Dietsche Warande. Jaargang 6
(1864)– [tijdschrift] Dietsche Warande– Auteursrechtvrij
[pagina 560]
| |
De Kerken van den Architekt
| |
[pagina 561]
| |
kritiek. Deze bestond, zoo als wij zeiden, gewoonlijk alleen uit het aanwijzen van licht na te vorschen feiten. Wij legden een vlak voor den lezer, waarvan al de punten des omtreks even ver van het middelpunt verwijderd waren, en zeiden: ‘ziedaar een cirkel’. De auteur, dien wij behandelden, had een kegel te maken: ‘hij nam dien cirkel tot grondvlak’; en dan voegden wij er zedig bij: ‘dit dunkt ons doelmatig gehandeld’. Gewoonlijk ging er dan wel onder het publiek, - ‘soo geestlijck als weirlijck’ een geroep op, of bromde er een gesluister rond van: ‘Camaraderie, camaraderie’, ‘nepotisme, nepotisme’, en men vergde, als onze bloed of boezemvriend getuigd had, dat in een rechthoekigen driehoek de quadraten der rechthoekzijden gelijk waren aan het quadraat der hypothenuza, - dat wij dan het geëerd publiek allervriendelijkst zouden verzocht hebben te erkennen: ‘er is eenige waarheid in die stelling en eenige aanleg voor logika in haar auteur’: dat vergde men wel; zoo werd die waarnemende en definieerende kritiek wel beoordeeld en veroordeeld: maar dat kon bezwaarlijk invloed op hare waarde hebben. Van daag stappen wij daar toch af: en wil men het daarom eene overrompeling noemen, als we de nieuwe Eindhovensche Kerk in nevensgaande gestalte voor den lezer leggen - en dat we niet punt voor punt aanwijzen, hoe hij er vrede meê hebben kan: we zullen het ons laten welgevallen. In een volgend artikel deelen wij Deo volente den platten grond der kerk meê; dan is het oogenblik voor de ontleding aangebroken. Men geniete thands de zaak en bloc. Slechts een paar opmerkingen voegen wij aan de afbeelding toe. Het is eene Cathrinen-kerk. Men weet welke ideën reeds de H. Catharina naast Barbara vertegenwoordigtGa naar voetnoot1. Men kent de groote populariteit die deze patronessen der filozofie, geleerdheid, welsprekendheid, bouw- en werktuigkunde, de middeleeuwen dóor, in het beschaafd Europa genoten hebben. | |
[pagina 562]
| |
Men heeft gelezen, wat het rad van Catharina beteekent. Men zal dus beseffen, waarom het Catharinen-fenster, radof roosvenster in den licht-beuk dezer kerk zulk een groote rol speelt. Als men in die kerk staat, zal men, voor en achter, rechts en links, overal licht-rozen om zich heen zien. Dat is de gelukkige innovatie, wechgelegd voor onze individualistische tijd, opgevat door den architekt dezer kerk: de monumenten zoo veel mogelijk te individualizeeren. Eene St Jacobskerk zal voortaan geene Laurentiuskerk, eene Barbarakerk geene Cathrinakerk meer kunnen zijn. Uit de algemeenheid maken zich, met behoud van den katholieken grondtoon, de talrijke eenheden, de verscheidenheden los. Dat wordt met der tijd eene rijke sinfonie van al die kerken. En onze tijd zal voor de Bouwkunst doen wat zij voor de Muziek gedaan heeft - wier ‘Harmonie’ óok een voortbrengsel der jongste geslachten is. In de beide torens van het Eindhovensche Godsgesticht is ook het denkbeeld van het loretijnsche suaviter en fortiter der H. Kerk, die door Maria, de Virgo virginum en Mater inviolata verpersoonlijkt wordt, volledig ontwikkeld. Men heeft, voor de kerk staande, aan dit Huis der Duive (‘Domus Columbae’) rechts de turris davidica, links de turris eburneaGa naar voetnoot1. Rechts heeft de toren de kijktorens en kanteelen, de versterkte en masfale konterforten, die links ontbreken, waar de ranke frontalen en pinakels uitblinken door fijne maagdelijke en toch bloemdragende vormen. Het pand der kerken ter Epistelzijde wordt doorgaands meer bizonder onder de bescherming gesteld van den Patroon of Patrones; zoo is hier dan ook de toren tevens het zinnebeeld der moedige strijderesse voor Christus - de H. Catharina, die, volgends den Hoogleeraar Broere, met den grooten Paulus het zwaard ook om deze reden gemeen heeft, dat beiden het Zwaard des Woords voor Christus gevoerd hebben. Vindt men aan dezen toren (door welken men toegang tot het mannenpand krijgt) | |
[pagina 563]
| |
den krijgshastigen en waakzamen baan in top - links verheft de toren, die de vrouweningang overhuift, de lelie der zuiverheid met het monogram van Maria. Rechts getuigt de klok van de tijdelijke orde, en waarschuwt, nader verklaard als zij wordt door Petrus' haan, voor het uur der verleiding; links pralen, in de heraldische frontaalverciering, vier rozen met wapenschilden, die naar de vier waereldstreken gericht zijn. Daarin zijn aangebracht (althands zoo was het plan) de Rosa mystica ten Westen (d.i. naar voren - naar het Liturgiesch Architektoniesch Westen, onverschillig of de kerk al dan niet georiënteerd zij); de Stella matutina ten Oosten (naar de Dageraad), de foederis Arca ten Noorden (om de machten der duisternis af te keeren), het Domus aurea ten Zuiden (want bij den Profeet Habacuc staat van den bewoner dezes huizes: ‘Hij komt uit het Zuiden’). In het midden praalt de zinnebeeldige roos in den volsten glans, en de Godmensch zit ten throon in het deurfrontaal: ‘Niemant komt tot den Vader dan door mij.’ Wij zullen ons woord houden en voegen hier niets meer aan toe. Alleen - wij hebben de gelofte gedaan tot onzen laatsten adem nooit van de Eindhovensche kerk te spreken zonder eene klachte. Daar is misschien geene kerk, aan wier vormen het symboolstelsel met meer godvruchtig oordeel en grooter volledigheid is ingeprent. Ieder weet, of kan weten, dat de georiënteerde kerkäs de spina dorsalis van dat heerlijk stelsel uitmaakt: uit deze verklaart zich al het overige en dankt er zijn samenhang aan. Alzoo had het kerkbestuur allerminst déze kerk het achterste vóor moeten zetten: ‘Oriens nomen Ejus (sc. Christi)’; en Priester en Volk staan met het aangezicht naar het Westen!Ga naar voetnoot1
J.A.A.Th. |