Dietsche Warande. Jaargang 4
(1858)– [tijdschrift] Dietsche Warande– Auteursrechtvrij
[pagina 115]
| |
De Spaensche Vlote,
| |
[pagina 116]
| |
bekleed was geweest. Maer Farnese had in tusschentijd de tijdelijke verslagenheid, waer ‘het moordadich stuck van Balthasar Gerards’Ga naar voetnoot* de Staten in gedompeld had, te baet genomen en Gent den 17 van Herfstmaend 1584 veroverd. De overgave dezer stad bragt die van bijna geheel Vlaenderen tewege. Van daer trok Farnese naer Brabant dat geheel openlag, want het was den Staten, die gebrek aen geld hadden, nog niet gelukt een leger te verzamelen. Brussel ging den 10 van lentemaend 1585 over, maer Antwerpen was moeylijker om verzwelgen. Die stad was sedert 1584 omzet, maer de val van Brussel had de antwerpenaren mismoedigd, zoo dat zij ook den 16 oogst navolgende zich overgaven, terwijl Mechelen reeds in Julij ingenomen was. Het gezag van Filips was dus over het zuiderlijke gedeelte der Nederlanden hersteldGa naar voetnoot1; maer de Vereenigde Staten of noordergewesten, door Engeland ondersteund, hielden nog altijd tegen. Middelerwijl was de bekwaemheid van prins Maurits ook dermate aengegroeid dat Farnese in dien jongen veldoverste eenen hem waerdigen vijand zou gevonden hebben, ofschoon 's Spanjaerds | |
[pagina 117]
| |
krijgsmagt toereikend was om den Hollanderen meer en meer velds af te nemen. Maer Farnese, die met de inzigten van Filips bekend was en reeds dies aengaende bevelen ontvangen had, ‘had zig te water beginnen te wapenen. Hy had verscheidene schepen gebouwd en voorzien, en hieraan zooveel gelds besteed, dat hy niets van belang te lande ondernemen konGa naar voetnoot1.’ En aldus hadden de Noordnederlanders tijd om adem te halen en zich te versterken. Dusdanig was de staet der Nederlanden wanneer Filips II, die begrepen had dat hij de noordergewesten nooit weder onder zijne gehoorzaemheid zou kunnen brengen zoo lang zij door zijne vijanden, namelijk Engeland en Frankrijk, geholpen waren, eerst wilde deze twee landen overwinnen, om daerna beter meester van Holland te worden. Tegen Frankrijk zou hij nogtans geen oorlog voeren maer hij zocht er met geld onlusten te ontsteken ten einde den Koning buiten staet te stellen hulp naer Holland te sturenGa naar voetnoot2. Maer tegen Engeland verzamelde hij alle zijne macht. Paus Sixtus V had, bij eene bulle, Elizabeth vervallen verklaerd van hare rijkenGa naar voetnoot* en was met Filips overeengekomen om haer er met der daed van te ontzettenGa naar voetnoot3. Daerenboven was Filips hevig op Elizabeth | |
[pagina 118]
| |
vertoornd om dat zij de Hollanders geholpen had en misschien ook om dat zij hem, wanneer hij haer ten huwelijk aenzocht, van de hand had gewezenGa naar voetnoot*. Filips deed nogtans al de toebereidselen in het meeste geheim, indien er geheim mogelijk is voor eenen togt voor den welken men in al de havens van Spanje en Poortugael schepen bouwde of vermaekte, geheel het land door bosschen omver hakte en soldaten ligtte. Parma liet, gelijk reeds gezegd is, van zijnen kant in Vlaenderen schepen bereiden, met Vlamingen bezet en deze vloot was geschikt om den eersten inval te doen, want de Vlaemsche zeelieden waren beter dan de Spaensche met de Engelsche kusten bekend, hunne schepen tot dusdanig werk bekwamer en zij meer tot den schipdienst ingerigtGa naar voetnoot1. Parma zou over het ontschepingsleger bevel voeren. Geen geheim, zeg ik, was voor zulke onderneming mogelijk en daerenboven had Drake, die een dapper en onvermoeibaer krijgsman was, de havens van Spanje, met zijn vliegend eskader, in zijne strooptogten, bezocht en die buitengewoone werkzaemheid in 't schecpstimmeren en in 't wapenen bespeurd. De zaek kwam uit en geheel Europa verschrikte over die reusachtige zeemagt; maer Filips liet alsdan het gerucht loopen, dat al die toebereidsels tegen Holland gemaekt waren, | |
[pagina 119]
| |
om dat hij met de muitelingen de zaek in eens wilde asdoen, hun eene geduchte les geven en hun tevens den lust benemen voortaen nog aen 't muiten te geraken. ‘Middelerwyl, werd de Koningin van Engeland, met eene looze vredehandeling, opgehouden, op dat zy zig niet wapenen zou te water, gelijk ze inderdaed laat genoeg deed. In de lente deezes jaars 1588, begon zy eerst vast te stellen dat het op haar gemunt was; en in zomermaand, vertoonde zig de Spaansche vloot reeds omtrent de Engelsche kusten. Tot den zesden dier maand toe was de vredehandeling, tusschen Spanje en Engeland, eerst te Brugge en daerna te Burburg, voortgezet: onaangezien Elizabet reeds kennis gekreegen hadt dat Paus Sixtus V haer, bij eene bulle, vervallen verklaard hadt van haare ryken, en met Filips overeengekomen was om haar van dezelven met der daad te ontzetten. Doch het naderen der Spaansche Vloote deedt alle onderhandelingen plotselyk afbreekenGa naar voetnoot1.’ De schrijvers zijn niet eens over het getal schepen dezer vloot waeraen men bij voorraed den naem van armada invencible (de onoverwinnelijke vloot) gegeven had, een naem die uitmuntend met het karakter der Spanjaerden strookt. Vander Vynckt verhaelt dat ‘les Espagnols en firent une rodomontade’ en dat behoeft geen vertoog; en hij voegt er bij dat zij lijsten uitgaven der eskaders, die in elke haven verzameld werden, welke lijsten bekwaem waren om al de mogentheden der wereld de vrees in te jagen. De Spaensche Vlote, een monsterachtig lied, maer wonderbaer van nauwkeurigheid, zegt ook kl. 17: In Spangien boecken maken
hy liet van zijn heerkracht;
men lass' in alle spraken
beroemend' hen met pracht
van t'overmachtich heer
daer gantsch gheen teghen-weer,
soo dwaesselick hen docht,
geschieden teghen mocht.
