Samsons, die de deuren der poorte van Gaza uit hare krammen licht en van den Profeet, die opstaat uit den buik van den walvisch.
Een drietal twee-regelige latijnsche rijmtjens verklaart telkens de beteekenis der drievoudige voorstelling. Zoo, bijv. leest men, onder De Verrijsenis, met Samson en Jonas:
Obsessus torbis: |
Quem faxum texit |
De tumulo Criste: |
Sampson valvas tulit |
Fr[a]ngens tumulum |
Surgens te denotat |
urbis. |
Jhesus exit. |
iste. |
Bovendien worden de plaatsen uit het Oude Testament kortelijk in latijnsch proza aangeduid en beschreven. Boven en onder de hoofdtafereelen zijn in gothische nissen de beelden opgenomen der Profeeten en andere Schriftuurpersonen, die gerekend worden bij voorspelling het feit des Nieuwen Testaments te hebben
| |
| |
aangeduid. Elk hunner heeft een banderol in de hand, waarop de plaats geschreven staat, die zij daar vertegenwoordigen.
Bij voorbeeld boven het tafereel der Verrijsenis, heeft men figuren, die David en Jacob voorstellen. David zegt, volgends zijn spreukband: ‘Excitatus est tanquam domus dormiens Dominus.’ Het andere beeld wordt de text uit Genesis XLIXGa naar voetnoot1 in den mond gelegd: ‘Catulus leonis Iuda filius meus. De scepter zal van Juda niet genomen worden tot dat Hij komt die gezonden zal wordenGa naar voetnoot2, die verwint als een leeuw. Onder staan Oseas en Salomon. De eerste toont op zijn spreukband de woorden: ‘In die tercia suscitabit, nos sciemus et sequemur cum.’ De andere: ‘In die resurrectionis mee congregabo gentes.’
Wij geven nu eene naauwkeurige kopij van den text dezes Bijbels-voor-den-gemeenen-man, en laten aan den lezer over de gevolgtrekkingen en opmerkingen te maken, waartoe hij ruimschoots gelegenheid heeft.
Wij vermelden, voor het gemak van den lezer, éerst de Schriftuurtexten, op de spreukbanden voorkomend, die zich uit de bovenste nissen ontrollen; daaronder geven wij den text, waarin de onderwerpen der oud-testamentische tafereelen omschreven worden; vervolgends vermelden wij in 't Nederlandsch de drie sujetten; hieronder voegen wij de rijmtjens, die er op slaan, en sluiten eindelijk de zaak af met de Schristuurtexten der banden, in de onderste nissen thuisbehoorende.
| |
| |
| |
Interpretatio typorum bibliae pauperum (middeleeuwsche bijbelharmonie).
1. A
Ecce virgo concipiet et pariet filium. Isayas VII. |
|
Descendit dominus sicut pluvia in vellus. David. |
Legitur in Genesi iij capo, quod dixit Dominus serpenti super pectus tuum gradieris et postea ibidem legitur de serpente et muliere: ipsa conteret capud tuum et tu insidiaberis calcaneo ejus: Nam istud in annuntiatione beate Marie gloriose virginis adimpletum est. |
|
Legitur in libro Judicum VIo capo, quod Gedeon petiit signum victorie in vellere per rorem omnem irrigandam: quod figurabat virginem Mariam gloriosam sine corruptione impregnandam ex Spiritus Sancti infusione. |
Eva, door de slang bekoord. |
Maria Boodschap. |
Gideon en het Vlies. |
Vs Vipera vim per dit: sine vi pariente puella. |
|
Vs Rore madet vellus: permansit arida tellus. |
|
Vs Virgo salutatur: innupta manens gravidatur. |
|
Ezechiel xliiij: Porta haec clausa erit et non aperietur. |
|
Iheremas. xxxi: Creavit Docminus novum super terram femina circumdabit virum. |
2. b
Lapis angularis sine manibus abcissus est a monte. Daniel IJ. |
|
Parvulus natus est nobis filius datus est nobis. Yfaias IX. |
Legitur in libro Exodi iijo capo, quod Moyses vidit rubum ardentem ot non ardebat et Dominum audivit de rubo sic loquentem: Rubus ardens qui non consumitur figurat beatam virginem Mariam parientem sine corruptione integritatis corporis quia virgo peperit et incorrupta permansit. |
|
