| |
| |
| |
Calame.
De verkoop der nagelaten studiën en teekeningen van den beroemden zwitserschen landschapschilder heeft met recht de aandacht der kunstenaars en liefhebbers (althands in de landen, waar men zich op de hoogte der kunstbeweging houdt!) tot zich getrokken. De ten-toon-stelling van die vijfhonderd geschilderde studiën, dat tal van aquarellen in kleuren en sepia, uitmuntende teekeningen en schetsen, gaf ons de juiste maat van het talent van Calame aan en stelde ons in staat om het geheel van zijn werk te waardeeren. Om meer dan éene reden was Calame in Nederland zeer bemind, wij meenen onzen lezers dus niet onaangenaam te zijn met een paar bladzijden aan de nagedachtenis van dien goeden en grooten kunstenaar te wijden.
Ofschoon nog jong van jaren, verwierf hij een belangrijk succes op de ten-toon-stellingen van Parijs, en de antwerpsche Akademie nam hem welhaast onder hare eereleden op. Wij ontleenen aan den veilingskatalogus de volgende levensbizonderheden, daarvoor door den behuwdvader des kunstenaars verstrekt.
Alexander Calame, in 1801 te Neuschâtel geboren, verried reeds in zijne prilste jeugd den grootsten aanleg voor de kunsten. In plaats van aan de spelen zijner makkers deel te nemen, bracht hij zijnen tijd door met kleine afbeeldingen te maken, die hij voor éen of twee stuivers verkocht; en deze stuivers dienden hem om zijnen voorraad van papier en potlooden te hernieuwen, gelukkig als hij was wanneer hij eene prent kon koopen die hij nateekende en op de ware grootte teruggaf. Hij verhaalde dikwijls, dat het een der zoetste oogenblikken zijns levens geweest was, toen eene dienstmaagd,
| |
| |
die schik had in zijne liefhebberij, hem heimelijk zijne eerste verfdoos had gekocht. Hij kreeg eindelijk de vergunning, op de vliering van het ouderlijk huis zijne werkplaats in te richten, en daar eene oude tafel in gebruik te nemen. Met een Tan vreugde kloppend hart snelde hij daarheen, om al zijne vrije oogenblikken aan het wrijven van kleuren met slaolie en aan het proeven nemen met de schilderkunst te besteden. Hij was veertien jaren oud, toen zijn vader, het slachtoffer der kwade trouw van eenen handelsvennoot, alles verloor wat hij bezat en, diep getroffen door dien slag, ziek werd, stierf, en zijn huisgezin zonder middelen achterliet.
Calame moest toen de school verlaten om zijne moeder, die hij innig lief had, te hulp te komen, en verkreeg te Geneve eene plaats in het bankiershuis van den Heer Diodatti.
Hij verwierf zich spoedig de achting en de bescherming van zijnen patroon. Zoodra zijn kantoorwerk was afgeloopen, keerde hij naar huis te-rug en bracht dikwijls een gedeelte van den nacht met het kleuren van prenten voor kooplieden door; de geringe opbrengst hiervan ter zijde leggende, om de schulden te betalen uit de langdurige ziekte zijns vaders ontstaan.
De Heer Diodatti, door zijn aanleg getroffen, ried hem zijn kantoor te verlaten en betaalde voor hem drie maanden onderwijs bij den voornaamsten landschapschilder te Geneve. Van toen af kreeg hij les van den Heer Diday, die spoedig het grootste belang in hem begon te stellen en hem als den besten zijner leerlingen beschouwde. Door met het krieken van den dag op te staan, bracht hij het door zijnen arbeid zoo ver, dat hij alle schulden van het ouderlijk huis betaalde.
Het hart vol erkentelijkheid en door snelle vorderingen aangemoedigd, kon hij reeds kleine studiereizen ondernemen, waarop hij, gierig op zijn leertijd, noch regen, noch wind, noch sneeuw ontzag. Hij was alleen met zijne kunst bezig.