Die boeken of lijsten ten jare 1588 uit 's konings drukkerij, te Madrid, verschenen, werden nog dat zelfde jaer in Holland | |
[pagina 120]
| |
en andere landen overgezet en uitgegeven. Zij bevatten niet alleen het getal maer ook de namen der schepen, die der aenvoerders, het getal der soldaten en scheepslieden, de opsomming der kanonnen, der proviande, enz. Ik bezit een exemplaer der nederduitsche vertaling, te Delft, ten jare 1588, onder dezen tijtel, gedrukt: Warachtighe relatie, overslach ende inhout der krijchsrustinghe ofte armade, die Philippus Coninck van Spaignien op de rivire by Lisbon de Hooftstadt des Conincrijcx van Portugael, te samen heeft laten brenghen: met welcke armade den Hertoch van Medina Sidonia, als capiteyn-generael ende overste van s'conincxweghen: mitzgaders van alle galeonen, schepen, lasten, munitien, proviand, hooft-lieden van̄ adel, vendrichs en̄ ander chrijchs-volck, in grootē ghetale den XXIXen XXXen Mey lestleden van daer afgheseylt. Wt het Spaensch exemplaer (twelcke tot Madrid met s'Conincx selfs verwillighen, ende zijnder Mats Secretaris oversien en̄ onderschryvinghe bevesticht) in Nederduyts overgeset, den 6. dach Augusti anno 1588. De Spaensche vloot, of, gelijk men die verschrikkelijke zeemagt gewoonlijk heet, de armada invencible ging onder zeil en vaerde uit de havens van Lisfabon den 29 mei 1588Ga naar voetnoot1. Het is aen iedereen bekend hoe die vloot, door tempeesten uit een gesmeten en door de Engelschen beschoten, bijna geheel in zee is gebleven, hoe dat Filips, die ongelukkige | |
[pagina 121]
| |
tijding vernemende, geen het minste teeken van droefheid gaf en slechts zou gezegd hebben: ‘God is boven mij; ik had die vloot noch tegen klippen noch tegen winden gezonden.’ In Holland werd menig schimpschrift tegen Filips uitgeschoten, menig satieriek lied klonk langs de stratenGa naar voetnoot1 en een der bijzonderste is zeker de Spaensche Vlote, niet alleen om zijne verregaende nauwkeurigheid maer ook om zijne verschrikkende lengte want het bestaet noch min noch meer dan uit honderd strofen van acht verzen ieder! De Reiffenberg heeft dit liedje doen kennen in de Bulletins de l'Académie Royale de Belgique van 1847, naer het unicum dat nog heden in bezit is van den heer E. De Coussemaker; maer De Reiffenberg heeft slechts eenige strofen (de 5, 7, 15, 18, 19, 20, 21, 22, 23) laten drukken en de melodij er van achtergehouden. Het is ook naer dit eenig bekende exemplaer en met de toestemming van den heer De Coussemaker, dat ik dit lied uitgeef dat eerst ten jare 1591, met het volgende opschrift gedrukt werd: De Spaensche Vlote dat is, een cort verhael vande gantsche gheleghentheyt, ende wedervaren der selve vlote, van haer eerste beginsel af, tot datse gantsch verstroyt ende ontdaen in Spaengien is weder gekeert: wt allerhande boecxkens, schriften, bekentenissen van ghevangenen, ende andere sekere advertissementen, ordentlick tesamen ghetrocken ende ghesanghwijs in hondert veersekens begrepen. Ghedruct int Iaer 1591. zonder aenduiding van plaets doch waerschijnlijk in Holland. Het boek bevat 16 bladen of 32 blz. in-18 met St. Pieter letters en zonder bladcijfering. Het lied is voorafgegaen van de melodij die, doch met hedendaegsche muziekteekens, hier bijgevoegd is. De notatie er van gelijk het exemplaer der ‘Spaensche Vlote’ ben ik aen de dienstvaerdigheid van Mr De Coussemaker verschuldigd. |
|