Deus Ex Machina. Jaargang 5
(1981)– [tijdschrift] Deus Ex Machina– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 361]
| |
In het donker, voor het ziekenhuisMenig ogenblik al zwegen we na ons middernachtgepraat,
de taxichauffeur en ik.
De radiostemmen praten door,
in het donker tikt de meter, maar
de tijd is stil blijven staan. We zitten onbeweeglijk.
Wind in de vlaggestokken,
door lege bomen.
Lentenacht? As
op velden, op rotsen.
Nog ergens iets dat
groen wordt?
Hier wacht ik en wacht niet en
wacht ik
tot jij komt met haastige stappen
door de deur in de auto en mijn leven
vol gepraat, de taxi komt in beweging,
vol geloof
in dit ogenblik, deze werkelijkheid, en de tijd begint weer te rollen
zoals de auto voor het starten van de motor
een kort adembenemend ogenblik,
een ogenblik, freewheelend, de helling af
| |
[pagina 362]
| |
Drie uur, half vierAls ik het licht in de kamer uitdoe
om drie uur, half vier, twee uur,
komt de lege straat de kamer binnen
voor de tienduizendste keer.
De lange mars van de middelbare leeftijd.
| |
Half drieHet is half drie
als ik het licht uitdoe
als ik het laatste kwart van het gordijn dicht ga sluiten
de tuin leeg voor mijn ogen met zijn sneeuw en zijn lantaarns,
de auto's met sneeuw bedekt, de bomen zwart, naakt, en
de raam-ogen uitgedoofd. Overal.
Alles onverschillig,
of moet ik zeggen nutteloos? of
mooi? mistroostig? dood? of
in stilte levend, ademend?
Verlies. Bankroet. Doodlopende weg.
Of een eindeloze investering - belegging die eens winst zal opleveren?
Het antwoord is een oude les,
herhalingsoefening:
al ben je moe, en bang (een lichte druk in de hartstreek), ook al
heb je het een beetje koud,
het leven is niet achter je.
Het leven is niet voor je.
Naast je, ergens anders.
Het leven is hier.
Deze tuin die als een lange smalle wig in de schoot der dennen valt
en ik, die in de slaap, en in het donker val
en de sneeuw die ons verbindt:
de sneeuw buiten in de tuin, in de slaap de sneeuw, daaronder
de haarwortels van de mensheid, vaten, onzichtbare ranken
buiten bereik van koud en warm, levend.
Dit is onze onderneming,
wij zijn het kapitaal, de arbeidskracht, de omzet en produktie,
direktie en aandeelhouders,
verlies en winst.
Wij zijn het leven. Het gebeurt precies op dit moment.
| |
[pagina 363]
| |
Voorzichtig stapte ikVoorzichtig stapte ik binnen.
In het licht van de vergeten lamp
ademde jij je slaap, je warmte.
In de lichtkring van je rustige nabijheid
voelde ik me al in jou
en ik had het hart niet het web van je slaap te verbreken.
Het beefde alleen even
en de dauwdruppels glansden, zonder dat er één viel.
| |
'S Morgens in de sneeuw's Morgens in de sneeuw voor de deur
geen enkel spoor.
Wanneer is de nachtelijke gast vertrokken?
Of is hij niet eens aangekomen?
| |
[pagina 364]
| |
Meteen, bijna meteenAls het buiten in de esdoorns begint te ruisen,
aanvaarden we -
Meteen, bijna meteen.
We aanvaarden dat -
We aanvaarden de wind.
We aanvaarden dat het nu begint
te waaien, dat de toppen zwaaien,
dat het noodlot zich voltrekt, de zeeën
de stranden bespringen.
hierin schuilt een zekere onbevangenheid, een vanzelfsprekende band
tussen natuur en bewustzijn, tussen verstand en zinnen.
In veel andere dingen niet: je gevoel komt in opstand,
zo moet het toch niet! het noodlot is toch niet zo wreed!
Het kan zijn, het is zo wreed. Toch laten
we ons daarom verheugen over de esdoorn
die zo volmaakt de wind het hoofd biedt,
die zo mooi de wind trotseert
keer op keer, jaar in jaar uit.
Op het juist moment breekt en tot aarde vervalt.
En laten we ons verheugen over de wind
die zich zo goed buigt tot symbool van de dood,
de dood die ‘wezenlijk goed, onontbeerlijk, rechtvaardig
en barmhartig is’,
al is de dood, al is hij
grillig en onverschillig en wrang, wrang
en natuurlijk onontbeerlijk! wie zou hem kunnen ontlopen - maar
maar hoever reikt de vreugde, de troost daaruit?
Laten we ons over de wind verheugen, omdat die toch
vrij zijn weg gaat. Schijnbaar vrij,
omdat we in zijn stem de vrijheid horen.
Omdat we met elke cel in ons lichaam
de mogelijkheid
tot vrijheid
en de wind
kunnen horen,
omdat we het onzichtbare zien:
de wind,
die zonder overreden, zonder dwang
de esdoorn op schoot neemt.
| |
[pagina *27]
| |
|