Dietsche Warande. Jaargang 4
(1858)– [tijdschrift] Dietsche Warande– Auteursrechtvrij
[pagina 483]
| |
Nieuwe bouwwerken, -voltooyingen en -herstellingen in het Koninkrijk der Nederlanden.
| |
[pagina 484]
| |
zeer naauwe betrekking met het volk van ons dietsche land gebracht is, en wier geliefdheid zich dus van zelve verklaart. 't Vereischt geen onderzoek, van waar het komt, dat bijv. de H. Jeron, de H. Victor zelfs, zoowel als Willibrordus, Bonifacius, Marchelmus, Eligius, Wiro, Gangolf, Lidwina, Begga, Gertrudis, hier populair zijn: maar, bijv., de Romeinsche Barbara en de Grieksche Katharina: waarom vindt men deze alom te-rug, waarom zijn de naar beide genoemde vrouwen in de Nederlanden - de Belloos, maar toch ook de Catelijnes, in 't Zuiden, en de Kaatjens en Cataus vooral in het Noorden - zoo talrijk? - 't Spreekt alvast niet ter ongunste van de verlichting der genen, die den kinderen deze patronessen gaven. Barbara en Catharina toch - dat is gezegd: kunsten en wetenschappen. De eerste draagt des aartskunstenaars rijzigst gedenkstuk, den toren; maar niet anders dan met drie vensterlichtenGa naar voetnoot1: de tweede heeft het wiel; de legende zegt de vier in elkander hakende wielen - niet zonder toespeling, naar 't schijnt, op de cherubijnsche wielen, dat is, de vier Evangeliën - de zuiverste bron der hoogste kennisGa naar voetnoot2. Barbara staat u bij in het uur des doods en bidt dat gij niet sterft zonder den Zone Gods in u opgenomen te hebben - filius Dei ars patrisGa naar voetnoot3: Catharina heeft den bruidsring van Christus ontvangen; zoo als het der echte wijsgeerte ook waarlijk past. Het getuigt dus niet tégen een volk, als het Barbara en Catharina bizonder vereert. Het ‘aufgeklärte Pöbel’ haalt daar misschien de schouders over op: en mompelt het dorre woordtjen ‘toeval’ - maar die gewoon is meer te doen dan losjens over alles heen te loopen - het zij over de straat, het zij over de boeken, het zij over de moraal - die een weinigjen dénkt, is gewoon ook denkvermogen bij anderen te vooronderstellen, en een denkvermogen, dat tweederlei soort van bloemen voortbrengt: wilde, maar toch altijd schoone bloemen (die van zelf groeyen); en - zorgvuldig gezaaide en opgekweekte bloemen. Tot de eerste behoort al die krachtige | |
[pagina 485]
| |
en kennelijke vegetatie, die het natuurcharakter van een land (of volk) helpt bepalen: de overleveringen, zeden, gebruiken, de gezamendlijke keuze der voorwerpen van liefde en van afkeer. 't Is dan ook geen wonder, dat de hoofdtypen des Christendoms schier door de geheele christen waereld de zelfde populariteit genieten. Onder deze staat op den voorgrond - de Moeder-Maagd: heur Heiligdom ontbreekt dan ook in het Dekanaat van Noordwijk niet. De bediening daarvan en de leiding der gemeente, die, met en onder Maria, aan den Drieëenigen God het eenig zelfstandig offer opdraagt waarin God zijn welbehagen heeft, is toevertrouwd aan een der uitstekendste persoonlijkheden van het Haarlemsche Bisdom - den oud-Professor, Cameriere d'onore van Pius IX, Dr Th.J.H. Borret. Zoo iemant, dan is het deze fijngevormde aesthetische geest, die in de eigenaardigheden des volks en van het deel der Haarlemsche Kerk weet in te dringen, dat het voorrecht heeft hem als herder te bezitten. Dr Borret behoort bijv. niet tot die genen, welke vermeenen, dat deze eigenaardigheden, bij het bouwen eener nieuwe bid- en offerplaats voor zijne gemeente, ongeraadpleegd behooren te blijven; dat een kerk een fabrieksvoorwerp zoû zijn, hetwelk gegoten wordt in een van de bekende vijf of zes langer of korter gebruikte vormen, zonder dat het noodig is te letten op de bizondere bestemming, die de kerk verkrijgen zal... De Pastoor van Vogelenzang is namelijk inderdaad bezig eene nieuwe kerk te bouwen, en het is om hiervan eenig verflag te geven, dat we dit maal de pen hebben opgevat. Dr Borret is van de genen, die gelooven, dat eene kerk nog aan andere dan geriefelijkheidseischen heeft te voldoen: dat eene kerk nog iets anders dan een ruim genoeg lokaal - het zij netjens, het zij prachtig van bouw - moet zijn, waar de proverbiale ‘heerenbankkussentjens en damesklapstoelen’ hunne plaats in kunnen vinden. Dr Borret is een zeer geoefend archaeoloog: die het schoonste wat, het zij Italië, het zij Groot-Brittanje, van christelijke bouwwerken heeft aan te wijzen gezien heeft, en gelezen heeft wat er best over te lezen is. Hij zal ons toe- | |
