Dietsche Warande. Jaargang 4
(1858)– [tijdschrift] Dietsche Warande– Auteursrechtvrij
[pagina 492]
| |
Oorkonden.
| |
[pagina 493]
| |
gesticht worden uit de aalmoezen der geloovigen; want toen Bisschop Jan van Luik, in Julij 1277, de eerste ordonnantie voor het Gasthuis uitvaardigde, was zulks voor het gasthuis, dat “voor goeder luden aelmisfen gesticht was in den Bosch.” Onze historieschrijvers zijn het eens, dat vóór 1277 reeds het gesticht - dat vroeger buiten de stad lag - daarbinnen was overgebragt. De genoemde ordonnantie is daarvoor het stelligste bewijs. Den 6n Septemb. 1376 gaf de Bisschop van Luik de herziening dier ordonnantie; de dagteekening van dit laatste stuk is echter ook een onderwerp van verschil geweest. Maar wij dienden ter kerke te komen: U. zal mij veroorloven onze historieschrijvers ter zijde te laten en mij, in de opnoeming van eenige dagteekeningen, van de uitmuntend bewaarde echte stukken zelve te bedienen, die ik, zoowel als de voornoemde ordonnantiën, voor dezen naauwkeurig heb ingezien en geëxcerpeerd. Paus Calixtus III verhief op de Iden van December 1456, in het 2e jaar zijns Pausdoms, de kapel van het Gasthuis tot Parochie, wel te verstaan, zoo als Van Gils aanmerkt, voor degenen, die in het gesticht verblijf hadden. Den 4en voor de Iden van Julij 1457, het 3e jaar zijner regering, gaf de Heilige Vader aan den Deken van Sint Jan commissie om het Gasthuis, zijne nieuwlings tot parochie verhevene kapel en het kerkhof te verplaatsen, als de nood zulks werkelijk eischte. Heer Joannes Steenwech, de Deken, zag het wenschelijke en noodige der verplaatsing in: dien ten gevolge werd het Gasthuis vervoerd op zijne tegenwoordige plaats, over de rivier. De bouw van het nieuwe Godshuis heeft lang gesleept, want den 7en Maart 1471 is magtiging verleend tot den verkoop van vaste inkomsten voor den bouw. Gedurende die tijdsruimte bleef men in de oude kapel Mis lezen; in de bulle van Paus Calixtus was dat onderwerp reeds besproken en zie bovendien hier eene omschrijving in 's Gasthuis rekening van St Jan Bapt. 1474-75: “Gerd. Ph' van Breda (heeft) eenre | |
[pagina 494]
| |
bulle van des Gasthuys wegen tot Rome ghecregen ende gheworven. Inhoudende dat men de Capelle in 't oude Gasthuys staende soude moghen geven en̄ vercoepen tot werlijcke erven, ende dat ghewijde altare in deselve Capelle overbrengen en̄ vuren soude in 't nuwe Gasthuys.” Den “stads bode van Breda,” van dat hy die voorfz. bulle ten Bosch gebracht hadde’, schonk men voor drinkgeld 12 stuivers. ‘Aldus landen wij aan omtrent 1487, het jaar der aanbesteding van den bouw der nieuwe Parochiekerk en een der bloeijendste tijdstippen van het Gasthuys.’ Ziedaar de aanteekening, en ziehier het stuk. Ontvang mijne hartegroet en geloof mij steeds
Uw genegen Thomas van Herstelle.
