De boec van Catone
(1846)–Anoniem Duytschen Catoen, Den– Auteursrechtvrij
[pagina 21]
| |
De boec van Catone
| |
[pagina 23]
| |
Hier beghint de Boec van Catone,
Ga naar margenoot+Die machtech was van groten doene
Tote Roeme, in die port,
Dar hi sinen kinde gaf voert,
5.[regelnummer]
Ende leerde hem met sinne sere,
Vroscap Ga naar voetnoot(1) , wetentheet ende eere.
Verstaet. Die in haren sinne
Draghen wareleke minne,
Si makenre af rime ende liet,
10.[regelnummer]
Diere minne ne garic niet Ga naar voetnoot(2):
Want het is mi al vergaen
Datter minnen mach bestaen,
| |
[pagina 24]
| |
Ende kere minen moet
An de ghene die sijn vroet.
15.[regelnummer]
Wilen doe ic minne droech,
Doe ic de minne sach hic Ga naar voetnoot(1) loech;
Nv hatixse alle in minen sinne,
Die minne draghen entie minnen.
Er Ga naar voetnoot(2) dit was, seide mi mijn vrient:
20.[regelnummer]
Gheselle die der vroetheet dient,
Dat hijs betren loen ontfaet
Dan die ter minnen dienste staet.
Hier ombe Ga naar voetnoot(3) hebbic dies beghonnen;
Si hebben onrecht dies mi verionnen,
25.[regelnummer]
Om dat hic gaerne helpen soude
Elken nv ter duegt waert houde,
So dat hire an mochte leren
Vroescap, ende comen ter eeren.
Lieue kinder nv bidt Ghode
30.[regelnummer]
Dat hi mi sende sinen bode,
Ende hi mi wise ende lere
Hoe hic minen sin ter wijsheit kere.
Alle die vroet willen wesen
Der clerken boec moeten si lesen
| |
[pagina 25]
| |
35.[regelnummer]
Of in dietch Ga naar voetnoot(1) of in latine,
[Alzo hic v hier bekinne],
Alzi terst ter scole gaen,
Die hem wijsheit doet verstaen,
Vele meer dan enich doet.
40.[regelnummer]
Hier ombe pensic in minen moet Ga naar voetnoot(2) ,
Dat icker v bi wille leren,
Hoe ghi v herte nu moegt keren
Ter wisseit waert. Nu merket dan
Wat willen seide en vroet man Ga naar voetnoot(3);
45.[regelnummer]
Ende penst om dese woert,
Die hic v hier sal secghen voert.
Het woende wilen en rike man,
Daer hic af wel spreken can,
Tote Roeme, ioe wilen eer Ga naar voetnoot(4) ,
50.[regelnummer]
Die wijsdoems wiste vele meer
Dan enech doet, die leuet nv:
Hi hiet Catoen, dat seghic v.
| |
[pagina 26]
| |
Hi hadde en kint ende hiet alzo
Alse hi dede, Ga naar voetnoot(1) dies wassi vro.
55.[regelnummer]
Alst der kintscap was ontgaen,
Dat mochte onthouden ende verstaen,
Hi riept voert ende sprac te hem:
Sone, men segt nv dat hic bem
Vroet ende wijs; nv merke dan,
60.[regelnummer]
Ic wildi leeren dat hic can.
Doe seidi ende beghonste aldus:
‘Si Deus est animus.’
1.
Ga naar margenoot+Sone, maerc wat hic di bediede,
Ende oec mede di ghebiede:
65.[regelnummer]
Dats dattu di Ga naar voetnoot(2) daer toe sals keren Ga naar margenoot+
Te Ghode, altoes so saltu leren. Ga naar margenoot+
2.
Ende smarghen vroe opstaen,
Ende ombe dine bederue gaen Ga naar voetnoot(3):
Hic segdi, die te langhe slapt,
70.[regelnummer]
Dattene de slaep onduchtech Ga naar voetnoot(4) maect. Ga naar margenoot+
| |
[pagina 27]
| |
3.
Wachti dat mens niet ne segt Ga naar margenoot+
Dat vele talen andi leegt.