[pagina 486]
| |
geven, dat men geene bestaande kerk ooit gedachteloos moet nabouwen; maar, aan den anderen kant, dat voor onze duitsche en christelijke landen de duitsche en christelijke bouw-stijl beter is dan de romeinsche en, het zij heidensche, het zij verheidende. Pastoor Borret bouwt in de lustwaranden van onzen gothischen Grave Floris den Vijfde, gelijk het behoort, eene gothische kerk. De kerk van Vogelenzang draagt tot heden den titel van ‘Mariae Hemelvaart’: er is geen twijfel aan of aan het nieuwe bouwwerk zal die schoone titel herkenbaar wezen. Reeds spreekt zij uit zekere inwendige verdeeling, die we ter harer plaatse zullen aanwijzen. We wenschen de kerk geregeld in hare hoofdëlementen, te beschrijven. Wij ontleenen de kennis harer deelen hoofdzakelijk aan de openbaar ten-toon-gelegde teekeningen. Het is eene kruiskerk, zonder zijbeuken. Het schip heeft eene lengte van vier welfsvelden en vier paar vensters; het kruisveld heeft, van het Westen naar het OostenGa naar voetnoot1 eene lengte gelijk aan de breedte der kerk; het choor heeft eene diepte van twee welfsvelden en fluit met den halven zeshoek. Het kruispand is oostwaards verdiept - en het eerste kerkvak van het choor wordt verbreed - door de toevoeging van een paar kapellen, die bij eene breedte van 4,8 el, flechts eene hoogte voegen van 5,6 el. Het voornemen schijnt te bestaan, om in die kapellen, welke, ten spijt van eenigszins kleine toegangsboogen (in transseps en choor) gedrukt door de afzaten der daarboven verrijzende blinde vensters, een doorzicht uit de kruisarmen in het presbyterium verleenen, geene gewone altaren op te richten - maar eene theotheek in het kapelletjen ter Epistelzijde aan te brengen, en een beeld van de Heilige Patronesse der kerk in dat ter Evangeliezij. Tegen den kruisarmgevel en de kapel ter Evangeliezijde zijn de sakristijen aangebracht, eene van welke met een uitgang voorzien is. Alhier en in het portaal tegen den | |
[pagina 487]
| |
kruisarmgevel der Epistelzijde, worden de biechtstoelen geplaatst. Min gunstig krijgt men derwaards toegang door porte-brisees, die geenszins den schijn hebben in twee verschillende lokalen uit te komen. De preêkstoel is opgericht tegen den Matthaeuspijler, en op het plan wordt deze als doorboord voorgesteld - ter plaatsing van de trap: maar 't is te verwachten, dat van deze inrichting zal worden afgezien. Zoo fraai als het is in een kapittelzaal een voorleesgaanderijtjen te hebben, dat een werkelijk bouwdeel uitmaakt, en waarheen de trap leidt buiten de zaal - zoo onraadzaam komt ons, in de ruimte eener kerk, het doorboren van een der waarheidspijlers voor, om den stoel dier waarheid te kunnen beklimmen. De kerk heeft ook, voor den westgevel, haren rijzigen toren, met een hoofd- en zij-ingang. Zijne verdeeling is niet in strijd met die der kerk, maar stemt over-een met de inrichting der orgelgaanderij van binnen. Hij verschaft met zijne voor- en zijberen, zijn traptorentjen ter (altijd ekkleziologische) Zuidzijde, en de konterforten aan de Noord- en Zuidwest-hoeken der kerk, aan deze een aanzienlijk front. De ingang vormt een ranken op de helft doorsnedenGa naar voetnoot1 puntboog, wiens bovendeel met twee gekoppelde tweelichten en eene kleine roos bevensterd is. Karbeelstukken dragen den vensterdrempel, tevens bovenkozijn der dubbelde deur. Deze boog meet 7,2 el; van daar tot de waterlijst, die van de konterforten langs den voormuur is doorgevoerd, is 8½ el. In deze ruimte is een venstertjen aangebracht van 3½ el hoog, hij 1,15 breedte (gerekend naar de buitenzij der eggen). Op een el boven de waterlijst, dus op de hoogte der kerkkluizen, ontmoet men een tweelichtvenster, van bijna 5 el hoog en 1,8 breed. Boven het dak der kerk uit, verhest zich de achthoek, met zijne gaanderij; op de vier hoeken van den kubus verrijst een pinakel, door een waterpas liggenden arc-boutant (die dus eigenlijk geen arc is, en ook niet butteert) met de mindere zijden van den achthoek verbonden. Onder dit ver- | |
