Dietsche Warande. Jaargang 4
(1858)– [tijdschrift] Dietsche Warande– Auteursrechtvrij
[pagina 369]
| |
Kerkelijke Nederlandsche Oudheden.
| |
[pagina 370]
| |
onzer openbare gebouwen uit de 15e eeuw, zoo als dengenen van het Raedhuis van Brussel en van de kerk van O.-L.-Vrouwe van Antwerpen. De remonstrancie, geheel en gandsch à jour, is opgeschikt met kleine heeldsteden en sieraeden van allen slag, in den derden oogivaelschen stijl. Onder de standbeeldjens welke er in voorkomen, bemerkt men degenen van den Zaligmaker, van S. Franciscus en van Sinte Clara, alle van eene allerkeurigste uitvoering. Op den onderkant des voetstuks leest men de volgende woorden:
‘Behoert der Clarissen van Amsterdam, Ao 1522’.
Deze remonstrancie leert ons welk eene verhevene vlugt de zilversmidskunst, in de eerste helft der 16e eeuw, in Holland had genomen. Na de vernietiging van het Klooster der Clarissen van Amsterdam werd zij aen het Klooster der Minderbroeders van Leuven geschonken. Men weet dat deze gemeente op hare beurt, in 1796, werd afgeschast. De overblijvende Minderbroeders schonken het kunstgewrocht, in 't begin dezer eeuw, aen de Parochie-Kerk van O.-L.-Vrouwe ten Predikheeren, te Leuven, alwaer het zich thands nog bevindt, en als een meesterstuk bewonderd wordtGa naar voetnoot1).
II. In de werken over de Nederlandsche Schilders (Vlaemingen en Hollanders) welke in onze Bibliotheek voorhanden zijn, heb ik te vergeefs den naem gezocht van Jacob Bornwater, van Dordrecht, die in 1554 bloeide. Karel van Mander, die ons de meeste bijzonderheden heeft gelaten over de meesters der vroegere hollandsche School, zegt er geen woord van. Het was nogthands een kunslenaer van wezenlijke verdiensten. De man bezat de gave der zamenstelling en wist met zijne kleuren bchendiglijk om te gaen. Hij verdient derhalve eene plaets in de geschiedenis der Kunst. Over enkele dagen zagen wij ten huize van den Eerw. Heere | |
[pagina 371]
| |
Terdie, Pastor der Kerk van St-Jacob, te Leuven, een klein tafereel van Bornwater. Dit schilderstuk, erkomstig uit een klooster van Holland, afgeschaft tijdens den opstand tegen Philips II, vertoont den Kalvarieberg, en is versierd met een schier onopnoemelijk getal persoonaedjen. De samenstelling heeft vele verdiensten, en het koloriet is van eene ongemeene kracht. Alles verraedt eene hand die het penseel meester is. Op eenen steen, in den linkerhoek van het tasereel, 't welk op hout is uitgevoerd, leest men het volgende opschrift: ‘JACOBUS BORNWATER, DORDRACENSIS, PICTOR, ME PINGEBAT. 1554.’ De man die het hier besprokene gewrocht vervaerdigd heeft, moet vast grootere werken gelaten hebben. Trouwens, men wordt zoo niet in eens een schilder van talent. Wij vestigen op hem de aendacht der liefhebbers van de Geschiedenis der Kunst. Welligt zijn er binnen Dordrecht, zijne vaderstad, nog gewrochten van Jacob Bornwater voorhanden. Ziedaer eenige bijzonderheden over een paer kunstgewrochten welke, in de laetste helft der 16e eeuw, van Holland naer Belgie werden overgebragt. Daer moeten er schier in al onze steden voorhanden wezen. Doch de meeste dezer werken dragen geene opschriften, en zoo is het veelal moeijelijk, zoo niet onmogelijk, hunnen oorsprong te bepalen.
Leuven, 6 Junij 1858. |
|