Men segt: mengherande tale
Ne sittet niemen ghoeder wale. Ga naar margenoot+
4.
75.[regelnummer]
Doe alzo alse de vroede doet,
Die in hem heeft ghestaden moet;
Men lachtert Ga naar voetnoot(1) dat en hier segt Ga naar voetnoot(2) ,
Dies hi ghinder niet ne plegt. Ga naar margenoot+
5.
Ende ne merke Ga naar voetnoot(3) niemens quade daet:
80.[regelnummer]
Dat vele merken dat es quaet;
Bedie, hen es man no wijf
Die sonder sonden leeden lijf. Ga naar margenoot+
6.
Hoerstud, sone, dat iemene deert Ga naar voetnoot(4) ,
Doet van di, hijs sot diet gheert:
85.[regelnummer]
Want het lettel vromen mach
Den lieden te doene quaet ghelach. Ga naar margenoot+
| |
[pagina 28]
| |
7.
Si altoes enradech Ga naar voetnoot(1) ende sochte, Ga naar margenoot+
So saltu sijn in dine ghedochte;
Hijs sot, die al sijn ghepens
90.[regelnummer]
Den lieden segt, hare ende ghens Ga naar voetnoot(2) . Ga naar margenoot+
8.
Betrou niet alse dijn wijf ti segt
Clagten ouer dinen cnecht;
Want der quader wijf sijn ghenoech,
Die mannes vrient sijn int gheuoech. Ga naar margenoot+
9.
95.[regelnummer]
Alse du manes dinen vrient Ga naar voetnoot(3) ,
Of tyen Ga naar voetnoot(4) dien du heefs ghedient,
Al sprect hiere weder hiet,
Daer ombe ne saltus laten niet. Ga naar margenoot+
10.
Dune salt met talen no met spraken
100.[regelnummer]
Ghescelt Ga naar voetnoot(5) ieghen den quaden maken;
| |
[pagina 29]
| |
[Hen sit den goeden man niet wale Ga naar margenoot+
Ieghen hem te houdene tale Ga naar voetnoot(1) .] Ga naar margenoot+
11.
Minne de ghene die di minnen,
Dien du doest Ga naar voetnoot(2) ghoet laet hem bekinnen;
105.[regelnummer]
Hijs sot, die daer te dienste staet,
Daert hem der na te quade vergaet. Ga naar margenoot+
12.
Niemaren ende achterspraken,
Die de lieden te scanden maken,
Die saltu scuwen ende laten;
110.[regelnummer]
Want dies pleght hi wert verwaten. Ga naar margenoot+
13.
Bone, dat men die beheten heeft Ga naar voetnoot(3) ,
Ere commet dat ment die gheeft,
Ne saltut niet beheten voert;
Want men lieghet vele woert. Ga naar margenoot+
14.
115.[regelnummer]
Als di hymen geuet lof,
Ne sire niet te blider of:
Die vroede merct ende verstaet,
Er hi van iemene lof ontfaet. Ga naar margenoot+
| |
[pagina 30]
| |
15.
Ende als en ander man doet wel, Ga naar margenoot+
120.[regelnummer]
Dat onthout wel ende vertel;
Als du wel does so swigher of,
Dies saltu hebben ghoeden Ga naar voetnoot(1) lof. Ga naar margenoot+
16.
Die wile dattu best ionghelinc,
So doe so meneghe goede Ga naar voetnoot(2) dinc,
125.[regelnummer]
Alse die dan naken dine daghe,
Dat men dijns in goede ghewaghe. Ga naar margenoot+
17.
Ne roeket oec niet Ga naar voetnoot(3) wat enech man
Stillekinne gherunen Ga naar voetnoot(4) can;
Ga naar margenoot+ Want de quade want altoes des
130.[regelnummer]
Al dat men runt dat van hem es. Ga naar margenoot+
18.
Al comtet dattu heefs genoech
Haven, nochtanne houti int gheuoech;
Want heden es de man rike,
Ende maerghen staet hem armelike:
135.[regelnummer]
Want fortune es wel groet
Den meenghen vor sine doet. Ga naar margenoot+
| |
[pagina 31]
| |
19.