ALsoe Dirck vanderGa naar voetnoot1 Elst als meester ende provisoer vanden Groeten Gasthuys gelegen inder Stad van Shertogenbosch. onlanx leden geseten is, inden Gulden Aer bijden Raethuse der selver stad, ten bij wesen van vele goede mannen, om te verdingen, te doen maken ende te tymmeren. inden voirsz gasthuys ter eeren Goids van Hemelrijcke, zijnre gebenedider moeder Marie, ende allen Heiligen. ende ten gerieve vanden armen luden. inden voirsz gasthuyse fieck liggende ende dair comende Een capelle. Ende vele persoenen als tymmerlude dair op geleetGa naar voetnoot2 hebben, om die voirsz capelle, ten mynsten cost te maken. ende sunderlinge een geheiten Willem van Stralen tymmerman, Soe eest alsoverre becomen. dat nae allen solempnitaiten dair toe dienende, dieGa naar voetnoot2 voirsz WillemGa naar voetnoot2 den slach dair aff gehadt heeft, ende behouden om die capelle te tymmeren ende te maken in alder vuegen ende manieren. als in eenre cedullen dair op gemaeckt, dair aff die tenuer van woerde te woerdc hier nae volgt. clairlijken is begrepen. Item die meester vanden Groeten Gasthuys. will verdingen een capelle te tymmeren ende te leveren. in manieren als hier nae volgen sal Item inden iersten soe is te weten. dat die capelle lanck is int viercant totter huyven toe, tsestich voet, off dair omtrent, ende sess ende dertich voet wijt, bynnen mueren off dair omtrent, ende die mueren zullen dijck wesen drie steen off dair omtrent. | |
[pagina 495]
| |
Item in defer capellen zullen wesen. drie gebijnde, dair die balcken aff zullen wesen veerthien dumen diep. ende tweelff dumen dijck met horen stantvincken ende crombellen Item die crombeelen dair aff acht voet lanck tusschen die tande gewrocht enen halven voet cromden. ende groot vervolgende nae den balken ende stantvincken met horen slotellen. die stantvincken vijff dumen dijck, ende thien voet lanck nedergaende, onder die balken. ende die balken gheweelt ende reyndelijck gewrocht, als dat behoirt, ende die stantvincken uut gehoelt met twee roessen, die sloetels op die balken vijfftalven duym dijck. ende lanck als zij horen ende als het werck eyst, Ende defe balken zullen liggen anderhalven voet in die můer. Item die vorste můerplaten zullen wezen drie virdel voets breet, ende vijfftalven duym dijck Ende die bynnenste můerplaet zeestalven duym breet ende vijff talven duym dick als voer die bynnenste off vorste muerplaet. sal voir uutsteken een virdel voets bynnen met enen hoell, ende tot elcken twee voeten een rozee, Item die blockelen op die muerplaten vyer dumen vyercant ende al gader gewuestert aen beyden eynden ende die bovestert niet doergaende, ende all gader gesneden van goeden vyercanten hoůt, Item in defer capellen zullen wefen vijff ronde getogen gebijnde voir die huyve, ende dat gebijnde, dat voir die huve staen sal, dair die twee halve gebijnde incomen sullen, dair die stillen dair aff acht dumen dijck ende derthien dumen breet, ende voert die vijff ander gebijnde, die midden staen zullen acht dumen diep ende brect als voir, Item in die huve twee halve gebijnden vervolgende nae der anderen, ende die hůyve gewrocht in alle manieren als zij hoert, met enen cruysboem om een cruys dair op te setten Item die crombeelen in die gebijnde zullen wesen nae vervolginge des wercks, ende defe zullen zijn rontgetogen voir in die middelt met enen ryem. ende boven daer die naelden steken zullen eenen cnoep ende after in beyen zijden hebbende een groeff, dair dat beschot in dienen sal Item die scaften zullen neder hangen vijff voet beneden die muer Item in elck velt zullen wezen vijff naelden. dair die overste aff sal wezen negen duymen breet ende seven dumen dijck, die zijelnaelden seven dumen viercant, ende int middel van elcker naelden eenen cnoep gheront vervolgende nae den anderen. ende oec desgelijcx die naelden in die huyve vervolgende nae den anderen | |
[pagina 496]
| |