Legitur in libro Numerorum, xvii capo, quod virga Aaron una nocte fronduit et floruit: quae virga figurabat virginem Mariam sterilem sine virili semine parituram filium scilicet Ihesum Cristum semper benedictum. |
Het brandend Braambosch. |
De Geboorte Christi. |
Aärons roede bloeit. |
Vs Lucet et ignescit: fed non rubus igne calescit. |
|
Vs Hic contra morem: producit virgula florem. |
|
Vs Absque dolore paris virgo Maria maris. |
|
Abacuc iij: Domine audivi auditum tuum et timui. |
|
Miches v: Tu Bethleem terra Iuda non eris minima in principibus Iuda. |
| |
| |
3. t
Reges tharsis et insuieGa naar voetnoot* munera offerunt. David. |
|
Et adorabunt vestigia pedum tuorum. Ysaie IX. |
Legitur in 2o libro Regum, 3o capo, quod Abner princeps militise Saul venit ad David in Iherosoliman ut ad eum reduceret totum populum Israel qui tune sequebatur domura Saul. Quod figurabat adventum magorum ad Cristum qui cum misticis muneribus Cristum adorabant. |
|
Legitur in 3o libro Regum, xo capo, quod regina Saba audita fama Salomonis venit in iherosolimam cum magnis muneribus eum adorando quae regina gentilis erat. Quod bene figurabat gentes quas Dominum de longinquo muneribus veniebant adorare. |
Abner, die David te Hebron bezoekt. |
Aanbidding der III Koningen. |
De Koningin van Scheba bezoekt Salomon. |
Vs Plebs notat hic gentes Crifto jungi cupientes. |
|
Vs Hec typate gentem: notat ad Cristum venientem. |
|
Vs Cristus adoratur aurum thus mirrha locatur. |
|
Ysaie ii: Fluent ad cum omnes gentes et ibunt populi multi. |
|
Balam Num. capo xxiiii: Orietur stella ex Jacob et surgitur virga de radice. |
4. d
Dominus in templo sancto suo. David. |
|
Veniet ad templum sanctum suum dominator quem vos quaeritis. Malac. III. |
Legitur in libro Levitici, xii capo, quod omnis mulier pariens primogenitum ipsum redimere cum ove debet:pauperes autem qui ovem non habere poterant: turtures aut duos pullos columbarum pro puero offerre debebant et hoc pro sua purificatione quod virgo gloriosa implevit quamvis purificari non indiguit. |
|
Legitur in primo libro Regum locapo, quod cum Anna mater Samuelis ipsum Samuelem ablactam obtulit eum Hely sacerdoti in tabernaculo Dei quae oblatio praefigurabat oblationem Dei in templo Symoni factam. |
De opdracht der eerstgeborenen in den tempel. |
Opdracht Tan Christus in den tempel: Maria Lichtmis. |
Samuel, aan den tempeldienst gewijd. |
Vs Hic presentatur partus prior ut redimatur. |
|
Vs Oblatum Cristum Samuel te denotat istum. |
|
Vs Virgo libans Cristum Symeonis recipit istum. |
|
Zach. ii: Ecce ego venio et habitabo in medio vestri. |
|
Sopho. iij: Rex Israel dominus in medio tui. |
| |
| |
5. e
Ecce Dominus ingredilur Egyptum et movebuntur symullacra. If. XIX. |
|
Ecce elongavi fugiens et mansi in solitudine. David. |
Legitur in Genesi, xxviio capo, quod cum Rebecca, mater Efau et Jacob, audisset quod aliquo tempore evenire posset quod Jacob, interficeretur ipsa filium fuum Jacob de terra sua misit ad terram alienam ut necem subterfugeret. Quod bene figurabat fugam Cristi in terra Egypti, quum Herodes ipsum iam natum quaesivit ad perdendum. |
|
Legitur in primo libro Regum, capo xix, quod rex Saul misit apparitores ut quaererent David ad interficiendum: uxor autem Davidis nomine Mycol submisit ipsum per unam senestram cum fune et sic evasit quaerentes cum. Rex autem Saul Heradem figurat qui Cristum quaesivit ad perdendum quum Joseph eum cum Maria in Egyptum duxit et sic manus quaerentium eum evasit. |
Rebecca zendt Jacob tot Laban. |
Vlucht in AEgypten. |
Mychol bevordert Davids vlucht. |
Vs Liquit tecta patris Jacob formidine fratris. |
|
Vs Per Mycol David Saul insidias sibi cavit. |
