Dietsche Warande. Jaargang 3
(1857)– [tijdschrift] Dietsche Warande– Auteursrechtvrij
[pagina 190]
| |
Mengelingen.
| |
[pagina 191]
| |
eeuwen in de landtael geschreven, waervan ons geen enkel spoor meer overblyft of waervan men somtyds nog flarden aentreft, die aen onze boekbinders der 16e eeuw een vel parkement, eenige deniers uitgespaerd hebben. Zie hier den inventaris van de Boekery der abtdy te Roodklooster by Brussel; wy schreven dien af uit eenen Codex der Burgondische Bibliotheek, dragende het nummer 1351. Dit fijn die dietsche boeke die ons toe behoeren: Item inden eersten een ewangeli. Item een epistel boec. Item ij brulochten. Item noch een stue van eenre brulocht. Item vanden vij sloten. Item vanden vij gaerden der minnen. Item ij aerloepe (sic) die beginnen: Het was een ionghelinc. Item enen dietschen souter. Item ene expositie op de ewangelien, ende beghint aldus: Hier es te wetene na der Historien. Item noch drie boeke van Hadewighen, die beghinnen aldus: God die de clare minne. Item noch een ewangeli boec. Item een boec: dat rijc der ghelieve, ende beghint: Justum deduxit dominus. Item vanden sacramenten ende beghint aldus, met roede letteren gheschreven: Dit boec mach wel een spieghel heten. Item een boec vander biechten, ende beghint: Annuncia populo meo scelera eorum. Item de regule in dietsche. Item Salomons boeke uter bybelen in dietsche. Item een boec.... dat ons meester Peter vander Racken gaf. Ende beghint....’ K.F. Stallaert.
VERDRUKKING DER NEDERLANDSCHE NATIONA-LITEIT in Belgiën. - Terwijl Frankrijk het onderwijs der nederlandsche taal in zijne vlaamsche streken organizeert - is Belgiën bezig om verontrustende wetten te maken, tot bedwang der ontwikkeling van het vlaamsche volksleven. Ten spijt van het aas, omstreeks Leopolds troonfeestviering, den vlaamschen bevolkingen toegeworpen, door de benoeming der Staatskommissie, belast met het onderzoek der taelgrieven - ten spijt der eenstemmigheid, waarmede die kommisfie de | |
[pagina 192]
| |
wenschen van drie vijfden des volks brengen zal vóor de groene tafel van het Bewind - ten spijt der verzoekschriften en drukpersbeweging, tegen de goevernementale verfransching van Vlamingen en Brabanders aangevoerd, - heeft de wetgevende macht - Senaat en Volksvertegenwoordigers - goed kunnen vinden te beslissen, dat voortaan de Notarissen, die in de Dietschsprekende gewesten des lands geplaatst worden, niet noodig hebben de taal dier gewesten te verstaan of te spreken. Leve toch maar de konstitutioneele modelstaat! Zoo'n kamer van volksvertegenwoordigers is toch maar een heerlijk ding! Zie Belgiën! Daar dekreteeren vlaamsche volksvertegenwoordigers, dat de ambtenaren en officianten, die om den wille van het volk zijn aangesteld, de taal van het volk niet behoeven te kennen. Mijn Hemel, laten dan ook de onverbasterde Brabanders en Vlamingen er zóo veel voor over hebben om op de wijze, als thands in de smaak is, geregeerd te worden, dat ze hun kinderkens een jaar of wat naar een parijzer lycee sturen, om hunne moedertaal af te leeren! Hebben de Vlamingen en Brabanders aan het nieuwe régime hunne vrije en onvrije universiteiten niet te danken, waar de Brasseurs, Laurents en hunne geestverwanten hun de Gódsdienst der vaderen uit het hoofd weten te praten - zóodanig dat de staats- en stadsadministraties de herdrukkers bezoldigen der onbeschoste satyre van Marnix? Laat nu de Táal der vaderen er maar bij in den grond geboord worden! Wat hebben toch al die oude volksvormpjes voor waarde - dat zijn maar vormen, heeren! en vormen zijn niets waard: want dat zijn de dragers en vereenigers van geest en stof - en van die vereeniging willen de nieuwerwetsche volken niets weten. De nieuwerwetsche volken willen alleen weten: hier - van geld - la science des richesses - de beurs - het papier, waarmeê men de gewetens dichtplakt (of het hollandsche schoorsteenen waren) dat er het minste tochtjen van Boven niet meer dóor kan - geld, geld, geld - lekker eten en dure (niet mooye) kleêren: dáar - aan de hoogeschool en in het ministeriëel kabinet - van pantheïstische of idealistische silozofie en bloot menschelijke politiek - afgescheiden van de moraal, die alleen nog maar een meubeltjen in de politiekommis. sariaten gebleven is..... De nieuwerwetsche volken willen alleen weten - óf van de doode, dikke, tastbare materie; óf van de platte, holle, vluchtige abstraktie. Wat daar tusschen ligt - wat geest en stof verbindt - de schoone vorm, het zinnebeeld eens hoogeren levens, daar is niets goeds aan. Ernstig - minder pessimistiesch, gemaligder - gesproken: men moog | |
[pagina 193]
| |
zich aan de taalrechten der Vlamingen vergrijpen - zégepralen op het dietsche leven zal men tóch niet: dat heeft het verledene bewezen: want, inderdaad, onder betere regeerings-régimes is óok de nederduitsche nationaliteit in Belgiën nog al eens mishandeld - en toch is zij verre van dood te zijn - in tegendeel. Men beklaagt zich zeer in Belgiën, dat de klachten der Dietschgezinden in Holland zoo weinig weêrklank en ondersteuning ontmoeten: ‘'t Is,’ zeggen de Vlamingen, ‘of wy alleen goed zyn, om bydragen te leveren tot de studie der dialekten en de geschiedenis der schoone kunsten van de nederlandsche stammen....’ Helaas! bij den hoe-veelsten man onzer Kongressen stond inderdaad de volksvraag méer op den voorgrond, dan eene onschadelijke.... liefhebberij? M.