Elc soudem wachten ende so spreken Ga naar voetnoot(1) Ga naar margenoot+
Dat hem hier niet mochte ghebreken:
Die dit dade hi ware vroet,
140.[regelnummer]
Ende sijn dinc soude werden ghoet. Ga naar voetnoot(2) .
20.
Bone, alse di dijn aerme vrient
Met ere cranker ghichten Ga naar voetnoot(3) dient,
Wes blider dandi es te moede,
Ende loenet hem in allen ghoede. Ga naar margenoot+
21.
145.[regelnummer]
Al bestu arem nv van hauen,
Ende van richeden sere beschauen,
Bepens di dattu hier te voeren
Naect ende arem waers gheboren. Ga naar margenoot+
22.
Dune sals keren niet in dien
150.[regelnummer]
Dattu de doet sals hiet ontsien;
De ghene die de doet ontsiet,
Hem ne helpt sijn leuen niet. Ga naar margenoot+
| |
[pagina 32]
| |
23.
Hijs sotter dan en kuekenoet Ga naar voetnoot(1) , Ga naar margenoot+
Die hoept op anders mannes doet;
155.[regelnummer]
Want alle de liede, ionc ende out
Syn haers leuens euen ghewout Ga naar voetnoot(2) . Ga naar margenoot+
24.
Metten ghenen die di minnen,
Ne saltu sceldens Ga naar voetnoot(3) niet beghinnen:
Want van ghescelde es hier te voeren
160.[regelnummer]
Vernoi groet comen ende toren. Ga naar margenoot+
| |
[pagina 33]
| |
25.
Alse di hebben dine knechte Ga naar margenoot+
Gram ghedaen met onrechte,
Laet sinken dan dinen moet,
Het es ti erlijc ende ghoet. Ga naar margenoot+
26.
165.[regelnummer]
Al moegstu iemene verwinnen saen,
Laet altoes in versten Ga naar voetnoot(1) staen.
Hic segghe di dat ghestadechede
Heuet meenghen goeden zede. Ga naar margenoot+
27.
Dattu met pinen beiiaghet heefs Ga naar voetnoot(2) ,
170.[regelnummer]
Entat sotteleke woch gheefs,
Laet dat, sone, of tu best vroet,
Ende kere dar af dinen moet. Ga naar margenoot+
28.
Bedienens Ga naar voetnoot(3) gheuen ende nemen,
Dat es haer sede die nv leuen;
175.[regelnummer]
Met eren, sone, doe dit alsoe,
So machtu sijn blide ende vroe. 27
| |
[pagina 34]
| |
29.
Wiltu di, sone, daer toe keren Ga naar margenoot+
Dattu dorpers Ga naar voetnoot(1) sede wils leren,
Virgilius heuet al bescreuen,
180.[regelnummer]
Hoe dane wys die dorpren leuen. Ga naar margenoot+
30.
Wiltu oec leren medicine,
Of aersatre Ga naar voetnoot(2) mede te sine,
Maers Ga naar voetnoot(3) heuet bescreuen al,
Wat men daer toe segghen sal. Ga naar margenoot+
31.
185.[regelnummer]
Wiltu des di ondervijnden Ga naar voetnoot(4)
Dattu gheuecht wils beghinnen,
Doe minen raet ende les Lucane,
Hi sal di wel brenghen drane. Ga naar margenoot+
32.
Sone, wiltu oec wesen vroet,
190.[regelnummer]
Ende wijsdoem doen in dinen moet,
| |
[pagina 35]
| |
Lere so vele in dine ionghe iuegt Ga naar margenoot+
Alse du cont, dattu heefs duegt.
Men segt dat ene jonghe lert
Vroetheit, als hiere garne toe kert Ga naar voetnoot(1) . Ga naar margenoot+
33.
195.[regelnummer]
Den ghelucke wes onderdaen,
Alst ti te dienste heeft ghestaen,
Ende dankes ghode ember Ga naar voetnoot(2) mede,
Daer du best in elker stede Ga naar voetnoot(3) .
34.
Den ghenen die di toe gaen,
200.[regelnummer]
Hem allen saltu te dienste staen,
Of ti dijn viant wille deren
Dat sine di doch helpen weren. Ga naar margenoot+
35.