[pagina 488]
| |
bindingswerk zijn de toegangen tot het torenplat. De acht zijden hebben geen kepergevels, maar worden rechthoekig door de torenspits bekroond. De gevelkeper zoude hier zeker veel fraayer uitwerking hebben gedaan dan de stomphoekig doorvallende lijn der acht spitskanten, en de dakvenstertjens, die onmiddelijk boven de vier hoofdmuren het benedendeel der spits vervrolijken moeten. De aanblik van den toren is ongelijk aanzienlijker dan die van de choorzijde des bouwwerks. De kapellen, aan wêerskanten van het choor, hebben elk een driezijdigen buitenmuur; maar, waarschijnlijk om het min gunstig hoekjen te verhelen, dat door den noordoost-muur van de kapel ter Evangeliezijde met den zuidmuur der uitgebouwde sakristij gevormd zoû worden, heeft men het oost- of achtermuurtjen dezer kapel op eene hoogte van 3½ el doorgetrokken tot aan de sakristij, en zoo is bedoeld hoekjen inderdaad verborgen - maar daarmeê niet konstruktief wechgevallen. Deze fout valt te meer in 't oog, om dat men, in de talrijke op verschillende plans verrijzende Oostmuren van het geheele bouwwerk, niet meer dan vier vensters telt. De oostelijke transfeptmuren zijn blind; de kapellen daaronder desgelijks. Men ziet, ten Oosten, alleen de drie vensters der apsis of choornis, en - eene roos in de sakristij! Ons dunkt, dat er, voor het eenige roosvenster van acht lichten in de kerk, eene aanzienlijker plaats te vinden zoû zijn dan de fakristijmuur. Vreemd is de verhouding der apsidevensters. Het middenvenster heeft, even als de vensters in het schip der kerk, drie lichten (d.i. twee vrijstaande posten); de vier overige choorvensters hebben er flechts twee (d.i. een middenpost). Het effekt, dat hierdoor in de kerk zal worden te-weeg-gebracht, komt ons te bedenkelijker voor - aangezien de vensters van de zijvlakken der apsis, door hunne wijking, van zelve altoos reeds smaller schijnen dan het middenvenster. In plaats van deze meerderheid, aan de middenplaats bij het zinnebeeldig getal Drie ingeruimd - ondergaat die middenplaats, in de traceering der vensters van het schip, in zoo verre eene vernedering, als het middenlicht, tusschen de | |
[pagina 489]
| |
twee vensterposten, veel lager is dan de beide zijlichten, schijnbaar alleen om, in top, plaats te winnen voor een vierbladerig rondlicht. Wat, voor het overige, de evenredigheden der kerk betreft: de muraalzuilen hebben ongeveer de halve hoogte der kerk, onder den welfsleutel gemeten. Ter helft dier zuilen loopt de waterlijst, die zich uit de vensterafzaten ontwikkelt. Op de kruishoeken ondergaat deze lijst, door middel van twee elleboogen, eene verlaging, die zekere speling aan den muur geeft, en, als wij ons niet vergisfen, den overgang aanduidt der choor- en kruisarmvensters op de lager (?) geplaatste vensters van het schip. De muren, de vloeren, in zonderheid de voorspringende bouwdeelenGa naar voetnoot1, zullen meer verzorgd, waardiger bekleed, fraayer vercierd worden dan met de meeste onzer kerken van de laatste 14, 16 jaar 't geval was. De geleerde en smaakvolle herder der gemeente Vogelzang is het met den chairman der (thands Londensche) Ecclesiological Society eens, dat wij, in 't Noorden, ons vercieringsstelsel, hetwelk hier voor een grooter gedeelte dan in Italië uit beeldhouwwerk plach te bestaan, kunnen verrijken met er het element der vlakke kleurschakeering nog algemeener bij in te voeren dan in onze Duitsche Middeleeuwen het geval was. Trouwens, naast de polychromie van beelden en wandvlakten (hoedanige-alleen het gebruik van gants geschilderde glazen kan wettigen), begint in Engeland al meer en meer het bekleeden van vlakten met gekleurde, in breeden stijl twee of drie-verwig gebloemde, of geometriesch afgezette baksteenen in gebruik te komen. Dit stelsel, waarvan bijv. de oude gevel der S. Francesco te Pavia reeds fraaye stalen aanbiedt, denkt ook Dr Borret op het inwendige zijner kerk met ruimte toe te pasfen. Zijne italiaansche herinneringen hebben, naar men verzekert, hem choor-muraalzuilen uit wit marmer aan de hand gedaan; een band van gefigureerde tegels zal de kerk rondgaan, en in 't geheel zal de bleeke pleisterstrijker en witter hier slechte rekening makenGa naar voetnoot1. Wij betuigen deswege | |