L'ABOMINABLE MOYEN AGE (IIGa naar voetnoot1). - De Heer P.C. van der Meersch, Belgiesch Staats-Archivaris in Oost-Vlaanderen, heeft het eerste deel van een boekwerk uitgegeven, dat een hoogst belangrijk onderwerp behandelt: de geschiedenis namelijk der in den vreemde gevestigde nederlandsche (holl. en belg.) drukkers en van het door hen genomen aandeel in de ‘regénération littéraire de l'Europe an XVe siècle’. In de inleiding tot dezen omvangrijken arbeid erkent de Hr van der Meersch, dat 's Heeren Noordzieks vertalingen der pleitredenen van nederlandsche geleerden ten voordeele van Haarlems aanspraak op de uitvinding der boekdrukkunst aanleiding gegeven hebben dat Ebert, de bekende bibliothekaris van Dresden, Graaf Leo de Laborde, de engelsche ikonograaf Ottley, en de bibliograaf Sotheby Haarlems recht erkennen. Als tegen Mentz gekant, haalt hij ook Brunet aan, en hij bewijst de autoriteit van den Hr Aug. Bernard, die in zijn geschrift ‘De l'origine et des débuts de l'Imprimerie en Europe (Paris, 1853)’ zich, na een gestreng onderzoek in de verschillende landen van Europa, ter gunste van Haarlem verklaart. 't Is jammer, dat in een boek, hetwelk recht doet aan het grootsche streven van Charlemagne - hoewel het (uit Hallam!) citeert dat de Keizer niet schrijven kon (waaromtrent men de waarheid bij Einhart had kunnen vinden), en dat de levendige intellektueele beweging van de XIIe Eeuw door geheel Europa (p. 9-13) beschrijft, - ter zelfder tijd hooge lof aan S. Thomas Aq. als een ‘docteur illustre’ en ‘métaphysicien éminent’ wordt gegeven en zijne silozofie wordt geminacht; en dat het vooroordeel in dat zelfde boek | |
[pagina 194]
| |
de volgende regels (een Jules Janin waardig) heeft kunnen neêrschrijven): ‘Au moyen-âge, un art qui a pour principale mission d'entretenir le mouvement intellectuel (zoo als de drukkunst), n'avait aucune raison d'être, et s'il avait vu le jour pendant cette longue période d'ignorance et de ténèbres, il est probable qu'il eût été fatalement condamné à périr au berceau. Un aperçu rapide de l'état des esprits pendant cette funeste époque d'abaissement universel, fera ressortir les causes qui ont retardé la découverte de ce puissant instrument de civilisation et de progrès, etc.’ Door dergelijke hartstochtelijke verklaringen kan men slechts de waarde zijner meer gegronde beweeringen twijfelachtig maken. A.Th.
PATER CATS. Molanus gewaegt, in zyne tot dusverre onuitgegevene geschiedenis van LeuvenGa naar voetnoot1), van zekeren Pater Matthias Cats, van Brouwershaven, Provincialen minister der Minderbroeders, overleden, in het Klooster van Leuven, den 6 Maert 1576: ‘Mathias Felisius, Minister. Anno 1576, die 6 martii, obiit venerandus Pater Mathias Cats, de Brouwershaven, Minister Provinciae, nondum expleto Ministerii sui officio. Qui ad publicam utilitatem edidit Commentarios in decalogum, et in secundum librum sententiarum.’ Behoorde deze Minderbroeder tot den stam van vader Cats, den bekenden volksdichter, en weet men wat meer over zijn leven? Edw. v. E-n. |
|