Item die wormen, die boven all die gebijnde liggen zullen met wouesterten in die balken geleyt, ende die wormen zullen wezen seven dumen viercant, ende die bande die dair ondersteken zullen vijftalven duym dick ende sess dumen breet, ende die aen beyen eynden gesteken [zijn] Item die cappe sal hoech wesen achtendedertich voet ende niet mijn ende die nederste gespannen zullen wesen beneden vyer dumen dick ende boven vyerdalven duym. ende die haenbalken van groetten als dat behoirt, met beyen eynden innegewrocht met wouefterten Item in een gelijck veltGa naar voetnoot1 zullen wezen acht gespannen. Item vijff poet gebijnden boven dat ronde werck, dair die stijlen aff zullen wesen seven dumen breet ende sess dumen dijck, ende die verdiepinge van dien gebijntkens seven voet hoech, die balken ende crombelen vervolgende nae dat het werck eyst, Item noch twee halve gebijntkens in die huyve vervolgende nae den anderen. Item die rijwormen dair op sess dumen ende vijff dumen, ende die ingelaten met wouesterten in hair gebijnden. ende die gebonden met haren banden als dat behoirt; die bande zullen wesen vijff dumen breet ende vierdalven duym dick ende die dair innegewrocht als voirsz steet, ende die gespannen zullen inne gekerft wezen op die rijwormen Item dat wulfhout boven ende beneden, sal wezen vyer dumen breet ende dordalven duym dick Item dat vvelfhout ende voert alle cromhout, dat aen dese capelle sall wezen, sal bijnaes dair nae zijn gewassen ende niet uut rechten hout gehouden off gesneden Item op dese capel sal staen een toerken, het welck onder ende boven sal gemaect zijn als tot Sunte Geertruyden in die Ortenstraet, off tot Vucht tot Sunte Lambrecht, dair aff die meester vanden gasthuys wille inne hebben alfoe hem dat best sal believen Item op dese capel sullen staen twee vleemsche vensterkens, om gelase dair inne te setten, dat een boven op dat choer, om boven op dat vvelfsel te ziene, ende dat ander bezijden om boven te gane opten torren Item dat leydack dat op dese capel wesen sal, salmen snyen op twelff uuten voet ende alsoe te blijven als zij gecrom[peGa naar voetnoot[2]]n zijn, ende | |
[pagina 497]
| |
dat sal een vyrdel jairs gesneden wesen ten mynsten ende soe lange gedroecht eermen die op sal moegen slaen, ende zullen aen een gestreken wezen aenden cant ten halven heert Item noch soe salmen leveren trapp gesteken van groetten breyden dijckten, die welck staen sal opten rogge sulder vanden voirsz gasthuys, tot eenen vensterken toe staende inder mueren vanden ghevel, om van dair opten thoren te gaen, gemaeckt, gewracht als die trap is vanden voirsz rogge sulder Item alle dit voirsz houtwerck salmen leveren van goeden, loffbaren, wijtten, geven eyken hout; onrelick, fuwe ende falicant afgedaen; welck hout oick nyet raeyelschelick op een off ontflaepGa naar voetnoot1 wordden en is, mer goet, tijdich wael gewetert hout, besunder wael ende lofbaerlijck gewrocht ende gesloeten in een, als dat behoert, ende al schoen gescaeft Ende oft hier iet inne versuympt ware te scrijven. dat nochtan totten werck principalijcken soude behoeren, ende in anderen kercken wordde bevonden, dat soe sal die gheen die dit werck aen sal nemen sculdigGa naar voetnoot[2] wezen te maken, ende des sal hem die gasthuys meester besunder loenen bij tymmerluyden ende meefters van werck, die hen des verstaen, Item ende off hier enich gebreck inne vyele, dat dit werck alsoe niet gemaect en worde nae innehoudt desz cedullen, soe sal die gasthuys meester dair toe nemen twee goede mannen, aen egheenre zijden partye dragende, die dat werck zullen calengeren ende afslach doen alsoe hen dat goetdunct, Ende dair aen sal die meester vanderGa naar voetnoot3 tymmeringen egheen seggen inne hebben, mer zullen dair mede te vreden wezen aen beyden zijden, Item dit voirsz werck salmen leveren ende tymmeren als op des meesters ende werckmans cost, ende sal all volmaect zijn, om te richten nu tot Sunte Jansmisfe Baptisten naestcomende, off veerthien daige dair nae, all sonder argelist, Item die gheen die den flach van desen werck heeft vanden boerde, die sal sculdich zijn borgen te fetten ende geloeven in Scepenen brieven, dit werck alsoe te maken, als voirsz steet, Item oft iemont, die een den anderen dit voirsz werck ontsloech, dair die gasthuys meester niet mede te vreden en wair, foe sal hij hem des moegen hoůden aenden iersten, anderen, dorden, vierden coeper, Item den slach van desen werck sal wesen twee Rijns guldensGa naar voetnoot4, | |
