Dietsche Warande. Jaargang 5
(1860)– [tijdschrift] Dietsche Warande– Auteursrechtvrij
[pagina 30]
| |
Ivoren snijwerken, van Genoels-Elderen, bij Tongeren,
| |
[pagina t.o. 31]
| |
[pagina 31]
| |
schijnt van de oude konsuls-diptyeken ontleend te zijn, wier oorspronkelijke bestemming het denkbeeld aangaf om ze te doen dienen tot het vercieren der boekbanden; en dát wel op een zoo verwijderd tijdstip, dat wij gewijde diptyeken aangegeven vinden als imagines in modo EvangeliorumGa naar voetnoot1 d.i. tafereelen in Evangelievorm. Zoo werd het Diptychon Leodiense, dat aan de nagedachtenis van den konsul Flavius Astyrius gewijd was, gebruikt om een der bandborden van het Evangelie-boek der kollegiale kerk van den H. Martinus, te Luik, uit te maken. Men gebruikte ook nog besneden ivoren platen, in den vorm van diptyeken of triptyeken behandeld, voor de verciering der altaren, voor dat men begonnen had gebruik te maken van de steenen en houten autaarstoffeering; men gebruikte ze ook om de voorzijde der altaren en der oxalen te vercieren, zoo als in de karolingische kerk van Aken. De ivoren snijwerken, die het onderwerp van dit artikeltjen uitmaken, kunnen tot het een of ander dezer bestemmingen gediend hebben; eenige vercieren nog de banden van evangeliariën en missalen; andere liggen thands geheel op zichzelven. In den schat der kollegiale kerk van Tongeren, die in de laatste jaren door hare zoogezegde herstellingen, zoo jammerlijk in waarde gedaald is, bevindt zich een handschrift der Vier Evangeliën, waarvan het schrift tot de IXe Eeuw schijnt te behooren. Dit schoone boek was, tot aan de Fransche Revolutie, het zelfde, dat men na het Evangelie der Kapittel-Mis met deze woorden: ‘Ecce lex sacra’ den Kanunniken aanbood om te kussen. Het is vercierd met eene besnedene plaat ivoor, die waarschijnlijk tot het einde der IXe Eeuw opklimt. In het midden is de gekruiste Christus voorgesteld; rondom het kruis is er een doorloopende band van samengerijde vierbladen; de Christus, wiens hoofd niet omstraald is, is hier met vier nagels vastgehecht; zijne haren zijn in lange tressen verdeeld, die aan beide kanten van het voor- | |
[pagina 32]
| |
hoofd nedervallen; ook is hij baardeloos - welke bizonderheid-alléen reeds genoegzaam den hoogen ouderdom van dit ivoor bewijst: zijne voeten rusten op een bankjen, in den vorm van een zeer kleine konsole. Noch titeltabel aan den top, noch slang aan den voet van het kruis, is hier aangebracht, maar boven het hoofd van den Christus houden twee Engelen, die de lans en den stok met de spons omhoog heffen, met de eene hand eene kroon; nog hooger komt uit de wolken, die een halven cirkel beschrijven, en met de uiteinden op den top van het kruis rusten, de Hand Gods (beteekenende den zegen van God den Vader), waarvan men hier niet, als gewoonlijk, den palm, maar den achterkant ziet. Aan de rechter zijde van het kruis bevindt zich eene nadertredende vrouw, de Katholieke Kerk, in de rechter hand drie bladen of bloemen houdende, waarschijnlijk een zinnebeeld der Allerheiligste Drieëenheid, en in de linker, eene wapperende banier, die haar gezach aantoont. Aan de linker zijde ziet men eene andere vrouw (de Synagoog), zich verwijderende en het hoofd naar onzen Heer, op eene spottende wijze, gekeerd; in de rechter hand houdt zij een palm. Onder het kruis, zijn de dooden voorgesteld, uit hunne graven rijzende, wanneer Christus den geest geeft; een persoon komt uit een graf-kapel, in den vorm van eene rotonde; een andere, uit een vierzijdige tombe; terwijl een derde uit de zee