Biblia dat is, de gantsche Heylighe Schrift, grondelick ende trouvvelick verduydtschet, Met verklaringhe duysterer woorden, redenen ende spreucken [etc.] (Deux-Aes bijbel)

Dat iiij. Capittel.

1. Ghesichte van de Maiesteyt Gods, ende vier Dieren, ende vier ende twintich Ouderlinghen.

A.1

NA desen sach ick, ende siet, een open deure inden Hemel, ende de eerste stemme die ick hoorde als een basuyne, met my spreken, seyde: Koemt hier op, ende ick sal dy toonen wat na desen gheschieden moet.

2

Ende terstont was ick in den gheest: ende siet, daer was een Throon gheset inden Hemel: ende [een] sat op den Throon.

3

Ende die daer op sat, was int aensien als de steen Iaspis, ende Sardis: ende een reghenboge was rondtomme den Throon int aensien ghelijck een Smaragdus.

4

Ende rontomme den Throon vier ende twintich throonen: ende op de Throonen sach ick de vier ende twintich Ouderlinghen sitten, bekleedt met witte kleederen: ende hebbende gouden kroonen op hare hoofden.

5

Ende daer quamen wt vanden Throone, blixemen ende donderslaghen, ende stemmen: ende voor den Throon [waren] seuen lampen vyers brandende, de welcke zijn de seuen Gheesten Gods.

6

Ende voor den Throon was een ^a glasen Zee gelijck Crystal: ende in het midden des Throons, ende rondtomme den Throon vier Dieren vol ooghen van voren ende van achter.

a Apocal. 15.a.2

7

Ende dat eerste Dier was gelijck een Leeuw, ende dat tweedde Dier ghelijck een Kalf, ende dat derde Dier hadden het aensichte ghelijck een mensche, ende dat vierde Dier ghelijck eenen vlieghenden Arent.

8

Ende de vier Dieren hadden een yeghelick op hen seluen ses vleughelen rondtomme, ende waren binnen vol ooghen, ende en hebben gheen ruste dach ende nacht, seggende: ^b Heylich, heylich, heylich Heere God Almachtich, die Was, ende die Is, ende die Komen sal.

b Esaie 6.a.3

9

Ende als de Dieren lof ende eere, ende dancsegghinghe hem gauen die op den Throon sat, die leeft van eewicheyt tot eewicheyt:

B.10

So vielen de vier ende twintich Ouderlingen voor hem die op den Throon sat, ende aenbaden hem die leeft van eewicheyt tot eewicheyt, ende wierpen hare kroonen voor den Throon, seggende:

11

^c Du bist weerdich Heere te ontfanghen den lof ende de eere, ende de macht, want du hebst alle dinghen gheschapen, ende sy zijn om dynen wille, ende zijn gheschapen.

c Apoc. 5.a.9.b.12