Dune salt niet vraghen des
Welc si die hemel ende wat hi es;
205.[regelnummer]
Want du best sterfleec ende bedi
Onderwint di wat sterven si. Ga naar margenoot+
| |
[pagina 36]
| |
36.
Alse du best gram ende onghemoet, Ga naar margenoot+
Bedincstu di dan, so bestu vroet:
Want gramscep belet den man
210.[regelnummer]
Dat hi hem bedenken niet ne can. Ga naar margenoot+
37.
Kies enen vrient, dien du macht maken
Condech dine verhoelne saken.
Bestu siec, kies enen man,
Die wel van ersatrien Ga naar voetnoot(1) can. Ga naar margenoot+
38.
215.[regelnummer]
Al gesciet ti oec yewet el Ga naar voetnoot(2)
Dan dijn wille, verdraegt wel:
Het comt dicken Ga naar voetnoot(3) dat de ghoede
Heeft dat hem es wel onghemoede. Ga naar margenoot+
39.
Maerc altoes watti mach deren,
220.[regelnummer]
Ende bewert, moghstut beweren Ga naar voetnoot(4):
Want hi es dul Ga naar voetnoot(5) , die comen siet
Dongheual ends niet ne vliet. 27-
| |
[pagina 37]
| |
40.
Al heefstu iet dat di quaet doet, Ga naar margenoot+
Ne keere daer an niet dinen moet:
225.[regelnummer]
Ember so hebbe ghoeden waen,
Datti ten besten sal vergaen. Ga naar margenoot+
41.
Ga naar margenoot+Die dat heeft dat hem becomt Ga naar voetnoot(1) ,
[Hout hi, ic waen hem vromt;
Hi es sot die heuet goet,
230.[regelnummer]
Ende leghet onder sinen voet.] Ga naar margenoot+
42.
[Dat ghod wil doen metti,
Laet hem gheworden wat si;
Dune waers te raden niet]
Waer hi di ghesciep ende wesen hiet. Ga naar margenoot+
43.
235.[regelnummer]
Hic verbieddi onduchtechede Ga naar voetnoot(2);
Want soe heuet wel quaden zede,
So wie sose draegt, godeweet Ga naar voetnoot(3) ,
Hi heefter af dat hem es leet.
| |
[pagina 38]
| |
44.
Du sals hebben ghestaden moet Ga naar margenoot+
240.[regelnummer]
Waeneer so men di belghen doet:
Het staet wel elken ghoeden man,
Dat hi alsoe dat weldoen can. Ga naar margenoot+
45.
Hoerdom Ga naar voetnoot(1) es en quaet sede;
Ende vrec te sine oec der mede;
245.[regelnummer]
Sone, dat saltu ember scuwen,
Want si vele sonden bruwen. Ga naar margenoot+
46.
Die hem gheloeft, hijs sonder raet,
Die hier ghoet sprect ende ghinder quaet.
Sone, so wat so dins ghesciet,
250.[regelnummer]
Dies ne onderwint di niet.
47.
Entat ti in dronkenscep ghesciet,
Dat ne laet onghebetert niet;
Want daer af, hier te voren,
Es comen vernoi ende toren.
| |
[pagina 39]
| |
48.
255.[regelnummer]
Sone, als dijn wijf verbolghen es, Ga naar margenoot+
Dune salt niet maerken des;
So wat so soe seght in hare woert,
Dat draegt de wint al vter port. Ga naar margenoot+
49.
Sone, oftu vroet wils sijn,
260.[regelnummer]
So there in ghoeder maeten tijn:
Hijs sot die sijn ghoet tonmaten teert,
Ende hem anden vremden gheneert. Ga naar margenoot+
50.
Lieue sone, nv wachti dies,
Dattu biddens niet ne plies Ga naar voetnoot(1);
265.[regelnummer]
Penser ombe Ga naar voetnoot(2) altoes ter vaert:
Die vele bidt hi wert onwaert.
51.
