Biblia dat is, de gantsche Heylighe Schrift, grondelick ende trouvvelick verduydtschet, Met verklaringhe duysterer woorden, redenen ende spreucken [etc.] (Deux-Aes bijbel)
(2009)–Anoniem Deux-Aes bijbel– Auteursrechtelijk beschermd1. Hy beweert zijn Apostelschap, 3. ende vermaentse tot onderdanicheyt, 4. bewijst zijn macht, ende hoe hy die ghebruyckt. | |
A.1VOort, Ick Paulus bidde v door de saechtmoedicheyt ende goedertierenheyt Christi, die ick teghenwoordich cleyn ben onder v, maer in het afwesen stout op v. | |
2Ick bidde [segghe ick] op dat ick tegenwoordich zijnde, niet stout en zy, met sulck een vertrouwen als ick Ga naar margenoota dencke stout te wesen, op sommighe die ons achten ghelijck of wy na den vleessche wandelden. | |
3Want hoe wel wy inden vleessche wandelen, so en strijden wy niet na den vleessche: | |
4Ga naar margenootb (Want de wapenen onses krijchs en zijn niet vleesschelick: maer machtich door God, om de sterckten neder te worpen.) | |
5Als wy de ouerlegghinghen te niete maken, ende alle verheffinghe die verheuen wort tegen de kennisse Gods: ende leyden alle ghedachten gheuanghen tot ghehoorsaemheyt Christi. | |
6Ende hebben bereydde wrake teghen alle onghehoorsaemheyt, als uwe gehoorsaemheyt sal veruult wesen. | |
7Ga naar margenootc Ghy siet aen dat na den aenschijne is, so yemant by hemseluen betrout dat hy Christi is, die dencke wederom van selfs, dat, ghelijck als hy Christi is, also wy oock Christi zijn. | |
8Want of ick oock wat meer roemde van onse macht, Ga naar margenoot+Ga naar margenootd die ons de Heere ghegheuen heeft ter stichtinghe, ende niet tot uwer verderuinghe, so en sal ick niet beschaemt worden. | |
9Op dat ick niet en schijne v als door brieuen te verschricken. | |
B.10Want de brieuen (seyt hy) zijn swaer, ende krachtich: maer de teghenwoordicheyt des lichaems is kranck, ende de woorden verachtelick. | |
11De sodanighe bedencke dit, dat wy oock teghenwoordich sodanich [zijn] sullen met de wercken, hoedanich wy in het afwesen zijn door brieuen met den woorde. | |
12Ga naar margenoote Want wy en derren ons seluen niet inrekenen, noch mede rekenen met sommighen die henseluen prijsen. Maer dese en verstaen niet, dat sy henseluen met henseluen meten, ende henseluen met henseluen Ga naar margenootf ghelijcken. | |
13Maer wy en sullen niet roemen bouen maten: maer Ga naar margenootg na de mate des reghels, wiens mate ons God ghedeylt heeft, [roemen wy] dat wy oock tot v ghekomen zijn. | |
14Want wy en recken ons niet wt bouen maten, als of wy tot v niet ghecomen en waren: want wy zijn tot v ghekomen inden Euangelio Christi: | |
15Niet roemende bouen maten in eens anders arbeyt, maer hopende door het wassen ws gheloofs, door v ghemeerdert te worden na onsen reghel oueruloedick: | |
16Om in de plaetsen die op gheen zijde van v zijn, te euangelizeren, niet in eens anders Ga naar margenooth reghel, [dat is] om te roemen van het ghene dat bereyt is [van anderen:] | |
18Ga naar margenootk Want niet die hemseluen prijst, maer den welcken de Heere prijst, die is Ga naar margenootl bequaem. |
|