Vanwege de Latijnse achtergrond van de Middelnederlandse tekst werd contact opgenomen met Prof. Dr. Arpád P. Orbán, de mediolatinist van de Universiteit Utrecht. Het toeval wilde dat hij juist aan het werk was met de middeleeuwse commentaren op Latijnse schoolboeken, waaronder de Dicta Catonis. Zoals uit de onderhavige uitgave zal blijken heeft zijn onderzoek nogal wat verrassingen opgeleverd met betrekking tot de Middelnederlandse vertaling.
Oorspronkelijk was het plan dat het werk aan de editie door Orlanda Lie, Arpád Orbán en de ondergetekende zou worden verricht. Het vele dagelijkse werk ontnam de twee eerstgenoemden echter de mogelijkheid tot intensief meedoen, waartegenover de derde zich juist ontlast zag toen hij gebruikmaakte van de vut-regeling. Orlanda Lie en Arpád Orbán hebben erop aangedrongen dat zij dan ook niet als editeurs zouden worden vermeld naast de ondertekenaar van dit ‘Ter inleiding’. Deze op zijn beurt meent echter wel te moeten zeggen dat de editie zoals die er nu ligt niet tot stand zou zijn gekomen als zij niet hadden gewaakt, aangevuld en verbeterd. Daarom vermeldt het titelblad mede hun namen.
Tijdens het werken aan de uitgave kwamen natuurlijk ook de andere overgeleverde bronnen van deze oudste Middelnederlandse vertaling herhaaldelijk in het vizier. Het is buitengewoon gelukkig te noemen dat, gaande het onderzoek, bleek, dat enkele gedrukte bronnen die heel lang onbereikbaar waren geweest, inmiddels weer geraadpleegd konden worden. De grootste dank gaat in dat verband uit naar Mevrouw Dr. Elly Cockx-Indestege van de Koninklijke Bibliotheek Albert I te Brussel en Mevrouw Drs. Thea Folmer-von Oven. De huidige eigenaars van de particuliere verzameling waarin de bedoelde drukken berusten gaven volop gelegenheid de exemplaren in het onderzoek te betrekken.
Mede ten gevolge van het zo-even vermelde kwam de vraag op of het, ruim honderd jaar na Beets, niet zinnig zou zijn achter de hier gepresenteerde uitgave van de Antwerpse druk van Eckert van Homberch in een zeer uitgebreide Bijlage al die andere bronnen voor nader onderzoek ter beschikking te stellen.
Toen bleek dat de uitgever Verloren daar alleszins voor voelde, is zowel aan de eigenaars van de hierboven genoemde particuliere collectie als aan de verschillende bibliothecarissen van de openbare verzamelingen toestemming gevraagd voor publicatie. Deze werd in alle gevallen zonder omhaal van woorden verleend. Een woord van bijzondere dank voor die medewerking is daarom op zijn plaats.
Het typoscript was op een laatste revisie na voltooid, toen er volkomen onverwacht nog een redactie tevoorschijn kwam. In Bijlage 9 bij het proefschrift van Herman Brinkman, Dichten uit liefde; literatuur in Leiden aan het einde van de Middeleeuwen (Hilversum, 1997) wordt op p. 358 (onder nr. 123, 6) het handschrift Parijs, Bibliothèque Nationale, Fonds Néerlandais 106 vermeld. In dit handschrift