Ga naar margenoot+Ende vele sceelt die es wreet,
Ente vechtene saen Ga naar voetnoot(3) ghereet;
| |
[pagina 40]
| |
Wachti des ende si vroet, Ga naar margenoot+
270.[regelnummer]
So sal dijn dinc al werden ghoet Ga naar voetnoot(1) .
52.
De doet ne saltu haten niet,
Dor ene dinc diere soe pliet,
Dats dat soe regt ouer de quade,
Al comt soe somen dicken te spade Ga naar voetnoot(2) . Ga naar margenoot+
53.
275.[regelnummer]
Es dijn wyf van rade vroet,
Houter di an, het es di ghoet:
Hets menech wijf die meer can
Van ghoeden rade dan sulc man. Ga naar margenoot+
54.
Mettinen Ga naar voetnoot(3) sinne saltu algader
280.[regelnummer]
Eren moeder ende vader;
Ghod seide: diese belghen doet,
Dat hem te pinen werden moet. Ga naar margenoot+
55.
Diese oec ert, eist man, eist wijf,
Hi leed sekerleke ghoet Ga naar voetnoot(4) lijf;
285.[regelnummer]
Ende sal te vriende hebben Ghode,
Hout hi wel sine ghebode Ga naar voetnoot(5) .
| |
[pagina 41]
| |
56.
Sone, doet dat hic di ghebiede, Ga naar margenoot+
Ende merke wat hic di verbiede:
Die sal Ghod eren ende alle liede,
290.[regelnummer]
Dit salre af wesen dine miede Ga naar voetnoot(1) . Ga naar margenoot+
57.
Sone, rike te sine te ommaten,
Dat saltu scuwen ende laten;
Ne laetstus niet, Ghod sal di haten,
Ende haet di Ghod du best verwaten.
295.[regelnummer]
Wiltu werden dan liefghetal,
So werd omoedech al ouer al. Ga naar margenoot+
58.
Bone, doe dat hic di wise,
Ende houti an die selue spise,
Dar du mede best gheuoudt,
300.[regelnummer]
So heefstu di hier wel behoedt. Ga naar margenoot+
59.
Al eist dat sake datti hiet
In engher sake wijs Ga naar voetnoot(2) messciet,
Dune salt gheluc blent scelden niet, Ga naar margenoot+
Dat op sine vrient wel siet.
| |
[pagina 42]
| |
60.
305.[regelnummer]
Du macht den penninc minnen wel, Ga naar margenoot+
Om nutscep ende niewet el Ga naar voetnoot(1):
Men segt dat noit helech man
Ne leide sinen sin daer an. Ga naar margenoot+
61.
Als du out best ende rike,
310.[regelnummer]
Dan saltu gheuen mildelike,
So dat men mach secghen van di:
Ay dese oude man, hoe ghoet was hi! Ga naar margenoot+
62.
Als du macht merken in dinen moet
Dat men di yeweren onrecht doet,
315.[regelnummer]
So bidt den rechtre dat hi si,
Dor dinen dienst in hulpen di;
Want recht heeft dicken hulpen noet,
Dat nember Ga naar voetnoot(2) de man ne si so groet. Ga naar margenoot+
63.
Ende daer di te rechte af messciet,
320.[regelnummer]
Verdraeght dat mens [ne] marke niet;
Ende wanneer so du sculdech sijns,
Vermane dijns selues, dat es prijs. Ga naar margenoot+
| |
[pagina 43]
| |
64.
Daer du af twifels dat saltu lesen, Ga naar margenoot+
So langhe dattuus vroet mogs wesen:
325.[regelnummer]
Die leest dat hi niet verstaet,
Ens niet versteet, dat es hem quaet. Ga naar margenoot+
65.
Bone, dat di dine vriende raden,
Dat saltu in dinen sin bestaden,
Hier naer, als duus te doene heefs,
330.[regelnummer]
Dattu di seluen raet dan gheefs. Ga naar margenoot+
66.
Hic segdi, sone, wat hic di rade;
Laetstut het sal comen di te quade:
Du sals wesen altoes onderdaen
Den gheden Ga naar voetnoot1 / ente sinen dienste staen Ga naar margenoot+
67.
