Dietsche Warande. Jaargang 3
(1857)– [tijdschrift] Dietsche Warande– Auteursrechtvrij
[pagina 483]
| |
Een Beeld der H. Moeder Gods,
| |
[pagina 484]
| |
welke ten dien tyde uit eenen band met vier bloemekens bestond. Rondom het hoofd prykt de enkele lichtkrans (nimbus), welke aen Heiligen en Engelen toepasselyk was, en waervan men in de middeleeuwen zulk een nauwkeurig gebruik maekte, dat men aen dit teeken-alleen eenen Heilige kon erkennen. In hare rechterhand houdt zy eene lelie, het teeken der maegdelyke zuiverheidGa naar voetnoot1); aen hare voeten heeft zy schoenen, de teekens der koninklyke Majesteit. Deze voeten rusten op eenen grond, waaronder het afbeeldsel des duivels is geplaetst, volgens de belofte: ‘ipsa conteret caput tuum’ (Gen. III, 15). Met de linkerhand houdt de H. Maegd den Zaligmaker op haren schoot. Volgens het gebruik dier tyden is de kleedy van het kind Jesus zeer eenvoudig. Zyne voeten zyn naekt, ten teeken der GodheidGa naar voetnoot2), en rondom zyn hoofd prykt de lichtkrans, maer ditmael met het kruis, insgelijks het teeken zyner Goddelyke natuer. Het Kind Jesus houdt den wereldbolGa naar voetnoot3) met de linker, en zegent met de rechter volgens de latynsche wyzeGa naar voetnoot4). Van deze zittende Lieve Vrouwebeelden zyn er slechts weidige tot ons gekomen; en onder de schoonste die thans nog | |
[pagina 485]
| |
bestaen, moet men dat der St. Peeterskerk te Leuven tellen. Dit beeld dat, even als de Antwerpsche zegel, de H. Maegd als koningin vertoont, kan eene goede gedachte geven van de hoogte welke de beeldhouwkunst in vroegere eeuwen in België heeft bereiktGa naar voetnoot3) |
|