Biblia dat is, de gantsche Heylighe Schrift, grondelick ende trouvvelick verduydtschet, Met verklaringhe duysterer woorden, redenen ende spreucken [etc.] (Deux-Aes bijbel)

Dat iiij. Capittel.

1. Hoe de Dienaers des Euangelijs moeten gheacht zijn, 8. de hoouerdicheyt der Corinthen wort gestraft: 9. de gheueynstheyt der valschen Apostelen door exempelen ontdeckt.

A.1

SO achte ons een [yeghelick] mensche, ⁺ als voor ^a Dienaers Christi, ende wtdeelders der verborghentheden Gods.

+ Hoemen de Dienaers achten sal.

a Matth. 24.e.45. 2.Corinth. 6.a.4 Titi 1.a.7

2

Ende voort wort in de wtdeelders versocht, ^b dat een yeghelick getrouwe beuonden worde.

b Luce 12.e.42

3

Ende my is het voor het minste, dat ick van v gheoordeelt worde, of van eenen menschelicken ^c oordeele: ⁺ maer ick en oordeele oock my seluen niet.

c Griecx, daghe:

+ Oordeelen.

4

Want ick en weet my seluen gheens dincks schuldich: ^d Nochtans ben ick daer door niet rechtueerdich: maer de Heere is de ghene die my oordeelt.

d Exodi 34.a.7 Iob 9.a.2 Psalm. 142.a.2

5

^e So dan oordeelt niet voor den tijt, tot dat de Heere koemt, die ^f oock int licht sal brengen dat in de duysterheyt verborghen is, ende den raedt der herten sal openbaren: ende dan sal een yegelick van Gode lof hebben.

e Matthei 7.a.1 Roman. 2.a.1

f Griecx, het verborghen der duysterheyt verlichten sal.

6

Dit broeders, hebbe ick by ghelijckenisse op my ende op Apollo gheduydt, om uwent wille: om dat ghy in ons soudt leeren, niet [van v] te gheuoelen bouen dat [nu van my] gheschreuen is: op dat hem niet om yemandts wille deen teghen den anderen op blase.

7

Want wie scheydt dy wt? ⁺ ende ^g wat hebstu dat du niet ontfanghen en hebst? Ende ist dat du het ontfangen hebst, wat roemstu, als of du het niet ontfanghen en hadst?

+ Alle dinck ontfangen wy van God.

g Iacobi 1.b.17

8

Ghy zijt nu versaedt, ghy zijt nu rijcke geworden, ghy hebt heerschappie sonder ons, ende: och of ghy heerschappie hadt, op dat wy oock mochten met v heerschappie hebben.

9

Want ick houde, dat God ons, [namelick] de laetste Apostelen, ^h verthoont heeft als ⁱ die ter doot gheeyghent zijn: want wy zijn een gaepspel gheworden der Werelt, ende den Engelen, ende den menschen.

h Of, voorgestelt

i Psalm. 44.c.23 Roman. 8.d.36 2.Corinth. 4.b.11

B.10

Wy [zijn] dwaes om Christus wille, maer ghy [zijt] wijs in Christo: wy zijn kranck, maer ghy [zijt] sterck: Ghy [zijt] eerlick, maer wy [zijn] ^k veracht.

k Griecx, eerloos.

11

Tot op deser vre lijden wy hongher, ende dorst, ende zijn naeckt, ende worden gheslaghen met vuysten, ende en hebben geen seker woonstede.

12

^l Ende arbeyden ende wercken met onse handen. ^m Wy worden schandelick aenghesproken, ende seghenen: wy worden veruolcht, ende ziju lijdsaem.

l Actuum 18.a.3 ende 20.d.34 1.Thess. 2.a.9 2.Thess. 3.a.8

m Matth. 5.e.44 Luce 23.d.34 Actuum 7.g.60

13

Wy worden ghelastert ende bidden. Wy zijn gheworden als wtworpsel deser wereldt, ende aller menschen wtuaechsel, tot noch toe.

14

Dit en schrijue ick niet om ⁿ v te beschamen: maer ick vermane v als mijn lieue kinderen.

n Griecx, uwe schande verwijtende:

15

Want al hadt ghy thien duysent Leermeesters in Christo: [so en hebt ghy] nochtans niet vele vaders: Want ^o in Christo Iesu, hebbe ick v door het Euangelium ghegenereert.

o Galat. 4.b.19 Philem. b.10 Iacobi 1.b.18

16

^p So bidde ick v dan, weest myne nauolghers.

p 1.Corinth. 11.a.1 Philippen. 3.b.17 1.Thess. 1.a.6 2.Thess. 3.a.9

17

Hierom hebbe ick v Timotheum ghesonden, die welcke mijn lieue ende getrouwe sone is inden Heere. Die welcke v indachtich maken sal myne weghen in Christo, ghelijck ick alomme in alle Ghemeynten leere.

18

Daer zijn sommighe opgheblasen, als of ick niet en soude tot v komen.

19

Maer ick sal korts tot v komen, ist dat ^q de Heere wil: ende ick sal bekennen niet het spreken der opgheblasenen, maer de macht.

q Actuum 18.c.28 Hebr. 6.a.4 Iacobi 4.b.15

C.20

^r Want het Koninckrijcke Gods is niet in het spreken, maer inder macht.

r 1.Corinth. 2.a.4 1.Thess. 1.a.5 2.Petri 1.b.16

21

Wat wilt ghy? sal ick met der roede tot v komen: of met liefde ende ^s saechtmoedigen gheeste?

s Griecx, gheest der saechtmoedicheyt?