[pagina 498]
| |
halff voir den ghenen diet aennempt, ende half voer den gasthuys meester, Item hier op sal staen te lijfcoep sess Rijns guldensGa naar voetnoot1, dat sal die meester vanden gasthuys verleggen, ende dat sall die gheen die den flach heeft aen die somme vanden penningen corten, Item Willem van Stralen heeft den slach vanden boerde, nae innehoudt desz cedullen, voir twee hondert ende vijffendetachtentich Rijns guldens; tot twintich stuvers tstuck gerekent, ende is geschiet des Dijnsdaechs voer Alder Heiligen dach. Item die selve heeft dair op geslagen vyer slage voir hem ende voir dat gasthuys. Item die selver heeft noch voer die gesellen int gelaech geflagen eenen slach, Item alle dese voirsz vorwaerden zijn gesciet des Dijnsdaechs voer Alder Heiligen dach Anno Domini xiiijc ende sevenendetachtentich, Ende is gesciet in presentien van goeden mannen, Te weten in presentien van Goessen vanden Hezeacker, Corstiaens vanden Meeracker, Henrick Ioesten, Ghijsbrechts Willem Ghijsbertsfz, ende Claesffz Langsmyt, clerck vanden voirsz gasthuys, Item die felver Willem van Stralen heeft noch geslagen aen handen des meesters vanden voirsz gasthuys, op Sunte Lenaerts dach twee slage, Item Ian vander Aa heeft noch hier op geslagen des Dijnsdaigs nae Szte Mertens dach voer der nanen drie slage, Item die felver Willem van Stralen heeft noch dair nae opten voirsz dach, doen die kerffe ontsteken was inden Guldenen Aer geslagen enen flach ende drie quaerten wijns voer die gesellen. Item op alle voirwaerden ende condicien voirfz, Soe is Willem van Stralen coeper gebleven nae dat die kersse verbornt was geweest inden Guldenen Aer des Dijnfdaechs nae Sunte Mertens dach, Inden voirsz Iaer, in presentien van goede mannen te weten Goessens vanden Hezeacker, Corstiaens van den Meeracker, Ians van Hoele, Ians van Kefsel ende meer andere goede mannen, Desen aldus gesciet zijnde, Soe is gestaen voer Scepenen hier onder gescreven die voirsz Willem van Stralen. ende met hem Dirck vanderGa naar voetnoot2 Papenboert ende Laureyns soen Wilner Henrix van Hout, ende hebben openbaerlijck gekent, ende op verbijnteniffe van heuren lijve ende van heuren gueden, die zij nu ter tijt, hebben ende namails vercrijgen | |
[pagina 499]
| |
zullen, den voirsz Dircken tot behoeff den Gasthuys ende den armen voirsz, onversceyden, ende een voer all geloeft, dat die voirsz Willem van Stralen die voirscr. capelle maken ende tymmeren sal ende all achtervolgende ende nae uutwijzen der voirsz cedullen hier boven geincorporeert fonder argelist Getuygen hebben hier over geweest Schepenen in Shertogenbosch Ian Pijnappcl ende Goyart Grotart van Off, Gegeven opten achtendetwintighsten dach der maent Novembris Int Iair ons Heren duysent vierhondert seven ende tachtentich.
Mijn vriend teekent nog op zijn afschrift aan:
‘De zegeltjes der schepenen zijn schier onbeschadigd, aan de perkamenten cedul gehecht gebleven. Onze taalkundigen mogen eens nadenken over de vreemdklinkende woorden die in dit bestek voorkomen. De juistheid van mijn afschrift verklaar ik boven redelijken twijfel verheven. Ik heb mij alleen de volgende vrijheden vergund: de u-vok. en konson. onderscheiden als thans gebruikelijk is; de scheiteekens, hoofdletters en alineaas, duidelijkheidshalve, een weinig vermenigvuldigd; de verkortingen opgelost, behalve dat ik fz geschreven heb, waar mij het bekende teeken ontbrak.’ Th.v.H. | |
VII.
