Dietsche Warande. Jaargang 5
(1860)– [tijdschrift] Dietsche Warande– Auteursrechtvrij
[pagina 611]
| |||||
Mengelingen. Berichten, wenken, vragen, briefwisseling.ANTI-FLANDRICISME. - De beste zaak wordt door overdrijving bedorven. We hebben ons vermeten eenig bescheiden protest in te leggen tegen de wijze waarop, onder den vingerdruk van den Heer Ch. Rogier, o.a. op de kongressen te Damme en in Den Bosch de vlaemsch-hollandsche klavecymbelsnaren weêrklonken hebben - en zie, daar maakt de Konst- en Letterbode nu weêr in eens misbruik van, en laat geene gelegenheid ongebruikt om zijn anti-flandricisme aan den dag te leggen, en de Fransquiljons (in 't geheim bestaan er nog) genoegen te geven. Op bl. 261 van den loopenden jaargang verhaalt ZEd. wat al of niet nabij ‘Alost’. in België, is voorgevallen. Op bl. 267 gewaagt ZEd. van de ‘pest van Tournay’. Nu kan men toch niet veronderstellen, dat een man die zoo overal te huis is als onze ‘Bode’; het zij te Niniveh, het zij aan het Hilversumsche Wassemeer, het zij waar het zij, niet weten zoû, dat de beide bedoelde plaatsen Aalst en Doornik heeten. Het schijnt dus wel bepaaldelijk om tegen een te diep ingrijpen van de teutomanie te waarschuwen, dat er hier van Alost en Tournay sprake is. Eerlang lezen we ook van ‘het kongres van Bois-le-duc’ en het verblijf in ‘La Haye’: dit was echter geenszins ónze bedoeling. Nu wij het ministerie van Leopold behoorlijk afgestraft hebben, zijn we, corps et âme, messieurs! aan ‘Vlaenderen den Leeuw’! Wech, met den Leliaert! M.
HUMBOLDTS KUNSTNALATENSCHAP. - Ten huize van 's mans kamerdienaar (zegt de ‘Konst- en Letterbode’ No 34 d.j.) is de konstnalatenschap van den beroemden A.v. Humboldt verkocht. Noch de Pruisische Staat, noch eenige partikuliere inrichting heeft deze verzameling, welke ook inderdaad slechts hoofdzakelijk eene waarde als agglomeratie van profane reliquiën heeft, willen aankoopen. De gevierde man bezat, onder anderen 118 lithographiën(!), 22 schilderijen en waterverwteekeningen, en 160 stuks diplomaas door universiteiten, geleerde genootschappen enz. aan hem vereerd. 't Is treurig, dat een man, wiens leven éen groote triomstocht te midden zijner verbleekte en verbaasde tijdgenoten geweest is, zoo weinig hart vindt bij zijne nagelaten betrekkingen, dat zijne eereteekens, zijn diplomaas, aan den meest-biedende verkocht worden! Men roemt ook zeer | |||||
[pagina 612]
| |||||
de berkenhouten schrijftafel, waaraan de man gezeten heeft, zijn inktkoker, enz. enz. - een en ander is in veiling geweest, en de tafel door een amsterdamsch lief hebber voor een beetjen geld aangekocht. Men verneemt, dat een Engelschman bij dezen vriend der wetenschap vruchteloze pogingen heeft aangewend om het meubel meester te worden; men zegt met booze oogmerken. Zie onze Woordenbkk. in voce tafel: tafeldans, tafelspraak..... enz. Als of Humboldt, door het orgaan van Varnhagen von Ense c.s. niet al genoeg geklopt en geklapt had: die vrome, vroede, groote, grijze, fijn-christelijke bergbestijger. Och, Mijnheeren, zegt het maar in éens, dat het Pantheïstische voortaan het eenig ordentelijke Kerkgenootschap is. Met dat geknoei!.... M.
Dr DU RIEU - KUNSTKENNER. - De Heer Dr Du Rieu, die reeds meermalen in onze ‘Warande’ ter sprake kwam, eindigt een archaeologiesch artikel in den ‘Gids’ van November met een spreekwoord aan den driestal (niet dien van het Delfiesch Orakel, maar van Sint Krispijn) ontleend: wij willen in dit nootjen zijn voorbeeld volgen. De Heer Du Rieu slaat geloof aan het praatjen, dat Michele-Angelo geene geboetseerde modellen van zijne marmerbeelden gemaakt heeft. ‘Dat achtte de groote kunstenaar beneden zich’. zegt Dr Du Rieu, en Michele-Angelo zeide te-recht aan iemant, die hem de reden daarvan vroeg, dat ook Homerus de Ilias en Odyssea niet eerst in proza had geschreven. Zoû Michele-Angelo werklijk zulke dwaasheid hebben kunnen zeggen? O Dr Du Rieu, Dr Du Rieu, dat gij, aan 't begin van uw loopbaan, ons eerste tijdschrift reeds met zulke onnoozelheden ontciert! Als de Heer Du Rieu het minste begrip had van het maken van een beeld, kón hij immers zoo niet spreken! 't Is veel waarschijnlijker, dat Michele-Angelo aan den man, die hem vroeg waarom hij toch door Tribolo, door Rafael van Montelupo, en door Giov. Agnolo zekere beelden naar zijne modellen deed uitvoerenGa naar voetnoot1, geandwoord zal hebben, of hij dan dacht, dat de kalligrafische exemplaren, die er van de ‘Divina Commedia’ gemaakt zijn, door Dante-zelven geschreven werden! De Heer Du Rieu denkt, dat Michele-Angelo voor een steenklomp ging staan, en daar dan een Mozes uit hakte! want indien Michele-Angelo (gelijk alle andere beeldhouwers) werklieden gebruikte om het beeld op zijn punt te zetten, waar zouden ze dat naar | |||||
[pagina 613]
| |||||
gedaan hebben, zonder modelGa naar voetnoot1? O Dr Du Rieu, Dr Du Rieu! - Schoenmaker houd u bij uw leest - archaeoloog bij uw palimpsesten - gij schepper van eene Mediceesche Venus, ‘waar, gelijk bekend is, de armen aan ontbreken’. E.N.
