Biblia dat is, de gantsche Heylighe Schrift, grondelick ende trouvvelick verduydtschet, Met verklaringhe duysterer woorden, redenen ende spreucken [etc.] (Deux-Aes bijbel)
(2009)–Anoniem Deux-Aes bijbel– Auteursrechtelijk beschermd1. Hy vermaendtse tot een leuen dat Christo weerdich is, door zijn exempel vermanende dat sy hen so wel aen het lichaem als aen de ziele wachten van alle beuleckinghe. | |
A.1ENde wy oock [als] Ga naar margenoota medewerckers Ga naar margenootb bidden v, Ga naar margenootc hebt de genade Gods niet te vergheefs ontfanghen. | |
2Want hy seydt: Ga naar margenootd In aenghenamen tijt hebbe ick dy verhoort, ende ten daghe der salicheyt ben ick dy te hulpe gekomen. Siet, nu is de aenghename tijt, siet, nu is den dach der salicheydt. | |
3Ga naar margenoote Ga naar margenootf Wy en gheuen gheenderhande erghernisse in eenich dinck, op dat de bedieninghe Ga naar margenootg niet ghelastert en worde: | |
4Maer bewijsen onsseluen in allen, Ga naar margenooth als Dienaers Gods met Ga naar margenooti groote lijdsaemheydt, in verdruckinghen, in noot, in benautheden: | |
6Met reynicheyt, met wetenschap, met lanckmoedicheyt, met vriendelickheyt, met den heylighen Gheest, met ongheueynsder liefde: | |
7Met den woorde der waerheyt, met de kracht Gods, door de wapenen der rechtueerdicheydt ter rechter ende ter slincker hant: | |
8Door eere ende oneere: door lasteringhe ende prijs: als verleyders, ende [nochtans] warachtich: | |
9Als onbekende, ende [nochtans] bekendt: Ga naar margenootl als die steruen, ende siet, wy leuen: als die ghestraft worden, ende niet ghedoot: | |
B.10Als droeuich zijnde, nochtans altijts vrolick: als arme, nochtans vele rijcke makende: als niet hebbende, ende [nochtans] alle dinck besittende. | |
11Onse mont is gheopent tot v O Corinthen, onse herte is verbreyt. | |
13De selue vergheldinghe [begheere ick van v,] ick spreke als tot myne kinderen, verbreyt v ghy oock. | |
14Ga naar margenootn Treckt gheen ander Iock aen, met de ongheloouighe: Ga naar margenooto want wat mededeel [heeft] de gherechticheydt met ongherechticheydt? Ende wat ghemeynschap [heeft] het licht met der duysternisse? | |
15Ende wat eendrachticheydt [heeft] Christus met Belial? Of wat deel [heeft] de gheloouige met den ongheloouighen? | |
16Ende wat schick is den Tempel Gods met Afgoden? Ga naar margenootp Want ghy zijt den Tempel des leuendighen Gods: ghelijck God geseyt heeft: Ga naar margenootq Ick sal in hen woonen, ende wandelen, ende sal haer God wesen, ende sy sullen mijn volck wesen. | |
17Daerom Ga naar margenootr gaet wt den midden van onder hen, ende scheyt v af seydt de Heere, ende en tast niet onreyns aen, ende ick sal v ontfanghen. | |
18Ga naar margenoots Ende ick sal v tot eenen Vader wesen, ende ghy sult my tot sonen ende dochters wesen, seyt de Heere almachtich. |
|