Eindelijk overwon hij de moeilijkheden, die de ontwikkeling van zijn talent tegenhielden, en kon hij zijne eerste schilderij ten-toon-stellen, die door de Société des Arts te Zurich werd
| |
| |
aangekocht. Het was, in dit tweede tijdperk van zijn geluk, dat hij aan zijne moeder 144 francs kon brengen, den prijs voor eene enkele schilderij. Deze uitkomst verdubbelde zijnen ijver; omstreeks dezen tijd vervaardigde hij zijne eerste lithografie. Zijne eerste groote schilderij werd bij inteekening door het muzeüm van Geneve in 1858 aangekocht en verwierf hem te Parijs de gouden medalje, tweede klasse, en eenige gunstige dagblad artikelen. Om dezen tijd had hij het ongeluk zijne moeder te verliezen. Het volgende jaar trad hij in het huwelijk en deed in 1840 eene reis naar Parijs, waar hij twee groote schilderijen ten toon stelde, waarvan de eene de vallei van Ansasea en de andere eene instorting van rotsen voorstelde. Deze tentoonstelling verschafte hem de gouden medalje, eerste klasse, en werd zijne schilderij door Koning Louis-Philippe aangekocht. Het volgende jaar verkreeg hij het kruis van het legioen van eer, voor eene schilderij, die door den Heer Scheletter, konsul van den Koning van Beyeren te Leipzig, werd aangekocht en een Rukwind in een eikenbosch voorstelde; welke kunstvriend hem nog daarenboven twee andere groote schilderijen bestelde: een Gezicht op den Montrose en de Tempels van Poestum. Laatstgemeld onderwerp voerde hij ook uit voor de Heeren de la Rive en Kunkler te Geneve. Het verschafte hem ook ten onzent de gouden rijksmedalje en in België de Leopoldsorde.
Nadat hij voor den Koning van Wurtemberg twee groote schilderijen had vervaardigd, verkreeg hij de orde van de Wurtembergsche Kroon, die den persoonlijken adel verleent; in het volgende jaar ontving hij het kruis van den Nederlandschen Leeuw. Hij had achtereenvolgends van den Koning van Pruisen twee medaljes ontvangen, eene der eerste en eene der tweede klasse, vervolgends te Geneve eene medalje eerste klasse en op de algemeene ten-toon-stelling te Parijs de groote medalje, eerste klasse. Zijne fortuin werd dagelijks grooter en veroorloofde hem in 1844 den winter in Italië door te brengen. Bij zijne terugkomst werd zijn atelier door verscheidene prinsen en vorsten bezocht. De Groothertogin
| |
| |
Maria van Leuchtenberg, dochter van den Keizer van Rusland, bezocht gedurende haar verblijf te Geneve met hare twee dochters, de Princessen Marie en Eugenie, alsmede met den Groothertog Nicolaas, haren broeder, zijn atelier; hij kreeg van haar verscheidene bestellingen en prachtige geschenken.
Hij ontving ook bestellingen van de Keizerin-weduwe, van de regeerende Keizerin van Rusland, van den Groothertog Michaël en van de Groothertogin Helena, en Keizer Alexander begiftigde hem met het ridderkruis van St Anna van Rusland. Hij was ook gevoelig voor de eer van het bezoek van den Groothertog-troonopvolger van Mecklenburg-Strelitz, met wiens vader hij in briefwisseling gestaan had. Op den ouderdom van veertig jaren had hij vijf verschillende ridderteekenen en negen gouden medaljes ontvangen en was lid van verscheidene Akademiën. Ondanks al deze onderscheidingen, waarvoor hij niet ongevoelig was, bleef hij steeds even zedig. Hij had het ongeluk drie zijner kinderen te verliezen, een verdriet, dat zijne gezondheid ondermijnde, die reeds sedert jaren zeer geschokt was door de vermoeienissen der reizen, waarop hij, geheel door zijn genie bezield, dikwijls door ziekte werd overvallen en, van alle hulp verwijderd, op het herstel zijner krachten moest wachten, om weêr op reis te kunnen gaan en naar huis te keeren. Zijne gezondheid werd met den dag bedenkelijker; hij vertrok naar het Zuiden, doch, helaas! te laat. Na een jaar ziek geweest te zijn, werd hij aan zijn gezin en aan zijne vrienden ontrukt, die hij steeds ten hoogste geslicht had door zijne oprechte godsvrucht en kinderlijk geloof. Hij stierf in de maand Maart van 't jaar 64 te Mentoni in den ouderdom van drie-en-vijftig jaren.
Hij heeft voor den uitgever Delarue een groot aantal lithografiën en gravuren vervaardigd en, als zijn laatste werk, twee groote platen: de Stortvloed en de Eenzaamheid, die zijn eigendom gebleven zijn, voltooid.
Zijne studiën, die hij met zoo veel zorg bewaarde en nooit heeft willen verkoopen, ondanks de sommen, die men hem daarvoor dikwijls aanbood, kunnen toonen tot welk eene
| |
| |
hoogte hij de navorsching der waarheid en de nauwgezetheid dreef.
