Biblia dat is, de gantsche Heylighe Schrift, grondelick ende trouvvelick verduydtschet, Met verklaringhe duysterer woorden, redenen ende spreucken [etc.] (Deux-Aes bijbel)
(2009)–Anoniem Deux-Aes bijbel– Auteursrechtelijk beschermd1. Oorsake der verstooringhe Israels ende Iuda, is afuallighe Afgoderije. | |
A.1ROept luyde als een Basuyne, [ende spreect:] Ga naar margenoota Hy koemt alreede ouer het huys des Heeren, als een Arndt, Ga naar margenootb daeromme dat sy mijn verboudt ouertreden, ende van myner Wet afuallich worden. | |
3Israel verwerpet het goede, daeromme moetse de vyandt veruolghen. | |
4Ga naar margenootd Sy maken Koninghen, doch sonder my: sy setten Vorsten: ende ick en moet dat niet weten: van haren siluer ende goude, maken sy Afgoden, op dat sy Ia in korten wtgheroeyet worden. | |
5Ga naar margenoote Dijn kalf Samaria verstoot hy, mynen toorne is ouer haer vergrimmet: het en kan niet langhe staen, sy moeten ghestraffet worden. | |
6Want dat kalf is van Israel af komen, ende een werckmeester heeft het ghemaket, ende en kan ymmers gheen God zijn: daeromme sal dat kalf Samarie verpuluert worden. | |
7Want sy saeyen windt, ende sullen onweder inoogsten: haer zaedt en sal niet opkomen, ende hare vruchten gheen meel gheuen: ende oft sy het ghauen, sullen het doch vreemde verslinden. | |
8Israel wordt verslonden, de Heydenen gaen met hen omme, als met eenen onweerden vate. | |
9Daerom, dat sy henen op ten Assur loopen, als een Ga naar margenootf† wildt in der verbijsteringhe, Ga naar margenootg Ephraim schencket den boleerders, | |
B.10Ende geeft den Heydenen Tribuyt: de selue Heydenen wil ick nu ouer haer versamelen: sy sullen der last des Konincks ende der Vorsten, in korten moede worden. | |
11Want Ephraim heeft der Altaren vele ghemaket te sondighen, so sullen hem oock de Altaren ter sonde ghedijen. | |
12Wanneer ick hem al schoon vele van myner Wet schrijue, so wordt sy doch geachtet als een Ga naar margenooth vreemde leere. | |
13Ga naar margenooti Dat sy nu vele offeren ende vleesch daer brenghen ende Ga naar margenootk etent, so en heeft doch de Heere geen welgheuallen daeraen: maer hy wil harer misdaedt gedencken, ende hare sonden te huyssoecben, Ga naar margenootl die hen tot Egypten keeren. | |
14Israel vergheet synes Scheppers, ende bouwet Kercken: so maket Iuda vele vaste steden: Ga naar margenootm doch ick wil vyer in syne steden schicken, dat sal syne huysen verteeren. |
|