| |
[pagina 500]
| |
1480 met de bewaring der stad Vere (of Veere!), waarvan hij reeds baljuw was, belast. Hij was gehuwd met Aleyt van Haerlem en overleed in 1504. Daar hij ridder der Schotsche orde was, is het niet onwaarschijnlijk, dat hij door den koning van dat rijk beleend werd met de heerlijkheid van Lawderdale in Schotland, en naar deze heerlijkheid zijn slot, dat binnen de stad Vere lag en vroeger Magdalon heette, Laterdale genoemd heeft. De laatste van zijn stam was Jonkheer Maximiliaen van Borsselen, die, als Heer van Schellach en Laterdale, onder de edelen van Zeeland ter dagvaart in 1571 verscheen, en, daar hij der katholieke Godsdienst bleef toegedaan, bij den overgang van Vere het land verliet, om onder de grafelijke troepen te blijven dienen. Hij stierf te Gent ongehuwd en zonder kinderen den 12n Oktober 1576. In het stedelijk Archief van Veere worden nog vele stukken bewaard, die getuigen van de bijzondere godsvrucht van Heer Pauwels en vrouw Aleyt. Zoo hebben zij in de collegiale kerk van O.L.V. te Vere eene kapel gesticht ter eere van den H. Apostel Paulus, en haar niet onbetuigd gelaten. Immers ‘int jaer duyst cccc vijff ende tnegentich upten xxij dach der maent ven Octobris’, deden de vier kerkmeesters, Cornelis Geertsz., Vranck Jacobsz., Barthelmeus Jacobsz. en Jan Wolsertsz. Wacker ‘condt allen dengenen die dese jegenwoirdige letteren sullen sien oft hoeren lesen, hoe dat Edel ende vrome Heere ende Vrouwe Heer Pauwels baftert van Borsselle, Ridder, Bailliu der voirfz stede vander Vere etc. Ende Vrouwe Aleyt van Haerlem zijn wettige geselnede, begerende van huerlieden goeden, ter eeren Gods ende tot vermeerderinge ende chiericheyt der Godlicke diensten ende huerlieder zielen salicheyt te disponeren, hebben uuyt huerlieder gemeene beyder goeden geordineert, geinstitueert ende gefundeert zeker goidsdiensten ende ceremonien binnen der voirsz kercke in huerlieder capelle van Sinte Pauwels, tot eewigen dagen onverbrekelic te doene, in maniere hier naer volgende, te wetene, alle weken vijf missen in deser manieren: Des soendaechs van der Heyliger Drievuldicheyt, smaendaechs van Requiem voir alle geloevige sielen, fmaendaechs van den Heyligen Geeste, svrijdaechs van den Heyligen Cruce ende tsater- | |
[pagina 501]
| |
daechs van Onser Liever Vrouwen, ten ware datten orduyn der voirsz kercke anders expostuleerde, ende naer misfe te gane binnen derzelver capelle up huerlieden sepulture, ende aldaer te lesen een Miserere mei Deus mit een collecte, enz. enz.’