schijnt te voorschijn te komen. De bovenste hoeken der samenstelling worden ingenomen door de zon (ter rechter zijde van Christus [in het Noorden]), en de maan (ter linker zijde), voorgesteld onder de gedaante van eenen man en van eene vrouw, met de gezichten naar elkander gekeerd en ieder een sakkel in de hand; de zon is met een diadeem gekroond, waarvan de neêrgeslagen stralen op den grond der voorstelling een uitgetande nimbus worden, die het hoofd omringt; op het hoofd der Maan prijkt de glansige sikkel; beiden schijnen hun aangezicht met de handen te willen bedekken, waarschijnlijk eene naïeve poging om den eklips uit te drukken, gelijk op een mi- | |
[pagina 33]
| |
niatuur in het Evangeliarium der Xe Eeuw, dat zich in de Borgondische Bibliotheek te Brussel bevindt, no 9428, waarop de Zon is voorgesteld, zich het aangezicht sluyerend. De wolken, onder de voeten der engelen en rondom de zon en de maan, zijn op een vrij zonderlinge konventioneele wijze voorgesteld. Aan de onderhoeken der kompozitie zijn twee personen over elkander gezeten, de eene ter linker zijde van het kruis (de Oceaan) is een gebaarde man met verwarde haren, met twee horens, slangsgewijze gevormd, waarschijnlijk eene kwalijk begrepen afbeelding der scharen van de krab; hij houdt in de rechter hand een visch, en met den linker giet hij een waterkruik uit; ter rechter zijde ziet men eene half naakte vrouw (de Aarde) eene slang zoogende, die haren rechter arm omslingert, terwijl zij met hare linker hand eenen boom ophest. Volgends de meening van den geleerden Pater Karolus Cahier, moet dit merkwaardige ivoorwerk tot de zelfde school behooren als het kruisbeeld van Lotharius te Aken, en het schoone ivoor van Aldaberon te MetzGa naar voetnoot1. Het meet 18 op 11 ned. duimen. Op ongeveer een uur afstands van Tongeren, is een dorpjen gelegen, Genoels Elderen genaamd, in welks kerk zich twee ivoor platen bevinden, die nu dienen om de trappen te vercieren van het altaar der zuidelijke kapel. Zij schijnen tot de IXe of hoogstens tot de XIe eeuw te behooren; de eene stelt de Boodschap des Engels en Mariaas Bezoek voor; maar daar wij later op deze denken te-rug te komen, zullen wij hier alleen de tweede beschrijvenGa naar voetnoot2. In het midden bevindt zich de Christus, in een tunika gekleed, met eenen eenvoudigen gordel; het hoofd is omringd door den kruis-nimbus, met de letters ‘Rex’ aan de uiteinden der drie zichtbare armen van het kruis; hij is baardeloos, zijne lange haren vallen in krullen op de schouderen; | |
[pagina 34]
| |
in zijne linker-hand houdt hij een ingebonden boek, de Evangeliën, terwijl hij, in zijne opgeheven rechter hand, een lang kruis houdt, dat op den schouder rust, en welks top aan de andere zijde van den nimbus uitkomt. De Christus wordt door twee Engelen ondersteund, gelijk hij gekleed; maar hunne haren, van een band omgeven, zijn korter; hunne vleugelen bestaan elk uit eene groote veêr, en hunne nimben zijn geheel effen. De oogen van den Christus en der Engelen zijn van blaauw glas, in het ivoor gevat. Onder zijne voeten bevinden zich een leeuw, voorgesteld met manen en eene lange staart, een draak met schubben, in den vorm bijna van een paling, een adder en een baziliskus. Het geheel wordt door dit randschrift toegelicht: ‘Ubi Dominus ambulabit supra aspidem et basiliscum et conculcabit leonem et draconem.’ Te Maastricht is er ook een Evangelie-boek der XIe eeuw, met een besneden ivoren plaat, aan den band vast, het bevindt zich in het kabinet van den Heer Baron de Crassier.
Brugge, Nov. 1858. |