LITTERARISCHE NIJVERHEID. - In het Handelsblad van 1o November komen twee exkluzivistische advertentiën voor: I. Bij J.A. Schuurmans in de Bloemstraat, wordt uitgegeven: ‘Geheime Gids voor ongehuwde Dames, prijs 30 Ct. Geen Man of Jongeling mag ooit dit boek ontzeeglen’. zegt de uitgever: ‘De kunst van Mannenvangst wordt hierin juist ontvouwd.’ II. Bij Nijgh te Rotterdam: ‘Grieksche Vrouwen, Grieksche Liefde, (historische schets), door Dr. H.F. Thijssen, prijs f 1.25. De Uitgever’. heet het, ‘acht zich verpligt op te merken, dat dit Werkje meer geschikt is voor Heeren- dan voor Dames-Lectuur’. Wij kunnen niet nalaten deze form van adverteeren zeer aan te prijzen. Er is toch geen twijfel aan of de ‘Heeren’ zullen met dubbele gretigheid naar deze beide letterkundige lekkernijen de hand uitsteken. Kon men inderdaad wel een prikkelender titel kiezen dan die wij aan de oordeelkundige smaak van Dr Thijssen dankweten, en die werklijk een zoo kieschen kommentaar, als er in de, den 28n Nov. herhaalde, advertentie wordt bijgevoegd, alleszins waardig is? Er ontbrak nog maar aan, dat dit boekjen van Dr Thijssen niet anders dan verzegeld wierd afgeleverd. Waarlijk, de Heeren Doktoren Koorn en Thijssen hebben, door de sijne keuze van onderwerpen, met welker behandeling zij Neêrlands schoone letteren verrijken, aanspraak op de dank baarheid van alle ‘Heeren’. Wij juichen dan ook zeer toe, dat men zulke onderwerpen niet in het Latijn behandelt: hoe menig jonkman, ja, ondanks den zedemeesterlijken raad der advertentie, hoe menige aardige jonge dochter zoû daardoor niet van de gelegenheid beroofd worden zich à loisir en grondig met deze stoffen bekend te maken! Intusschen wij zijn aan de waarheid verschuldigd te erkennen, dat de auteur zich op het glibberig gebied met vrij veel decencie beweegt, en dat twijfel geoorloofd blijft, of wel inderdaad, de beoefening der fyziolo- | |||||
[pagina 614]
| |||||
gie verwoestend is voor de edelste elementen van het zieleleven. Ter waardeering van het wetenschappelijk gehalte van dit hakmoes, waarvan het jammer is, dat er zoo veel frisch vernust en uitgebreide belezenheid aan verspild werd, verwijzen wij, overigens, naar de beoordeeling in het Zondagsblad. M.
OPEN BRIEVEN. - De Heeren Studenten in de rechten te Leiden verleenen weêr een ‘Open brief’ (lettre patente), en wel aan den Hr Mr J. Heemskerk Az., ter zake zijner beschuldiging dat die Heeren niet studeeren, en de rechtswetenschap o.a. te Leiden achteruitgaat. Dit diploom is onderteekend door de Heeren A.E.J. Modderman, P.C.A.M. van Weel, de andere mijnheer van Weel, T. van Hettinga Tromp, en J. van Heukelom. Indien de Heeren een ‘openbaren brief’ bedoeld hadden, zouden ze gewis te zeer doordrongen zijn geweest van de eischen der Justitia distributiva ook in de ‘Vaderlandsche’ Grammatika - eene propaedeutische wetenschap, die ze gewis met feu divin beoefend hebben - om van lettre patente of ‘open brief’ te spreken. M.
SAMOREUZEN-SLUIS. - De opmerkelijke overeenkomst tusschen het ‘J.t.G.’ op bl. 526 uwer D. Warande, en mijn naam, zullen naar ik vertrouw bij UE. als voldoende verontschuldiging gelden voor de vrijheid, die ik mij veroorloof, om voor een oogenblik uwe aandacht te vestigen op de 1½ regel boven die 2½ letter. ‘Samoreuzen-sluis’ is een splinternieuw woord; ‘Hoogesluis’ is al erg genoeg, maar nu eenmaal in zwang; toch is 't nooit een sluis, maar altijd een brug geweest. Mag ik UE. verzoeken wel te willen naslaan mijn ‘Amsterdam’
Niet om mijnentwil, maar ter eere van onze fraaije ‘Amstelbrug’ weleer ‘Samoreuzenbrug’. en die de franschen ten minste ‘le pont des amoureux’ noemden, wage ik het UE. beleefdelijk te verzoeken om in Uw volgend nommer er met een enkel woordje op terug te willen komen. Met opregte hoogachting heb ik de eer te zijn 29 Aug. 60. UEds. Dienstv. Dienaar J. ter Gouw. |
|