|
Vs Herodis diram Cristus piter effugit iram. |
|
Jher xii: Reliqui domum meam et dimisi habitationem meam. |
|
Of. v: Vadent ad quaerendum dominum et non invenient eum. |
6. f
Ipse confringet symullachra eorum depopulabitur. Osee X. |
|
De domo Dei tui interficiam omne symulachrum. Naum primo. |
Legitur in libro Exodi xxxio et xxxiio capo, quod cum Moyses venisset ad radicem montis Sinay ipse solus ascendit in montem ad recipiendum legem quo facto ipso descendente vidit vitulum conflatulem quem Aaron fecerat de auro ipse Moyses tabulis projectis vitulum destruxit et fregit. Quod bene figurabat corruencia ydola Cristo ingrediente in Egyptum. |
|
Legitur in primo libro Regum vo capo, quod philistini archam Domini quam rapuerant in bello: posuissent juxta Dagon Deum eorum de mane intrantes templum: invenerunt Dagon jacentem in terra et utrasque manus praecifas que figura vere completa est quando beata virgo cum Cristo puero suo venit in Egyptum tune ydola Egypti corruerunt et bene figurat virgo quae cum Cristo venit in miserias id est errores infidelium corruerunt. |
Aanbidding van 't gouden kalf. |
Omstorting der afgoden, bij de komst in AEgypten. |
De afgod Dagon valt voor de Ark. |
Vs Per Moysem sacrum tritur vituli simulacrum. |
|
Vs Archa repentine Fit Dagon causa ruine. |
|
Vs Ydola presente Cristo cecidere repente. |
|
Zachar. xiii: In die illa dispergam nomina ydolorum de terra. |
|
Sopho. v. Attenuabit Dominus omnes deos de terra. |
| |
| |
7. g
Vindica Domine sanguinem sacerdotum tuorum qui effusus est. David. |
|
Leo rugiens et ursus esuriens princeps impius super populum pauperem. Provm. xxviii. |
Legitur in primo libo Regum xxiio capo, quod Rex Saul fecit occidero omnes sacerdotes domini in nobe quia David fugientem receperant et eo panem sacrum ad comedendum dederant: Saul figurat Herodem. David enim Cristum figurat: sacerdotes vero pueros: quos Herodes iunocenter fecit occidi propter Cristum. |
|
Legitur in quarto libo Regum xi capo, quod Athalia regina, videns filium suum mortuum fecit occedi (sic) omnes filios regis ne regnarent pro prole sua: huic autem soror regis subtraxit filium suum minorem qui postea factus est rex: Regina crudelis Herodem figurat qui propter Cristum pueros fecit occidi puer autem subtractus morti figurat Cristum ab occisione regis Herodis furti subductum. |
Saul doet de priesters ombrengen, die David ontvangen hadden. |
Kindermoord te Bethlehem. |
Athaliaas slachting der zonen van Ahasias. |
Vs Saul propter David Cristos Domini nece stravit. |
|
Vs Uno sublato stirps est data regia furto. |
|
Vs Isti pro Cristo mundo tolluntur ab ifto. |
|
Jher xxxi: Vox in rama audita est ploratus et ullulatus. |
|
Osee viii: Cristi regnaverunt et non ex me. |
8. h
Vindica nos domine in salutari tuo. David. |
|
Egipte noli flere quoniam Dominus doluit super te. Osee. |
Legitur in 2o libo Regum iio capo, quod mortuo rege Saul, David consuluit Dominum qui respondit fibi ut reverteret in terram Juda, David enim significat Cristum qui post mortem Herodis rediit in terram Juda: sic enim ewangelium testatur dicens: angelus Domini surge et tolle puerum et matrem ejus et vade &ca defuncti sunt enim qui querebant animam pueri. |
|
Legitur in Genesi, xxxi et xxxii capo, quod Jacob revertens in terram suam de qua fugerat propter furorem Esau fratris fui praemisit oves et boves et camelos et asinos et ipse sequebatur, cum uxoribus et pueris Jacob qui fugerat fratrem suum Cristum significat qui Herodem regem fugit quem Esau significat, vero Herode mortuo Cristus in terram Iuda revertitur. |
David raadpleegt God over zijn terugkeer, na Sauls dood. |
Terugkomst uit AEgypten. |