Aangenaam zou het ons zijn, breedvoerig het verhaal van dat korte doch werkdadige leven, in zijne aandoenlijke eenvoudigheid terug te geven. De tegenstelling van dat nederige debuut en die schitterende eerbewijzen, zoo snel en zoo roemrijk verkregen, komt ons voor eene nuttige les in zich te bevatten. De oprechte en kiesche hulde, die de door ons gevolgde levensbeschrijving eindigt, kenmerkt in twee woorden volmaakt den stijl van Calame. Zonder in de overdrijving van sommige liefhebbers te vervallen, die, voor zijne watervallen, den naam van (den ouden) Van Everdingen en zelfs dien van Ruysdael uitgalmden, willen wij gaarne erkennen dat het talent van Calame zich door eene groote waarheid en eene groote zorg ook in de minste bijzaken kenmerkt. Zijne menigvuldige studiën leveren er het treffendste bewijs van. Bij den eersten aanblik dof en koud, hebben zij weinig aantrekkelijks; de vaste rotsblokken, de bruisende stortvloeden, door de gesmolten sneeuw veroorzaakt, een plantengroei van een overdreven en bijna hard groen, een koud en helder zonnelicht, het licht der gletsjers, - dit alles vormt een geheel dat niet wegsleept.
Blijft men echter eenigen tijd voor die schilderingen verwijlen, dan wordt men gemeenzamer met die exceptioneele natuur. De schuimende en brekende golven vertoonen, door hare doorschijnende vloeistof, de planten en kiezelsteenen harer bedding, drupsgewijze verspreiden zij zich en besproeien de helling der heuvelen, die met een dik mos, gelijk aan een zijachtig fluweel, omzoomd zijn. De boomgroepen krijgen eene behoorlijke ruimte en maken zich van den grond der bergen los; de kale kruinen der dennenboomen teekenen aan den hemel met eene verwonderlijke juistheid hare onregelmatige omtrekken. De wolken drijven op de toppen, terwijl een doorschijnende damp de donkere schaduwomtrekken der rotsen uit de vallei verzacht. De zon brandt niet, het is waar, doch haar levend licht verheldert, ver- | |
| |
licht de gletsjers en de groenende valleien en werpt hier en daar op de rotsblokken eenen schitterenden weêrschijn. Het penseel van Calame munt vooral uit door de steenlagen basaltisch en de bergwouden rotsachtig te maken. Hij toont de natuur, de kleur, den vorm van elk steentjen aan, hij kenmerkt elke mossoort en het geheele plantenrijk in zijn waar charakter.
Wij zijn werkelijk in het midden van dien onontwarbaren chaos verplaatst, dien de bergbewoners het einde der wereld noemen.
Eenige zeetooneelen, studiën van dennen-, kastanje- en pijnboomen, stortvloeden, gletsjergezichten, het panorama eener diepe vallei of het vergezicht van een meer tusschen bergen, somtijds de details van een bundel kruiden, een levendig landschap of de hoek van eenen steilen weg, - ziedaar de onderwerpen die Calame met de meeste liefde behandelde. Eene aanhoudende en diepe studie der natuur verraadt zich in elk doek; maar men herkent er ook de koude temperatuur der bergen en de zon der napelsche kusten in, die niet warmer is dan die der ijsgletsjers van den Mont-Blanc.
Te vergeefs beijvert zich Calame om de rijke tinten van den herfst terug te geven: zijne rosachtige boomen hebben den rijkdom niet van die door de zon verschroeide natuur.
Die hoedanigheden en zelfs de gebreken van Calame beletten hem niet een onberispelijk teekenaar te zijn. Zijne bekwame teekenstift geeft met eene bewonderenswaardige waarheid de bergachtige streken, de pijnen en rotsen terug.
Deze nauwgezetheid, deze angstvallige getrouwheid geeft eene groote waarde aan zijne lithografiën. Er zal een dag komen, en mogelijk is die niet ver meer verwijderd, dat de verzamelaars elkander zijne platen zullen betwisten.
Het publiek heeft zich gunstig getoond jegens een talent, dat intusschen niet dat bekoorlijke noch die schitterende fouten bezat die somtijds meer dan de goede hoedanigheden bekoren. De studiën van Calame, waarvan de gemiddelde prijs zich tusschen twee- en driehonderd francs heeft staande gehouden,
| |
| |
zijn gunstig opgenomen. Indien eenige merkwaardige stukken geene hooge prijzen hebben opgebracht, moet men de oorzaak daarvan waarschijnlijk aan den al te grooten toevloed van landschapstukken toeschrijven, bijna alle in dezelfde koude en heldere gamme opgevat, die bij de liefhebbers in 't algemeen niet hoog staat aangeschreven.
Gevolgd naar F. Petit en J.J. Guiffrey
|
|