[pagina 490]
| |
onze groote vreugde: want het voorbeeld van Dr Borret is van het hoogste belang in deze als in andere bizonderheden van kerkbouw - aangezien het van den grootsten invloed zal zijn. Bij onze beschrijving der kerk hebben wij, gaande-weg, reeds doen uitkomen wat ons in dit planminder beviel. Ook de inrichting der beren is minder van onze smaak: de toppen en afzaten of dekstukken der verdikking hebben iets gebrokens, het zij bij de voorberen (a), het zij bij die, welke de hoeken der apsis steunen (b). Wij meenen dat de kepertop, als aan b, schooner werkt bij konterforten, welke tegen een vlakken muur rusten, dan die een hoek omgrijpen. Over het geheel zal de kerk te Vogelzang een waardig bouwwerk worden - trouwens onder een leidenden geest als dien van Dr Borret ware iets anders ondenkbaar: het zij, gelijk thands het geval is, de Kleefsche Heer Pelzer en de zeer Leidsche Heer Molkenboer als architekten genoemd worden; het zij men talenten als een Viollet-le-Duc, een Clutton, of een Schmidt aan het werk hadd'e gezet. Bij de drie laatst genoemden zoû men, wel is waar, met eenige fcrupule hebben te kampen gehad, als men hun eene kerkas ter ontwikkeling had gegeven, gericht als de tegenwoordige. De Priester, namelijk, zal in deze kerk met den rug naar het Oosten staan. In eene vesting kan dit worden toegelaten; in het leger heeft men wel een autaar van trommels opgebouwd: maar in het vrije veld - in de warande van Floris den Vijfde - moet het vreemd en treurig zijn, dat de Dageraad, het beeld der Lieve Moedermaagd, niet, over de fakristij heen, haar rozengloed door de choorvensters der Evangeliezijde spreidt; en dat de Opgaande Zon, het beeld van Christus, niet door de apsisvensters boven het hoofd des Priesters en aan zijne rechter hand op het Offer neêrstraaltGa naar voetnoot1. De richting | |
[pagina 491]
| |
dezer kerk brengt ook de verdere bizonderheden harer liturgische aesthetiek een weinig in verwarring. De theotheek namelijk (het gebouwde schrijn, waarin het H. Sakrament berust) is werkelijk aan de Noordzijde te vinden (gelijk het behoort); maar dit is, ekkleziologiesch, de Zuidzijde - namelijk de Epistelkant (gelijk het ntet behoort). De troon van Maria, daarentegen, zal, op hare plaats (aan de ekkleziologische Noordzijde) worden opgeflagen; maar dit is de natuurlijke Zuidzijde, en Maria, aan de rechter hand van den gekruisten Heiland op Kalvarië, stond daar, in de werkelijkheid, ten Noorden, met het gelaat ten Westen - hetgeen, in de schatting der Kerkvaders, op de niet geringe voorrechten van ons Noorden en Westen wijstGa naar voetnoot1. Wij kunnen deze onze kleine beschrijving van het nieuwe bouwwerk niet eindigen, zonder de parochianen van Dr Borret geluk te wenschen met den voorbeeldigen Godsdienstijver waarvan ze, naar algemeen verhaald wordt, blijk hebben gegeven ter verwezenlijking van dit kerkbouwplan: een ijver, die te meer geroemd mag worden, om dat hij zich ver boven het bloot stoffelijke heeft weten te verheffen, en niet minder geblaakt en geofferd heeft voor de gedachte, dat de Opperste Majesteit niet te veel kan vereerd worden door het beste en schoonste wat de steengroeven der aarde en de diepten van den kunstenaarsgeest kunnen opleveren - dan voor den wensch om een hecht en ruim kerkgebouw te bezitten. Ook de toren, die door vele architekten zelfs wel eens als een luxe beschouwd is, zal hier, naar men zegt, het voortreflijk gedenkteeken zijn, dat éen braaf en van God gezegend boerengezin zich-zelf denkt op te richten: een voorbeeld waarlijk, voor onze ‘rijke-luî’ in de steden, die, in den regel, niet aan nulletjens achter het cijfer van hun offer denken, dan wanneer zij daarvoor eene schuldbekentenis in de brandkast kunnen sluiten. J.-A.A.Th. |
|