Jacobs thuiskeer. |
Vs Ad patriam David defuncto Saul remeavit. |
|
Vs Formidat fratrem Jacob ardet visere patrem. |
|
Vs Ad loca sancta regit (lees: redit) Jhesus Egipto qui recedit. |
|
Osee x: De Egipto vorcam filium meum. |
|
Sacha. primo. Revertar ad Jherusalem in misericordiis. |
| |
| |
9. i
Haurietis aquas in gaudio de fontibus salvatoris. Ysa. XII. |
|
In ecclesias benedicite Deo Domino de fontibus Israel. David. |
Legitur in Exodo xiiii capo, quod Pharao cum persequeret filios Israel cum corribus et equitibus, intravit mare rubrum post filios Israel et Dominus reduxit aquas maris super eos: et ita liberavit populum suum de manu inimici persequentis ita et nunc per aquas baptismi a Cristo consecratas populum cristianum a vinculis originalis peccati liberavit. |
|
Legitur in libro Numerorum, xiii capo quod nuncii qui missi erant ad explorandum terram promissionis cum redirent inciderunt botrum et portaverunt in vecte et transito Iordane adduxerunt in testimonium bonitatis terrae illius quod significat si volumus intrare regnum celorum opportet nos primo transire per aquas baptismi. |
Doortocht van de Roode Zee. |
De Doop van Chr. |
De twee boden brengen de druiventros uit het Beloofde Land. |
Vs Hostes merguntur per maris iter gradiuntur. |
|
Vs Flumen transitur et patria mellis aditur. |
|
Vs Dum baptisatur Cristus baptisma sacratur. |
|
Ezech. xxxvi: Effundam super vos aquam mundam. |
|
Zachar. xiii: In die illa erit fons patens domus David. |
10. k
Temptaverunt me et subsannaverunt me fubsannacione. David XXX. |
|
Perversa gogitatio (sic) quasi lutum contra figulum. |
Legitur in Genesi, xxv capo, quod Esau post decoctionem quam fecerat frater ejus Jacob vendidit sibi primogenita. Id est honorem qui debetur primogenito et benedictionem paternam perdidit: sic dyabolus primos parentes propter gulam et superbiam decepit dicens quocunque die comederitis eritis sicut Dii scientes bonum et malum. |
|
Legitur in Genesi, iii capo, quod Adam et Eva decepti fuerunt per serpentem qui eos de gula temptabant quia nos dyabolus tanquam instrumentum seducit decipiendo quod bene figurabat temptacionem quam dyabolus Cristo adhibuit quum Cristum temptavit dicens si filius Dei es die ut lapides isti panes fiant quae temptacio gulam inferebat. |
Esau verkoopt zijn eerst-geboorterecht. |
Christus, bekoord in de woestijn, |
Adam en Eva, verleid door de slang. |
Vs Lentis ob ardorem Proprium male perdit honorem. |
|
Vs Serpens vicit Adam vetitam sibi sugeret escam. |
|
Vs Cristum temptavit Sathanas ut eum superaret (sic). |
|
2 Regum vii. Interfeci universos inimicos tuos. |
|
Job xvi. Hostis meus terribilibus oculis intuitus est me. |
| |
[pagina t.o. 442]
[p. t.o. 442] | |
| |
| |
11. l
Ego occidam et vivefaciam percutiam et ego sanabo. Deut. XXXI. |
|
Domine liberasti animam meam ab inferis. David. |
Legitur in iiio libo Regum, xvii capo, quod Helyas propheta tulit puerum mortuum super montem orans et dicens obsecro revertatur animam pueri et factum est ita et reddidit puerum matri suae vivum: quod bene figurabat Lazari resuscitationem quem Dominus a mortuis resuscitavit et eum suis sororibus scilicet Mariae Magdalenae et Marthae restituit. |
|
Legitur in iiii libro Regum, iiii capo, quod Helizeus propheta vidit puerum vidue qui eum hospitare solebat defunctum et prostravit se super puerum et calefacta est caro pueri et revixit puer Helizeus Cristum figurat puer vero qui a mortuis resuscitavit Lazarum representat quem videntibus Iudeis ad vitam reddidit. |
De doode zoon der weduwe, voor Elias. |
Opwekking van Lazarus. |
De zoon der weduwe, opgewekt door Elisaeus. |
Vs Est vidue natus per Helyam vivificatus. |