335.[regelnummer]
Alse du oec eets, so wachti dies,
Dattu te vele niet ne plies
Dan te sprekene Ga naar voetnoot(2) . Diet heeft in seden,
Men merket sere in dorperheden Ga naar voetnoot(3) . Ga naar margenoot+
| |
[pagina 44]
| |
68.
Dune saels, sone, metten ouden Ga naar margenoot+
340.[regelnummer]
Sceren, no dijn scop niet houden Ga naar voetnoot(1):
Want so die ouder langher leeft,
So hi wijsdoems emmer mer Ga naar voetnoot(2) heeft. Ga naar margenoot+
69.
Dronken te sine dicken van wine,
Ende in hoerdome mede te sine,
345.[regelnummer]
Daer ne comt af ander recht
Danne ghescelt ende gheuecht. Ga naar margenoot+
70.
Nv wachti des, ende si oec vroet,
Ende hout di emmer in ghoet ghemoet,
So saltu werden ghoet ghetal,
350.[regelnummer]
Ende ghemint al ouer al Ga naar voetnoot(3) .
71.
De ghene die swighen Ga naar voetnoot(4) ende lettel spreken,
Die conen menegherande treken.
Men seght: de vloet die stille staet
Es dieper dan die ghaet. Ga naar margenoot+
| |
[pagina 45]
| |
72.
355.[regelnummer]
Als dijn gheluc di gheuet men (sic) Ga naar margenoot+
Dan du beghaers in dinen sen, (sic)
Mercstu Ga naar voetnoot(1) dan, du best onvroet,
Eens anders haue ende sijn ghoet. Ga naar margenoot+
73.
Dattu doen macht, doe al dat;
360.[regelnummer]
Wiltu meer doen, du werdts mat:
Hijs sot, die hem vorder wille strecken
Dan hi sine cleder mach gherecken. Ga naar margenoot+
74.
Dats ene dinc dat men gerne wrect,
Dat men sinen vrient verspreect:
365.[regelnummer]
Scieghen Ga naar voetnoot(2) den ghoeden enten rechen
Ne saltu niet met talen vechten. Ga naar margenoot+
75.
Al bestu arem ende sonder haue,
Ne wes te drouer niet der aue:
De vroede maerc ende verstaet
370.[regelnummer]
Dat haue commet ende ghaet. Ga naar margenoot+
| |
[pagina 46]
| |
76.
Dat es vernoi ene oec toren, Ga naar margenoot+
Alse een man langhe te voeren
Heeft ghewonnen, ende hem en ongheual
Doet dat ghewin verliesen al.
375.[regelnummer]
Sone, castidi wel daer of,
So saltu meerren Ga naar voetnoot(1) dinen lof. Ga naar margenoot+
77.
Ne beheet Ga naar voetnoot(2) oec di seluen niet
Langhe te leuene, want men siet
Den man wandelen ende gaen
380.[regelnummer]
Heden, ende marghen eist ghedaen. Ga naar margenoot+
78.
Du salt ofren gherne Ghode,
Ende houden wel sine ghebode;
Doestu dit te ghoeder trowen,
Dies ne sal di niet berouwen.
385.[regelnummer]
Die dor Ghode gherne gheeft,
Ghod lonet alse hijs te doene heeft.
| |
[pagina 47]
| |
79.
Daer du waens hebben achter, Ga naar margenoot+
Stridstu, du saels hebben lachter:
Beter es wel woch ghegaen
390.[regelnummer]
Dan qualeke ten stride ghestaen. Ga naar margenoot+
80.
Wiltu wel verstaen ende leren,
So saltu di na minen raet keren,
Ende werken na mine lere,
So saltu comen te groeter ere. Ga naar margenoot+
81.
395.[regelnummer]
Bone, dat es de beste scat,
Die hic hebbe; ende omme dat,
So biddic di dor onsen here,
Werc hier naer, ende pens om ere.
82.
Sote liede oec penstrum Ga naar voetnoot(1) mede,
400.[regelnummer]
Ende doet te Ghode vwe ghebede,
Omoedelike tote onsen here... Ga naar voetnoot(2)
[Dat hi vwen sin ter wijsheit kere].
|
|