Goede jaarlijksche renten werden daartoe vermaakt zoo aan de kerk, als aan het kapittel en den kapellaan, die de H. Diensten in de kapel verrigtte; terwijl ook de koster, de armen, het waslicht en zelfs het schoonhouden der kapel vorstelijk werden bedacht. Reeds zes jaren vroeger was Heer Pauwels er op bedacht geweest om zijne kapel te verrijken met eene kostbare schilderij, en had daartoe den 17n Augustus 1489 eene overeenkomst getroffen met den kunstschilder Meester Anthonis Jansz. vander Goude. Deze overeenkomst, in het Archief van Vere nog berustende, deel ik hier mede als eene kleine bijdrage tot de kennis der schilderkunst op het einde der XVde eeuw. Zij luidt aldus: In aldusdanygen manyer ende vorwaerden soe hebbe ic meester Anthonis Jansz aen genoemen een taeffel van scilderije, die ic selff met mijnder hant fal maecken, alsoe daer een off. hebben wil mijne Here Pouwels bailju vander Vere, ende dat om ses ende dertich pond groet, daer off dattet vorwaerden sijn, dat meester Anthonis ontfangen sal negen pond groet nu ter Bamesse naest comende, ende negen pond groet tot wat tijden dat dese taeffel halff gemaec sal sijn, ende hoemeer dat defe taeffel volmaect es ende gelevert wort, soe sal hij dan noch xviij groet ontfangen van laetste payment. Voirt soe sijn vorwaerden dat in mydden van dese taeffel sal Onse Vrouwe sitten op een stoel rijckelijc gemaect, haer kyndekijn op hoer scoet ende omtrent haer sullen engelkens vlyegen ende toenen het kyndekijn het cruys ende den doern croen ende naegelen, met meer ander dyngen vander pasfy; ende ande rechte sijde sal Sinte Pouwels staen en̄ presenteren mijne Heer Pouwels met sijn knechkens, al gemaect nae tleven, ende ande luchte sijde sal staen Sinte Steven ende presenteren mijne Vrouwe met hoer dochterenGa naar voetnoot1, oic al gemaect nae | |
[pagina 502]
| |
tleven; ende bouen dese heylichen sal staen gemaec boven in thoeff vander taeffel een scoen metselryeGa naar voetnoot1; voirt foe sal staen jnde doerGa naar voetnoot2 ande rechter hant Sinte Pouwels, daer hy onthoeff sal worden ende den rechter daer omtrent met sijn yesegen, ende boven sal Synte Pouwels vanden paerde geworpen worden, van verre te syen in gebercht. Voirt sal staen inder doer vande liuchte sijde Sinte Steven, ende sal daer gesteen worden, ende de rechter daer by met Synte Pouwels die de clederen houden sal; en̄ boven in gebercht wat van sijn leven dat best daer vor dyent; en̄ beneden jnde voet sal staen vyer percken vande vyer uterste wel ryeckelijc gemaec; ende buten op de doeren daer sal op gemaec worden Ecce homo van wiitten ende van suarten, steens gewyestGa naar voetnoot3. Ende dese voerscreue taeffel sal beghonnen worden nu Bamesse naest comende, ende sal volmaect wesen met de hulpe Goets te Bamesse jn jaer van xc. Ende waer dat zaecke dat jc Anthonis voerscreven offlyuich werde eer dese taeffel volmaect waer, soe sal mijn Here niet meer betaellen dan jn avenant dat daer an gemaect sal sijn ende dat by seggen van meesters die hem dyes wercx verftaen; ende hadde meester Anthonis hyer meer gelts op ontfangen dan hy verdyent hadde, dat soude sijn erffgenaemen weder omme keren: alle dync sonder arch off lust. In kennesse dat dit waer es soe hebben wy elc van ons beyden een zedule ut tverband gesneden met A B C D. Ende defe vorwaerden fiin gescyet jn jaere ons Heren duust vyerhondert neghen en tachtiche den xvijste dach van oest. Boven op dezen verbandbrief waren geschreven de vier eerste letters van het alfabet; en nu hadden beiden, zoowel Heer Pauwels als Meester Anthonis, eene strook papiers hoeksgewijze afgeknipt, waarin een gedeelte dier letters stond, ten bewijze van hunne overeenkomst. De verbandbrief, zoo als hij nu op het stadhuis bewaard word, toont dus nog aan zijn boveneinde de onderste helft der ingekeepte letters A B C D. Aan de keerzijde van dezen verbandbrief stonden de volgende quitantien nog aangeteekend: Ic hebbe ontfancghen van mijns sheren rentmeester Huyghe Ghijsbrechsz ten eersten op rekeninc van der tafel negen pont groet. | |
[pagina 503]
| |
Vraagt ge, wat er van deze schilderij geworden is? Zij zal in 1572 met vele andere kostbaarheden van Veeres kollegiale kerk vernield zijn.