|
Vs Per tua dona Deus vitam dedit huic Heliseus. |
|
Vs Per te fit Oriste redivivus Lazarus iste. |
|
Iob xiiii: Putas ne mortuus homo rursum vivat. |
|
1o Regum ii: Dominus mortificat et vivificat. |
12. m
Speciosus forma pre filiis hominum. David. |
|
Jherusalem venit lumen tuum et gloria Domini super te orta est. Ysai. LX. |
Legitur in Genesi, xviii capo, quod Abraham vidit tres pueros scilicet angelos qui ad hospicium suum venerant tres vidit et unum adoravit. Tres angeli significabant trinitatem personarum scilicet in homine qui unum adoravit quando dedit intelligi unitatum essencie ita Cristus in sua transfiguratione se confundit verum Deum in essencia unum et in personis trinum. |
|
In Daniele legitur iiio capo, quod Nabugodonofor rex Babylonis misit tres pueros in caminum ignis et cum ad caminum accederet ut eos in igne prospiceret vidit cum eis quartum similem silio Dei: tres pueri personarum trinitatem dabant intelligi quartus unitatem essencie Cristi in transsiguratione sua se confundit verum in essencia unum in personis trinum. |
Abraham en de 3 Engelen. |
De Transfiguratie. |
De jongelingen in de vurige oven. |
Vs Tres contemplatur Abraham solum veneratur. |
|
Vs Panditur en isti gentili gloria Cristi. |
|
Vs Ecce Dei natum. cernunt tres glorificatum. |
|
Mala. Uo: Orietur vobis timentibus nomen meum sol justitiae. |
|
Aba. iii: Splendor ejus ut lux erit et cornua in manibus ejus. |
| |
| |
13. n
Quacunque hora homo ingemuerit omnium iniquitatem non recordabor. Eze. XVIII. |
|
Cor contritum et humiliatum Deus non dispicies. David. |
Legitur in ijo lib. Regum xii capo, quod Nathan propheta missus fuerat ad David ut eum corriperet ipse vero rex David penitentia ductus misericordiam est a Deo confecutus. David enim penitens Mariara Magdalenam penitentem designabat quae meruit omnium peccatorum suorum veniam. |
|
Legitur in libro Numer. xii capo, quod Maria soror Moysi et Aaron propter suum peccatum leprofa facta fuit et a sua immundicia per Moysem curata eft: Moyfes enim Cristum figurabat qui Mariam Magdalenam ab omnibus immunditiis suorum peccatorum mundavit sicut ipfe in Luca testatur dicens remittuntur tibi peccata tua, &c. |
Nathan, David bestraffende. |
Maria Magdalena, aan de voeten van Jesus. |
Miriam, met melaatschheid gestraft en door Moyses genezen. |
Vs Voce Nathan tadus rex pravos corrigit actus. |
|
Vs Hec leprosa facta Pena fit munda reacta. |
|
Vs Hanc a peccatis Abfolvit fons bonitatis. |
|
Convertimini ad me et convertar ad vos. Zach. 1o. |
|
Non est similis tuis in diis Domine. David. |
14. o
Filie Syon exultent in rege suo. David. |
|
Egrediemini filie Syon et videte regem Salomonem. Canticorum III. |
Legitur in 1o libo Regum xviio capo, quod cum David percusfisset Golyam praecidit caput ejus et tulit illud in manu sua cui venienti de philistio occurrerunt mulieres cum tympanis et choris ipfum gaudentes receperent in Jherusalem cum magna gloria David enim Cristum signat quem pueri hebreorum receperunt in Jherusalem voce magna clamantes et dicentes benedictum qui venit in nomineDomini. |
|
Legitur in iiijo libo Regum iio capo, quod cum Helifens reverteietur ad civitatem occurrerunt ei pueri prophetarum ipsum cum magna gloria et honore recipientes et laudantes. Helifeus criftum fignificat quem venientem in Jherusalem pueri hebreorum cum magna gloria et honore receperunt. |
David, met het hoofd van Goliath. |
Christus' intocht in Jerusalem. |
De kinderen der profeeten verwelkomen Elisaeus. |
Vs Hostem qui stravit laudatur carmine David. |
|
Vs Gloria nata Dei tibi convenit hec Helisei. |
|
Vs Carmen hebreorum te laudat Criste bonorum. |
|
