Wandalisme.
XV.
Slooping der groote kerk te Gorinchem. - De graven zijn omgewoeld, wij zouden haast zeggen gefchonden, de zerken zag men bij menigte om de kerk hoog opgestapeld liggen, en zij werden naderhand, zoo wij meenen, verkocht. Dit laatste heeft zeker vele beminnaren van gefchiedenis en oudheden leed gedaan, daar, ongetwijfeld, door die handelwijs, veel wetenswaardigs is verloren gegaan. Ook willen wij niet twisten over het metamorphoseren van predikstoelen in archieven-kasten, maar zagen die toch liever in den oorfpronklijken toeftand behouden, en vinden het ook jammer dat het koperen koorhek (al was het dan van het jaar 1720) moest verdwijnen.
Ruim een jaar geleden werden in een der kelders van het ftadhuis te Gorinchem fragmenten eener marmeren tombe gezien, welke daarna van daar schijnen te zijn verdwenen, zonder dat men ons wist te zeggen, waar zij gebleven waren.
Wij weten niet of het de tombe van de Heeren van Arkel of van een ander geweest is, maar wel dat zij verdiende bewaard te zijn gebleven, en wij kunnen niet begrijpen waarom deze uit de nieuwe kerk moest geweerd worden, waarin ook de oude zerken, voor zooverre zij niet gebroken waren, hadden kunnen gelegd worden.
Wij schreven dit alleen in de hoop, zoo er iets van mogt overig zijn, er dan de aandacht op te vestigen, en besluiten met den wensch, dat er in 't vervolg meerdere oplettendheid en mindere overhaasting bij het floopen of vernieuwen van oude gebouwen moge plaats hebben.