De schilderij van onzen meester Anthonis Jansz. moet zeker algemeen voldaan hebben, en wekte zelfs den naijver op van het gilde van 't Heilig Kruis of der vischverkoopers te Veere. De kapelle van het H. Kruis was de voornaamste in de kollegiale kerk van Veere, en diende tot grafplaats voor de meeste kanunniken. Geen wonder dus dat de vischverkoopers zich vele offers getroostten om hunne kapel voor geen andere in rijkdom van vereieringen te doen wijken. Zij ontboden dan ook denzelfden schilder die de Sint Pauwelskapel met zulk een schoon tafereel had verheerlijkt en bestelden hem voor hunne kapel ook een groot altaarstuk, ja, beloofden hen zelfs eene goede toelage bovendien, zoo hun altaarstuk door kenners schooner werd geoordeeld dan dat van den Heer van Borsselen. De archieven van Veeres stadhuis bewaren nog het koncept van het kontrakt dat daarover gesloten werd tusschen de H. Kruismeesters en meester Anthonis. 't Is van dezen inhoud:
Jhesus Maria.
Item tzijn voerwerden tusschen den Heylighen Cruysmeefters Hughe Tzarjan, Willem Pietersz, Joeft ende Bertelmeeus LincsloetGa naar voetnoot1 ende meefter Anthonis Jansz vander Gou, hoe dat den cruysmeesters voerscreven besteet hebben haer tafel te maken van poertretuer in sulker formenGa naar voetnoot[2] als hier nae bescreven. Item ten eersten, aen die rechterzide, in den Eersten Duer, binnen, sal staen daer onsen Heer int thoefken is ende dat mit zijn toe behoeren; die Tweeste Duer, binnen, daer onsen Heer ghetoent wort Ecce Homo; ten Derden, die gheheel tafel, daer onsen Heer zijn cruys draecht, mit den moerdenaeren ende allen datter behoert; ten Vierden, die Ander Duer, aen der slinkerside, binnen, den ofneeminck van den cruys met Jozep ende Nicodemus en̄ meer ander, Marien, al zoët eyschende | |
[pagina 504]
| |
is; ten Vijfsten, inden Anderduer, binnen, sal staen, daer onsen Heer verijst uten grave ende boven int lantscap Noly me tangere, ende allen den ander parken wat meer van den pasci int cleyne, al zoët eyschende sal wezen. Ende buten op den duerren sal staen dat gheen dat den Cruysmeesters beliefven sal, ende dat van witten en̄ swarten, als steens ghewijsGa naar voetnoot1. Ende dezen voersz tafel met sijn toe hoeren sal meester Anthonis voersz. zoe goed ende beter maken als minen Heer Baeljuus tafel van der Veer, oft minen Heer, Heer Pouwels vander Veer in zijner kapelle staet, ende van dezer tafel voersz zoe hebben beloest die Heylighen Cruys[-meefters] voersz veertich pont groet, mer ist bij al zoe dat hem meester Anthonis voersz dat voersz weerck die beterscop hem selven al zoe m[eer] quijt ende werklieden segghen, twe aen die een side ende twe aen die ander zide, zoe fallenGa naar voetnoot2 gheven die Heylighen-Cruys-meesters voersz aen meester Anthonis voersz noch tien pont groet oft al zoe veel meerGa naar voetnoot3 als hij van den werck verdient sal hebben ende wanneer dezen voersz werck oft tafel gheordenneert sal wezen oft bewerpen, zoe sallen den Heylighen-Cruys-meesters voersz gheven aen meesters ses pont ende wanneer den werck oft tafel half ghemaeck is, noch ses pont groet ende niet meer ten sal tot hoeren beliefte staen, dan want (sic) den tafel oft den voersz werck vol ende al gemaect sal wezen, zoe sallen den Heilighen-Cruys-meesters voersz vol ende al betaellen aen meester Anthonis voersz. Dezen tafel voersz zoe sal meester Anthonis voersz gheheel ende al voldoen binnen anderhalf jaer. Dit al ghedaen in duechden ende sonder arch oft list, ende om deze voersz voerwerden gheen ghescheel coemen en zoude, zoe zijnder twe cedullen ghescreven, die een ghelijck den anderen van woerde te woerde, ende ghesneden die een wt den anderen als duer A B C. Ende dits gheschiet int jaer ons Heren duzent cccc xcvii den eersten dach van mey oft daer omtrentGa naar voetnoot4. |
|