Sachar ix: Dicite filie Syon ecce rex luus venit tibi mansuetus. |
|
Sachar ix: Ipse tanquam pauper ascendens super pullinum asine. |
| |
| |
15. p
Eiciam omnes de domo mea. Oze XI. |
|
Zelus domus tue comedit me. David. |
Legitur in primo libro Esdre scribe capo iiio, quod rex Darius precepit Esdre fcribe ut iret in Jherufalem et quod ipse templum mundaret rex Darius Cristum significat qui ementes et vendentes de templo expulsit sic templum Domini mundavit ab illicitis dans per hec intelligere quod templum Domini domus orationis et non emptionis neque venditiones. |
|
Legitur in vio libo Machabeorum xo capo, quod Judas Machabeus precepit judeis ut templum de illicitis mundarent et fanctificarent quia contra legem pollutum erat. Iste Machabeus Cristum significat qui facto flagello de funiculis ementes et vendentes in templo de ipfo expulsit et excussit dicens nolite facere domum patris mei domum negationis. |
Esdras, van Darius bevolen den Tempel te zuiveren. |
Christus, de wisselaars uit den tempel drijvende. |
Judas Macchabaeus, bevelen gevende tot zuivering van den Tempel. |
Vs Templum mundari jubet hic et festa vocari. |
|
Vs Et tua saucta Deus mundare studet Machabeus. |
|
Vs Cristus vendentes templo repellit ementes. |
|
Amos ii: Odio habuerunt in porta corripientem. |
|
Zacharie ultimo: Non erat ultra mercator in domo Domini. |
16. q
In consilium eorum non veniet anima mea. Gen. Jacob LXJX. |
|
Iniquitatem dum convenirent consiliati sunt accipere animam. David. |
Legitur in Genesi xxxvii capo, quod fratres Joseph miserunt ad patrem suum Jacob nuncium quemdam dicentem quod fera pessima devoravit filium suum hoc enim facerant dolose confpirantes in mortem fratris sui: Joseph dolofe venditur a fratribus suis Cristum significat qui a Juda dolose venditus fuit in mortem sine culpa. |
|
Legitur in iio libo Regum xv capo, quod Abfolon filius David stetit ad introitum porte civitatis Jherusalem et populo ingrediente loquebatur quis me conftituet judicem et inclinavit corda virorum qui secum conspirantes erant contra patrem suum. David ipsum in regem constituerent et postea illius patrem persequentes quem occidere intendebat: iste Absolon Judam proditorem significat qui in mortem Crifti cum Judeis conspiravit. |
Josephs voorgewende dood, aan Jacob aangezegd. |
Judas Iscariot verraadt Jesus. |
Absalon moedigt het volk aan, tegen zijn Vader op te staan. |
Vs Turba malignatur fratrum puer nominatur. |
|
Vs Nititur in facta Patris proles scelerata. |
|
Vs In mortem Cristi conspirant insimul isti. |
|
Proverbiorum xxi: Non est sapi entia neque prudentia. |
|
Jheremie xi: Super me cogitaverunt concilia. |
|
-
voetnoot1
- De Heer Dr L.J.F. Janssen van Leiden had eene uitgave dezer tafereelen aangekondigd, in steendruk gebracht naarde teekeningen van den Heer J.A. de Rijk, thands K. Pr. en Seminarieleeraar te Voorhout. 't Is te verwonderen en te betreuren, dat men voor de uitgave van zulk een opmerklijk voortbrengsel der Nederl. kunst van den aanvang der XVIe Eeuw geene genoegzame deelneming gevonden heeft.
-
voetnoot1
- E. Bodemann, ‘Xylograph. u. Typogr. Incunabelen der Kön. öff. Bibl. zu Hannover.’ Ald. 1866. Bl. 3.
-
voetnoot2
- ‘Aelteste Gesch. der Xylographie’, in Von Raumers Hist. Taschenbuch, VIII, 1837; verg. zijn ‘Gutenberg u. seine Mitbewerber’, ald.N. reeks, II, 1841.
-
voetnoot2
- De Heer Bodemann kiest geen partij in het geschil; maar neigt blijkbaar ter gunste der ‘Priorität der Erfindung’ door onzen Coster. Maar wat beweeren wij tegenover de Duitschers? Zij beweeren dat reeds Cicero ‘die vollkommenste Idee der Erfindung der Buchdrucker-Kunst gehabt hat’; zie Schaab, Gesch. der Erf. der Buchdr.-Kunst, I, blz. 434.
|