Deus Ex Machina. Jaargang 8(1984)– [tijdschrift] Deus Ex Machina– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 25] [p. 25] Drie gedichten Spijbelen Een zomerdag. Ik doe of ik naar school ben Vanwaar ik lig zie ik mijn vader in de tuin Hij graaft en draagt het oude bruine jasje dat ik van hem ken. Daar komt mijn moeder. Zij draagt een geheim en legt het in het gat. Vlak achter haar zie ik de kat die weggejaagd wordt. Niemand mag daar zijn. Ik zie wat ik niet weten mag. De hele nacht hoor ik het zachte klagen van de kat. johanna kruit Mijn ouders Soms leken zij een woedend wonder Hoog zat ik op de zolder Hun harde stemmen scholden langs de trappen eronder In de balken bleef hangen wat ik heb opgevangen johanna kruit [pagina 26] [p. 26] Wasdag Mijn moeder zingt, zij is alleen en hangt de was op lange lijnen. Achter de schuur zit ik. Steeds weer verschijnen haar handen om de waslijn heen. God is mijn licht, ik wandel op zijn pad zingt zij. De lijnen raken vol De zon legt om haar hoofd een aureool van goud dat zij nooit eerder had. Dan is ze weg. Ik hoor de achterdeur eerst open gaan en daarna dicht Achter de schuur zit ik, en mijn gezicht is vol van tranen en van wasgoedgeur. johanna kruit Vorige Volgende